ECLI:NL:RBLIM:2018:5629

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
20 juni 2018
Publicatiedatum
14 juni 2018
Zaaknummer
6579761 CV EXPL 18-258
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van huur voor chalet en b&b met afwijzing van een deel van de vordering

In deze zaak vordert de stichting STICHTING EXITINGDREAMS, mede h.o.d.n. DE REMUNSJE BELEAVING, betaling van huur voor een chalet en een b&b in het kader van het kerstevenement "Christmas Dreams Roermond". De eiseres heeft een chalet verhuurd van 1 december 2017 tot en met 7 januari 2018 en een b&b van 30 januari 2017 tot 8 januari 2018. De gedaagde partij heeft het chalet per 18 december 2017 verlaten en de b&b per 19 december 2017. De eiseres vordert in totaal € 4.957,15, inclusief buitengerechtelijke incassokosten en rente.

De kantonrechter heeft geoordeeld dat de eiseres niet heeft aangetoond dat zij contractspartij is met betrekking tot de b&b, waardoor dit deel van de vordering wordt afgewezen. De gedaagde partij heeft verweer gevoerd en zich beroepen op dwaling met betrekking tot de huur van het chalet. De kantonrechter oordeelt dat het beroep op dwaling niet slaagt, omdat de gedaagde partij onvoldoende heeft onderbouwd dat hij anders zou hebben gehandeld indien hij op de hoogte was geweest van bepaalde omstandigheden.

De kantonrechter heeft de gedaagde partij veroordeeld tot betaling van € 2.664,72 voor de huur van het chalet, vermeerderd met wettelijke rente. De proceskosten worden gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en het meer of anders gevorderde is afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Roermond
Zaaknummer: 6579761 \ CV EXPL 18-258
Vonnis van de kantonrechter van 20 juni 2018
in de zaak van:
de stichting STICHTING EXITINGDREAMS, mede h.o.d.n. DE REMUNSJE BELEAVING,
gevestigd te Roermond,
eisende partij,
in rechte verschenen,
tegen:
[gedaagde partij] , h.o.d.n. [handelsnaam gedaagde partij],
wonend [adres gedaagde partij] ,
[woonplaats gedaagde partij] ,
gedaagde partij,
gemachtigde mr. I.A.C. Cools.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding
  • de conclusie van antwoord
  • de conclusie van repliek
  • de conclusie van dupliek.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Eisende partij houdt zich bezig met de exploitatie van het kerstevenement in Roermond, ook wel genaamd het “Christmas Dreams Roermond” evenement.
2.2.
Eisende partij heeft aan gedaagde partij een chalet verhuurd voor de periode van
1 december 2017 tot en met 7 januari 2018 gedurende het kerstevenement en met afnemen van elektra. Op de overeenkomst zijn voorwaarden (het Deelname reglement Christmas Dreams Roermond) van toepassing. Bij factuur van 24 november 2017 is een bedrag van € 2.317,15 in rekening gebracht.
2.3.
Gedaagde partij heeft het chalet per 18 december 2017 verlaten.
2.4.
Gedaagde partij heeft verder een kamer in een b&b gehuurd voor de periode van 30 januari 2017 tot 8 januari 2018. Bij factuur van 24 november 2017 is een bedrag van € 1.170,00 in rekening gebracht. Op de factuur staat de naam “De Roermondse Beleving vermeld”.
Gedaagde partij heeft de b&b per 19 december 2017 verlaten, er is uitgecheckt en de sleutel is overhandigd.

