Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
1.De procedure
- de dagvaarding
- de conclusie van antwoord
- de conclusie van repliek
- de conclusie van dupliek.
2.De feiten
3.Het geschil
4.De beoordeling
- dagvaarding € 101,05
- griffierecht 939,00
- salaris gemachtigde
Rechtbank Limburg
In deze zaak vorderde VGZ Zorgkantoor B.V. een bedrag van € 15.251,77 van de gedaagde partij, die een persoonsgebonden budget (PGB) had ontvangen voor zorg. De procedure begon met een terugvorderingsbeschikking van 26 mei 2015, waarin werd vastgesteld dat de gedaagde teveel PGB had ontvangen. De gedaagde had verantwoording afgelegd voor een deel van het ontvangen bedrag, maar VGZ had aanvullende informatie nodig om de verantwoording volledig te kunnen beoordelen. Ondanks herhaalde verzoeken om informatie, ontving VGZ deze niet van de gedaagde partij. De gedaagde stelde dat hij niet in staat was om bezwaar te maken tegen de terugvorderingsbeschikking vanwege zijn medische situatie en dat zijn contactpersoon, de heer B. Lemmers van Stichting Cedere Zorg, namens hem bezwaar had gemaakt.
De kantonrechter oordeelde dat de gedaagde niet tijdig bezwaar had ingediend tegen de terugvorderingsbeschikking, waardoor deze formele rechtskracht had gekregen. De rechter concludeerde dat VGZ een aantal fouten had gemaakt in de communicatie met de gedaagde en zijn contactpersoon, maar dat dit niet betekende dat de gedaagde niet verplicht was om het teveel ontvangen PGB terug te betalen. De kantonrechter wees de vordering van VGZ toe, maar wees de gevorderde incassokosten af, omdat VGZ niet eerst het herzieningsverzoek had behandeld voordat zij het incassotraject opstartte. De gedaagde werd veroordeeld tot betaling van € 13.544,35, vermeerderd met wettelijke rente en proceskosten.