ECLI:NL:RBLIM:2018:5525

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
12 juni 2018
Publicatiedatum
12 juni 2018
Zaaknummer
03/700280-17
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van huisarts in zedenzaken met betrekking tot seksuele handelingen met patiënt

Op 12 juni 2018 heeft de Rechtbank Limburg in Maastricht uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een huisarts, die werd beschuldigd van het plegen van zedendelicten met een patiënt. De verdachte, bijgestaan door zijn advocaat mr. R. Engwegen, werd vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten, die bestonden uit seksuele handelingen met de aangeefster, die op het moment van de handelingen in een staat van verminderd bewustzijn verkeerde. De rechtbank constateerde dat er een gebrek was in de tenlastelegging, omdat niet duidelijk was gemaakt dat de aangeefster in een staat van bewusteloosheid of lichamelijke onmacht verkeerde. De rechtbank oordeelde dat de aangeefster niet in een zodanige toestand verkeerde dat van haar niet kon worden verwacht dat zij weerstand bood aan de seksuele verlangens van de verdachte.

De officier van justitie had gerekwireerd tot bewezenverklaring van beide feiten, maar de rechtbank vond onvoldoende bewijs om de beschuldigingen te ondersteunen. De aangeefster had wisselende verklaringen afgelegd over de gebeurtenissen, en de rechtbank concludeerde dat er onvoldoende bewijs was voor de ontuchtige handelingen die de verdachte werden verweten. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet schuldig was aan de tenlastegelegde feiten en sprak hem vrij. De vordering van de benadeelde partij werd niet-ontvankelijk verklaard, en de rechtbank gelastte de teruggave van in beslag genomen goederen aan de aangeefster.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
Parketnummer: 03/700280-17
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 12 juni 2018
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboortegegevens verdachte] ,
wonende te [adresgegevens verdachte] .
De verdachte wordt bijgestaan door mr. R. Engwegen, advocaat kantoorhoudende te Echt.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 29 mei 2018. De verdachte en zijn raadsman zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.

2.De tenlastelegging

De gewijzigde tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte:
Feit 1:seksuele handelingen, bestaande uit het binnendringen van het lichaam, heeft verricht met de aangeefster [naam aangeefster] , die op dat moment in staat van bewusteloosheid, verminderd bewustzijn dan wel lichamelijke onmacht verkeerde;
Feit 2:als huisarts werkzaam in de gezondheidszorg, ontucht heeft gepleegd met de aangeefster [naam aangeefster] , die zich als patiënt aan zijn hulp en zorg had toevertrouwd, door haar borsten en haar vagina te betasten.

3.De voorvragen

De rechtbank constateert ambtshalve dat, gelet op de redactie van artikel 243 van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr), sprake is van een gebrek in de tenlastelegging (de tenlastelegging is weergegeven in de bijlage), in die zin dat er geen correct onderscheid is gemaakt tussen de vier vormen van dat strafbare feit. Het eerste onderdeel van de vierde vorm ‘lijden aan een zodanige gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens’ is niet ten laste gelegd. Wel is ten laste gelegd het tweede onderdeel van de vierde vorm ‘dat hij niet of onvolkomen in staat is zijn wil daaromtrent te bepalen of kenbaar te maken of daartegen weerstand te bieden’. Het gaat te ver om de dagvaarding verbeterd te lezen. Desalniettemin is het voor de verdediging, gelet op het achterliggende dossier en het verhandelde ter terechtzitting, evident welk verwijt de verdachte wordt gemaakt: namelijk dat de verdachte seksuele handelingen heeft verricht met de aangeefster, die op dat moment in staat van bewusteloosheid, verminderd bewustzijn dan wel lichamelijk onmacht verkeerde. Het gebrek gaat dan ook niet zover, dat de dagvaarding nietig moet worden verklaard. De rechtbank is van oordeel dat de dagvaarding geldig is.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de beide ten laste gelegde feiten.
Ten aanzien van feit 1 heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat de aangeefster [naam aangeefster] zich tijdens de handelingen door de verdachte in een staat van verminderd bewustzijn bevond. De aangeefster, een zeer kwetsbare vrouw die leed aan een paniekstoornis en haar huisarts om hulp vroeg, was op dat moment volgens de officier van justitie zodanig onder invloed van alcohol en medicatie, dat van haar niet kon worden verwacht dat zij weerstand bood aan de seksuele verlangens van de verdachte.
Met betrekking tot feit 2 acht de officier van justitie bewezen dat de verdachte de blote borsten en de vagina van de aangeefster heeft betast. Ook acht zij bewezen dat de verdachte geslachtsgemeenschap (seks) met de aangeefster heeft gehad. Volgens de officier van justitie is aan alle bestanddelen van artikel 249 Sr voldaan.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft, onder verwijzing naar zijn pleitnota, integrale vrijspraak bepleit.
Ten aanzien van feit 1 heeft de raadsman gesteld dat aan de zijde van de aangeefster geen sprake was van bewusteloosheid en lichamelijke onmacht. De raadsman betwist dat de aangeefster medicatie heeft gebruikt voorafgaand aan het bezoek van de verdachte en heeft voorts gesteld dat zij, ondanks het drinken van alcohol, helder was tijdens het seksueel contact zodat er evenmin sprake is geweest van verminderd bewustzijn.
Ten aanzien van feit 2 heeft de raadsman aangevoerd dat het aanraken van de borsten van de aangeefster niet als ontuchtige handeling kan worden aangemerkt, nu het aanraken ‘lege artis’ (de rechtbank begrijpt: als gebruikelijke medische onderzoekshandeling) en niet met een seksuele lading heeft plaatsgevonden. De verdachte heeft dit verklaard, wat door de aangeefster ook wordt erkend. Voor het betasten van de vagina is geen bewijs in het dossier aanwezig. De verdachte heeft dit van meet af aan ontkend en de aangeefster is daar niet eenduidig over in haar verklaringen. De ten laste gelegde ontuchtige handelingen kunnen niet worden bewezen, aldus de raadsman. Het enige seksuele contact dat tussen de verdachte en de aangeefster heeft plaatsgevonden, betreft de penetratie, maar dat is niet in feit 2 ten laste gelegd.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Inleiding
De rechtbank stelt vast dat niet ter discussie staat dat de verdachte op 8 augustus 2017 seksuele handelingen heeft verricht met de aangeefster tijdens een huisbezoek. De aangeefster heeft verklaard dat dokter [verdachte] op haar kwam toen zij op de bank zat en dat hij zijn penis in haar vagina bracht. De verdachte bekent de vaginale penetratie.
Feit 1
Voor de beoordeling van de vraag of de verdachte heeft gehandeld in strijd met artikel 243 Sr moet worden beoordeeld of de aangeefster ten tijde van de seksuele handelingen verkeerde in een staat van bewusteloosheid, verminderd bewustzijn of lichamelijke onmacht.
Uit het verhandelde ter terechtzitting en de inhoud van het dossier kan de rechtbank niet afleiden dat de aangeefster ten tijde van de seksuele handelingen buiten bewustzijn is geweest of dat zij in een fysiek weerloze toestand heeft verkeerd. Uit niets blijkt derhalve dat de aangeefster ten tijde van het seksueel contact bewusteloos was of in staat van lichamelijke onmacht verkeerde.
De vraag is dan ook of de aangeefster verkeerde in een staat van verminderd bewustzijn.
Uit de wetsgeschiedenis blijkt dat de wetgever met het opnemen van het bestanddeel verminderd bewustzijn in artikel 243 van het Wetboek van Strafrecht heeft beoogd strafbaar te stellen het plegen van seksuele handelingen, waaronder het seksueel binnendringen, met iemand die verkeert in de staat tussen waakzaamheid en geheel van de wereld zijn, waarbij van degene die verminderd bewust is in redelijkheid niet kan worden verwacht dat hij of zij weerstand biedt aan de seksuele verlangens van een ander.
De rechtbank kan niet vaststellen of de aangeefster zodanig onder invloed van alcohol en medicatie was op het moment van de geslachtsgemeenschap, dat zij verkeerde in een toestand van verminderd bewustzijn. Het onderzoek ter terechtzitting en het dossier bieden onvoldoende aanknopingspunten om vast te stellen dat hiervan sprake was bij de aangeefster. De enkele vaststelling dat de aangeefster die dag (voordat de geslachtsgemeenschap plaatsvond) alcohol had genuttigd en medicatie had gebruikt, is daarvoor onvoldoende. Het alcoholpromillage van de aangeefster is niet bekend en het dossier bevat geen toxicologische gegevens. Niet is vastgesteld hoeveel alcohol de aangeefster in haar bloed had en welke medicatie zij had geslikt.
Er zijn in het dossier juist aanknopingspunten te vinden die erop wijzen dat de aangeefster niet in een staat van verminderd bewustzijn verkeerde.
Zo is de aangeefster bij de rechter-commissaris bevraagd over hoe zij zich voelt na het drinken van de hoeveelheid bier die zij op 8 augustus 2017 had gedronken en over de uitwerking hiervan op haar. Op de vraag van de raadsman hoe de aangeefster zich voelt als zij 2 blikken bier heeft gedronken, heeft zij, zakelijk weergegeven, geantwoord dat zij zich dan niet meer zo paniekerig voelt. Op die dag vroeg zij dokter [verdachte] om hulp. De aangeefster was helemaal in paniek. De aangeefster heeft toen dokter [verdachte] gebeld met het verzoek te komen. Zij had daarna twee of drie blikken bier gedronken. Daar werd zij rustiger van. Op de vraag van de rechter-commissaris of de aangeefster dronken was, heeft zij ontkennend geantwoord.
De verdachte heeft verklaard dat de aangeefster volstrekt helder, in medische termen ‘compos mentis’ was. Volgens de verdachte was ze iemand die op een volstrekt normale manier de deur opende en verder gewoon normaal was. Ze was niet ladderzat of ‘onder de pillen’. De verdachte heeft met de aangeefster gesproken over haar medicatie, omdat er twijfel bestond over wat ze wel en niet nam. Kortom, uit deze verklaringen kan niet worden afgeleid dat de aangeefster dronken was en dat de drank effect heeft gehad op haar bewustzijn.
Volledigheidshalve stelt de rechtbank nog vast dat niet is gebleken dat de aangeefster niet in staat was om haar wil te bepalen, waarbij in het midden kan blijven of een andersluidend oordeel op basis van de tenlastelegging tot een veroordeling had kunnen leiden.
Het vorenstaande moet ertoe leiden dat de verdachte wordt vrijgesproken van hetgeen hem onder feit 1 is ten laste gelegd.
Feit 2
De ontuchtige handelingen die de verdachte worden verweten betreffen ‘het betasten van de (blote) borsten van de aangeefster [naam aangeefster] en/of het betasten van haar vagina’. De verdachte heeft, zoals hiervoor onder feit 1 reeds is overwogen, bekend dat hij de aangeefster vaginaal heeft gepenetreerd. Dat hij de aangeefster heeft gevingerd of haar vagina heeft betast heeft hij echter stellig ontkend. De verdachte heeft voorts verklaard dat hij de borsten van de aangeefster heeft aangeraakt, maar hij ontkent dat deze handeling een seksuele strekking had. Volgens de verdachte heeft de aangeefster haar borsten laten zien, nadat zij had aangegeven dat zij last had van haar borst.
Voor het betasten van de vagina bevindt zich in het dossier onvoldoende bewijs. De verdachte heeft dit, zoals gezegd, ontkend en de aangeefster heeft daarover wisselende verklaringen afgelegd. Zo heeft zij in eerste instantie bij de politie verklaard dat dokter [verdachte] haar gevingerd zou hebben. Later weet zij dat niet meer zeker. En in haar laatste verklaring zegt zij op het moment dat zij door de politie met de ontkennende verklaring op dat punt van de verdachte wordt geconfronteerd, dat het zou kunnen dat [verdachte] haar niet heeft gevingerd, maar dat hij wel heeft gevoeld. De wisselende verklaringen van de aangeefster zijn voor de rechtbank onvoldoende om tot bewezenverklaring te kunnen komen van het betasten/vingeren van de vagina. Er bevinden zich geen andere bewijsmiddelen in het dossier, op grond waarvan de rechtbank tot een ander oordeel zou kunnen komen.
Over het betasten van de borsten bestaat geen discussie. Dat de verdachte de borsten van de aangeefster heeft aangeraakt
anders dan in het kader van medisch onderzoek, acht de rechtbank echter evenmin bewezen. Ook daar heeft de aangeefster wisselend over verklaard. Zo heeft zij aanvankelijk bij de politie verklaard dat haar borsten door dokter [verdachte] werden betast. Bij de rechter-commissaris heeft de aangeefster echter op vragen van de verdediging over de wijze waarop het onderzoek aan haar borsten plaatsvond en of het juist is dat zij haar truitje had opgetild, geantwoord dat, zakelijk weergegeven, zij haar truitje heeft opgetild en dat dokter [verdachte] haar borsten heeft aangeraakt, zoals een dokter dat doet. In het dossier bevindt zich onvoldoende bewijs dat het betasten van de blote borsten van de aangeefster als ontucht in de zin van artikel 249 Sr kan worden gekwalificeerd.
In dat verband overweegt de rechtbank nog dat de verdachte van begin af aan open kaart heeft gespeeld. Hij heeft bekend dat hij de aangeefster vaginaal heeft gepenetreerd en hij heeft verklaard dat hij aan de borsten van de aangeefster heeft gevoeld in het kader van medisch onderzoek, zonder seksuele bedoelingen. Met de raadsman ziet de rechtbank dan ook niet in welk belang de verdachte zou hebben gehad bij het ontkennen van het betasten van de vagina en borsten (anders dan in medische zin). Op het moment van het afleggen van zijn verklaringen, wist de verdachte nog helemaal niet welke verwijten hem later zouden worden gemaakt. De rechtbank acht de verklaringen van de verdachte dan ook betrouwbaar.
Alleen het penetreren van de vagina van de aangeefster zou bewezen kunnen worden. De verdachte heeft die seksuele handeling bekend en hij heeft toegegeven daarmee verschrikkelijk de fout in te zijn gegaan. Het had volgens de verdachte nooit mogen gebeuren. De steller van de tenlastelegging heeft er echter niet voor gekozen om deze seksuele handeling ook in feit 2 ten laste te leggen. Wat wel ten laste is gelegd kan, zoals reeds hiervoor is overwogen, niet wettig en overtuigend worden bewezen.
De verdachte dient daarom ook van feit 2 te worden vrijgesproken.

5.De benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

5.1
De vordering van de benadeelde partij
De benadeelde partij [naam aangeefster] vordert een schadevergoeding van € 20.000,00 ter zake van feiten 1 en 2.
5.2
Het oordeel van de rechtbank
Nu de verdachte van het tenlastegelegde zal worden vrijgesproken, zal de benadeelde partij in haar vordering niet-ontvankelijk worden verklaard.

6.Het beslag

6.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd tot teruggave van de inbeslaggenomen goederen aan de rechthebbende, de aangeefster [naam aangeefster] , te weten:
- het beddengoed (deken);
- de kleding (ondergoed en trainingspak).
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft naar voren gebracht dat de op de beslaglijst vermelde goederen allemaal in beginsel de aangeefster [naam aangeefster] toebehoren, zodat de verdediging zich voor wat betreft het beslag refereert aan het oordeel van de rechtbank.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal de teruggave gelasten van de deken en de kleding aan de rechthebbende, de aangeefster [naam aangeefster] , nu het belang van de strafvordering zich niet meer tegen teruggave verzet.

7.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt de verdachte vrij van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten;
Benadeelde partij
  • verklaart de benadeelde partij [naam aangeefster] , wonende te [woonplaats] , niet-ontvankelijk in haar vordering;
  • veroordeelt de benadeelde partij in de door de verdachte gemaakte kosten, tot heden begoot op nihil;
Beslag
- gelast de teruggave van de volgende in beslag genomen voorwerpen aan de rechthebbende mevrouw [naam aangeefster] :
  • beddengoed, deken (971678);
  • kleding, ondergoed (971681);
  • kleding, trainingspak (971684).
Dit vonnis is gewezen door mr. R. Verkijk, voorzitter, mr. P.H.M. Kuster en
mr. J.A.A.C. Claessen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. S. Schmeets, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 12 juni 2018.
Buiten staat
Mr. J.A.A.C. Claessen is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
1.
hij, op of omstreeks 08 augustus 2017 in de gemeente Brunssum, met [naam aangeefster] , van wie hij, verdachte, wist dat deze in staat van bewusteloosheid, verminderd bewustzijn of lichamelijke onmacht verkeerde, dat deze niet of onvolkomen in staat was haar wil daaromtrent te bepalen of kenbaar te maken of daartegen weerstand te bieden, een of meer handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel
binnendringen van het lichaam van die [naam aangeefster] , te weten het brengen van zijn penis en/of vinger(s) in haar vagina;
2.
hij, op of omstreeks 08 augustus 2017 in de gemeente Brunssum, terwijl hij werkzaam was in de gezondheidszorg en/of maatschappelijke zorg, ontucht heeft gepleegd met [naam aangeefster] , die zich als patiënt en/of cliënt aan verdachtes hulp en/of zorg had toevertrouwd, door de (blote) borsten en/of vagina van die [naam aangeefster] te betasten.