3.Het geschil

3.1.
Eisende partij vordert - samengevat - veroordeling van gedaagde partij tot betaling van € 4.957,15 (€ 4.287,15 aan hoofdsom en € 670,00 aan buitengerechtelijke incassokosten), vermeerderd met rente en kosten.
3.2.
Gedaagde partij voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Eisende partij vordert betaling van beide hiervoor vermelde facturen, alsmede een bedrag van € 800,00 aan boete vanwege het vroegtijdig verlaten van het chalet op het kerstevenement. De boete is gebaseerd op artikel 10 van het toepasselijke Deelname reglement.
4.2.
Ten aanzien van de vordering tot betaling van de kosten van de b&b voert gedaagde partij primair aan dat het volstrekt onduidelijk is of er überhaupt sprake is van een vordering van de zijde van eisende partij. De factuur staat immers vermeld op naam van Roermondse Beleving en de vraag rijst of eisende partij gerechtigd is om deze vordering op te eisen en of eisende partij als contractspartij ten aanzien van deze vordering kan worden aangemerkt.
4.3.
Ten aanzien van de vordering met betrekking tot de kosten b&b is de kantonrechter van oordeel dat eisende partij niet heeft aangetoond dat zij contractspartij van gedaagde partij is dan wel op andere wijze gerechtigd is de betaling op te eisen. Gelet op het verweer van gedaagde partij had het op de weg van eisende partij gelegen om stukken, zoals een uittreksel uit de registers van de Kamer van Koophandel, in het geding te brengen waaruit onomstotelijk blijkt dat zij contractspartij van eisende partij is. Dit geldt te meer nu de factuur ook niet de naam “De Remunsje Beleaving” vermeld, maar van “De Roermondse Beleving”. De enkele vermelding in punt 7 van de conclusie van repliek (door eisende partij genoemd conclusie van antwoord) dat zij op de Hamstraat 20B in Roermond een b&b exploiteert is in elk geval onvoldoende.
Dit deel van de vordering wordt reeds daarom afgewezen.
4.4.
Ten aanzien van de factuur met betrekking tot de huur van het chalet beroept gedaagde partij zich op dwaling ex artikel 6:228 BW.
Hij stelt dat als op voorhand bij hem bekend zou zijn geweest dat er
( a) een tweede ijsbaan (op het outletterrein) zou komen;
( b) het treintje vanuit het outletcenter niet door zou gaan;
( c) entertainment pas rondom de Kiosk zou plaatsvinden na dagsluiting van de chalets;
( d) de levende kerststal feitelijk niet bestond
hij nimmer tot aangaan van de overeenkomst was overgegaan.
Gedaagde partij heeft deze standpunten onvoldoende onderbouwd. Zo is onduidelijk en niet nadrukkelijk gesteld welke mededelingen door eisende partij zouden zijn gedaan die tot de gestelde dwaling hebben bijgedragen terwijl evenmin is gesteld dat ook eisende partij van de onjuiste veronderstelling is uitgegaan. Dit geldt in ieder geval voor de punten (c) en (d). De kantonrechter is van oordeel dat dit ook geldt voor (a), nu immers uit de standpunten van gedaagde partij volgt dat hij ervan uitging dat er een ijsbaan zou komen maar door hem nergens is gesteld dat is medegedeeld dat dit de enige ijsbaan zou zijn. De kennelijk wel bestaande veronderstelling dat dit het geval zou zijn moet zonder nadere onderbouwing –welke achterwege is gebleven- dan ook voor rekening van gedaagde partij blijven.
Er resteert dan het zogenoemde treintje. Vast staat -immers gesteld en niet weersproken- dat medegedeeld is dat er een treintje van en naar het outletcenter zou zijn en dat tevens vast staat dat dit treintje er niet is gekomen. Niet voldoende onderbouwd gesteld is echter dat indien gedaagde partij had geweten dat er geen treintje was de overeenkomst niet (zo) zou zijn gesloten.
Het beroep op dwaling slaagt daarmee niet. Dit brengt met zich dat gedaagde partij gehouden is de factuur voor het gehuurde chalet te voldoen.
4.5.
Nu de overeenkomst in stand is gebleven, dient beoordeeld te worden of gedaagde partij gehouden is een boete te betalen. In dit verband heeft gedaagde partij aangevoerd dat hij met een andere chalethouder heeft afgesproken dat deze het chalet zou openen en dat daarin een kerstster zou worden geplaatst met daarbij een briefje dat gedaagde partij door omstandigheden niet aanwezig was. Dit verweer is door eisende partij niet weersproken. In haar conclusie van repliek (door eisende partij conclusie van antwoord genoemd) gaat eisende partij in het geheel niet in op dit deel van de vordering en onderbouwt zij haar stellingen niet. De vordering betreffende de boete wordt daarom bij gebrek aan onderbouwing afgewezen.
4.6.
Eisende partij maakt aanspraak op de vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. De kantonrechter stelt vast dat het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing is nu het verzuim op/na 1 juli 2012 is ingetreden. De kantonrechter is van oordeel dat eisende partij in voldoende mate heeft aangetoond dat er buitengerechtelijke werkzaamheden zijn verricht die voor vergoeding in aanmerking komen. Gelet op de toe te wijzen hoofdsom zal een bedrag van € 347,57 aan buitengerechtelijke kosten worden toegewezen.
4.7.
Nu partijen over en weer in het (on)gelijk zijn gesteld, zullen de proceskosten gecompenseerd worden in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
4.8.
De kantonrechter zal dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad verklaren.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
veroordeelt gedaagde partij om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan eisende partij te betalen een bedrag van € 2.664,72, vermeerderd met de wettelijke handelsrente over € 2.317,15 vanaf 5 januari 2018 tot de dag van volledige betaling,
5.2.
compenseert de proceskosten in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
5.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.H.M.J.F. Piëtte en in het openbaar uitgesproken.
type: PL
coll: