ECLI:NL:RBLIM:2018:5478

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
7 juni 2018
Publicatiedatum
11 juni 2018
Zaaknummer
C/03/249581 / KG ZA 18-253
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot medewerking aan verkoop en levering van percelen uit nalatenschap

In deze zaak vorderen de eisers, die erfgenamen zijn van een overleden familielid, dat de gedaagden, ook erfgenamen, worden veroordeeld om mee te werken aan de verkoop en levering van een negental percelen die deel uitmaken van een nog te verdelen nalatenschap. De eisers stellen dat dertien van de veertien erfgenamen instemmen met de verkoop, terwijl de veertiende erfgenaam, gedaagde sub 2, zich verzet. De voorzieningenrechter oordeelt dat de onwillige gedaagde niet wordt benadeeld door de veroordeling tot medewerking aan de verkoop, gezien haar eerdere houding en het feit dat zij niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij enig eigenaar is van de percelen. De rechtbank heeft eerder al geoordeeld dat de gedaagde de percelen moest terugleveren aan de nalatenschap, wat de eigendomsverhoudingen complicaties met zich meebracht. De eisers hebben belang bij de verkoop, omdat de onverdeeldheid van de nalatenschap leidt tot spanningen en de waarde van de percelen kan dalen. De voorzieningenrechter wijst de vorderingen van de eisers toe en legt dwangsommen op voor het geval de gedaagden niet meewerken aan de verkoop.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
zaaknummer: C/03/249581 / KG ZA 18-253
Vonnis in kort geding van 7 juni 2018
in de zaak van

1.[eiser sub 1] ,

wonend te [woonplaats 1] ;

2.[eiseres sub 2] ,

wonend te [woonplaats 1] ;

3.[eiseres sub 3] ,

wonend te [woonplaats 2] , (echtgenote van wijlen [naam overledene] ) en de kinderen:
a.
[eiseres sub 3A] ,
wonend te [woonplaats 3] ,
b.
[eiser sub 3B] ,
wonend te [woonplaats 4] ,
c.
[eiseres sub 3C] ,
wonend te [woonplaats 5] ,

4.[eiser sub 4] ,

wonend te [woonplaats 6] ;

5.[eiseres sub 5] ,

wonend te [woonplaats 7] ;

6.[eiser sub 6] ,

wonend te [woonplaats 8] ;

7.[eiser sub 7] ,

wonend te [woonplaats 6] ;

8.[eiser sub 8] ,

wonend te [woonplaats 6] ;

9.[eiseres sub 9] ,

wonend te [woonplaats 9]
eisers,
advocaat mr. P.J.M. Brouwers te Maastricht;
tegen:

1.[gedaagde sub 1] ,

wonend te [woonplaats 10] ;
advocaat mr. P.W.J.M. Theunissen;

2.[gedaagde sub 2] ,

wonend te [woonplaats 11] ,
advocaten mr. R.Ph.E.M. Cratsborn en mr. M.E. Cuppen.
Partijen zullen hierna [eisers] c.s., [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] genoemd worden.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding;
  • de akte houdende wijziging van eis;
  • de mondelinge behandeling;
  • de pleitnota van [eisers] c.s.;
  • de pleitnota van [gedaagde sub 2] .
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eisers] c.s., [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] zijn de erfgenamen van hun op 14 oktober 1984 overleden (groot/schoon)vader [naam vader] (verder te noemen: vader [naam vader] ) en hun op 10 januari 2000 overleden (groot/schoon)moeder [naam moeder] . Als gevolg van een arrest van 4 oktober 2005 van het gerechtshof te Den Bosch heeft [gedaagde sub 2] een negental percelen, hierna De Percelen, die zij in 1966 van vader [naam vader] had gekocht, moeten terugleveren aan (de nalatenschap van) haar inmiddels overleden vader, zodat diens nalatenschap opnieuw moest worden verdeeld. Over de verdeling van De Percelen zijn geschillen gerezen tussen de erfgenamen. Dat heeft er toe geleid dat twaalf van de veertien erfgenamen, van de oorspronkelijk twee onwillige erfgenamen – [gedaagde sub 2] en [eiseres sub 9] – bij dagvaarding van 29 augustus 2014 hebben gevorderd dat [gedaagde sub 2] en [eiseres sub 9] zouden meewerken aan – onder andere – de verkoop van De Percelen aan een zekere [naam 1] , de pachter van De Percelen. De rechtbank heeft bij verstekvonnis van 12 november 2014 [gedaagde sub 2] en [eiseres sub 9] – onder andere – veroordeeld om alle noodzakelijke medewerking te verlenen aan verkoop en de levering van De Percelen aan genoemde [naam 1] voor een bedrag van € 1.131.000,--. Na tegen dat vonnis ingesteld verzet door [gedaagde sub 2] , is het verstekvonnis bij vonnis van 21 december 2016 bekrachtigd.
2.2.
Bij dagvaarding van 21 maart 2017 heeft eiser sub 1 hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van 21 december 2016. Ook [gedaagde sub 2] heeft aanvankelijk beroep aangetekend tegen dat vonnis, maar heeft dat beroep uiteindelijk niet doorgezet.
2.3.
Bij dagvaarding van 8 mei 2018 hebben een aantal van eisers en [gedaagde sub 1] voornoemde [naam 1] en [naam 2] (verder te noemen: [naam 2] ), een zoon van [gedaagde sub 1] , gedagvaard in kort geding. Dat geding strekte er toe dat [naam 1] en [naam 2] zouden worden veroordeeld – onder andere, en zakelijk weergegeven, voor zover van belang – om De Percelen, voor zover bij hen in gebruik, te verlaten. Met deze vordering wilden eisers in die procedure bereiken dat De Percelen vrij van pacht zouden kunnen worden overdragen aan (nieuwe) kopers van De Percelen, te weten het echtpaar [naam kopers] , aan wie De Percelen volgens de eisers en het echtpaar [naam kopers] , inmiddels waren verkocht.
2.4.
Bij vonnis van 4 juni 2018 heeft de voorzieningenrechter de vorderingen jegens [naam 1] afgewezen en [naam 2] , op straffe van verbeurte van een dwangsom, veroordeeld om De Percelen, voor zover bij hem in gebruik, te verlaten.
2.5.
Nadat de behandeling van het kort geding op 28 mei 2018 is tussen de eisers in die zaak enerzijds, en [naam 1] , [naam 2] , [gedaagde sub 1] en het echtpaar [naam kopers] anderzijds een overeenkomst gesloten, hierna ook te noemen: de Finale Regeling. Volgens die regeling handhaaft het echtpaar [naam kopers] haar aanbod om De Percelen te kopen, met dien verstande dat de oorspronkelijk overeengekomen koopprijs wordt verlaagd van € 1.587.840,-- tot € 1.400.000,--. Na verwerving van De Percelen door het echtpaar [naam kopers] zullen deze tussen het echtpaar [naam kopers] , [naam 1] en [naam 2] worden verdeeld op een wijze die slechts hun bekend is.
2.6.
De Percelen zijn door ing. Th.A. van Sambeek RT op 21 maart 2017 gewaardeerd op € 1.685.000,--, welk bedrag vervolgens is verminderd tot € 1.621.000,--

3.Het geschil

3.1.
[eisers] c.s. stellen dat er inmiddels drie koopovereenkomsten zijn gesloten, dan wel biedingen zijn ontvangen met betrekking tot De Percelen. Er is een koopovereenkomst gesloten met het echtpaar [naam kopers] , een koopovereenkomst met [naam 3] en een koopovereenkomst met [naam 4] . Die koopovereenkomsten zijn door twaalf van de veertien erfgenamen ondertekend. Enkel [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] hebben die koopovereenkomsten niet ondertekend. Zonder hun medewerking kunnen de diverse koopovereenkomsten geen doorgang vinden.
3.2.
[eisers] c.s. stellen er recht op en belang bij te hebben om te vorderen dat [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] medewerking verlenen aan de verkoop en de levering van De Percelen.
3.3.
Dat (spoedeisend) belang volgt volgens [eisers] c.s. onder andere uit het volgende. De onverdeeldheid bestaat reeds sedert 1984 en leidt tot extreme spanningen tussen de familieleden. De prijzen die thans voor De Percelen worden gevraagd en die de potentiële kopers bereid zijn te betalen, zijn marktconform. De kopers hebben de financiering van de door hen gewenste aankopen rond, met dien verstande dat het echtpaar [naam kopers] een financieringsaanbod van haar bank heeft ontvangen dat een geldigheidsduur heeft tot en met 21 juni 2018. [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] hebben volgens [eisers] c.s. geen valide argumenten zich te verzetten tegen de koopovereenkomsten. Voorts is volgens [eisers] c.s. van belang dat bij het niet doorgaan van de koopovereenkomsten De Percelen “besmet” raken en als gevolg daarvan slechts tegen een aanzienlijk lagere prijs alsnog aan derden kunnen worden verkocht. [eisers] c.s. stellen ook nog dat ingevolge een vonnis van 7 februari 2018 van deze rechtbank de bestaande ervenrekening niet meer gebruikt mag worden voor onder andere advieskosten en kosten die bij de Grondkamer gemaakt worden voor tijdelijke pachtovereenkomsten. Eisers kunnen daardoor niet meer aan hun verplichtingen voldoen die samenhangen met het beheer van De Percelen.
3.4.
[eisers] c.s. vorderen, na wijziging van hun eis (de intrekking van een vordering tegen de oorspronkelijk medegedaagde Huntjens), dat de voorzieningenrechter bij vonnis, zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
1. [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] ieder afzonderlijk veroordeelt om uiterlijk zeven dagen na betekening van het in dezen te wijzen vonnis alle noodzakelijke medewerking te verlenen ten overstaan van de notarissen en/of medewerkers van het notariskantoor Team Notarissen, aan de Avenue Céramique 105, te 6221 KV Maastricht, aan de verkoop en levering in eigendom, zulks overeenkomstig de respectieve koopovereenkomsten:
a. van het perceel kadastraal bekend gemeente Wittem, [kadasternummer 1] , groot 1.305 ca voor de prijs van € 20.000,-- kk aan eiser sub 1, zulks op straffe van een dwangsom van € 4.000,-- per dag of gedeelte daarvan dat gedaagden aan dit vonnis niet voldoen, met een maximum aan te verbeuren dwangsommen van € 50.000,-- voor iedere gedaagde;
b. van De Percelen gemeente Wittem, [kadasternummer 2] en [kadasternummer 3] , samen groot 63.150 m² (50% aandeel) aan [naam 3] te Eys, gemeente Gulpen-Wittem voor een prijs van € 40.000,-- kk, zulks op straffe van een dwangsom van € 4.000,-- per dag of gedeelte daarvan dat [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] aan dit bevel geen medewerking verlenen, met een maximum aan te verbeuren dwangsommen van € 50.000,-- voor iedere gedaagde;
c. van De Percelen gemeente Wittem, [kadasternummer 4] , [kadasternummer 5] (50%), [kadasternummer 6] , [kadasternummer 7] , [kadasternummer 8] , [kadasternummer 9] , [kadasternummer 10] , totaal groot 26.15.15 ha aan de in de koopovereenkomst aangeduide echtelieden [naam kopers] , voor de prijs van € 1.587.840,-- kk, op straffe van een dwangsom van € 50.000,-- per dag of gedeelte daarvan dat [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] aan dit vonnis niet voldoen, met een maximum van € 2.000.000,-- voor iedere gedaagde;
2. bepaalt dat dit vonnis dezelfde kracht heeft als een in wettige vorm opgemaakte akte van [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] tot medewerking aan de verkoop en eigendomslevering van genoemde Percelen gehouden zijn, althans dat de door de voorzieningenrechter te benoemen vertegenwoordiger van [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] die medewerking zal verlenen, althans bepaalt dat [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] gehouden zijn om samen met [eisers] c.s. De Percelen grond op door eisers voorgestelde wijze in eigendom over te dragen, met bepaling dat in geval van hun weigering daartoe, de uitspraak van de voorzieningenrechter in de plaats van de akte zal treden;
3. met aanwijzing van notaris mr. Reinier Thissen of zijn plaatsvervanger van het kantoor van Team Notarissen voornoemd als onzijdig persoon om [gedaagde sub 1] en/of [gedaagde sub 2] te vertegenwoordigen in het geval dezen niet binnen veertien dagen na betekening van het in dezen te wijzen vonnis alle noodzakelijke medewerking hebben verleend bij de hierboven aangeduide feitelijke handelingen, dan wel rechtshandelingen die noodzakelijk zijn om de verkoop en notariële levering van de drie objecten te effectueren;
4. [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] , zoveel mogelijk hoofdelijk, veroordeelt in de kosten van het geding.
3.5.
[gedaagde sub 2] voert verweer. De verweren en betwistingen van [gedaagde sub 2] zullen, voor zover van belang, hieronder worden weergegeven en beoordeeld.

4.De beoordeling

4.1.
[gedaagde sub 1] heeft ter zitting verklaard zich niet te verzetten tegen de gewijzigde eis en in te stemmen met de Finale Regeling. Nu de verhouding tussen partijen echter een processueel ondeelbare rechtsverhouding betreft, zijn eventueel terecht gevoerde verweren door [gedaagde sub 2] ook van invloed op de vordering van [eisers] c.s. jegens [gedaagde sub 1] .
4.2.
Het belangrijkste formele verweer van [gedaagde sub 2] houdt in dat de zaak te ingewikkeld is voor een kort geding.
4.3.
Dit verweer moet worden gepasseerd, omdat het geen steun in het recht vindt.
4.4.
De stelling dat de dagvaarding niet rechtsgeldig zou zijn betekend, moet worden gepasseerd, omdat eventuele gebreken in de dagvaarding zijn geheeld door het verschijnen ter zitting van [gedaagde sub 2] .
4.5.
Het belangrijkste materiële verweer van [gedaagde sub 2] houdt in dat er van verkoop van De Percelen en vervolgens verdeling van de opbrengst daarvan tussen partijen, als uitvoering van de heropende verdeling van de nalatenschap van vader [naam vader] , geen sprake kan zijn, omdat die percelen alleen háár eigendom zijn.
4.6.
De voorzieningenrechter stelt voorop dat [gedaagde sub 2] bij arrest van 4 oktober 2005 is veroordeeld om De Percelen terug te leveren aan (de nalatenschap van) vader [naam vader] . Aan die veroordeling heeft [gedaagde sub 2] gevolg gegeven door de bedoelde Percelen in 2007 terug te leveren. [gedaagde sub 2] heeft geen beroep in cassatie ingesteld tegen het bedoelde arrest, zodat het arrest van 4 oktober 2005 kracht van gewijsde heeft gekregen.
4.7.
[gedaagde sub 2] stelt dat zij een herroepingsprocedure als bedoeld in artikel 382 Rv e.v. aanhangig wil maken, waarin zij wil aantonen dat het oordeel van het gerechtshof over de echtheid van een handtekening, die aan haar wordt toegeschreven, en op grond waarvan het gerechtshof (mede) heeft beslist dat De Percelen door [gedaagde sub 2] moesten worden teruggeleverd aan (de nalatenschap van) vader [naam vader] berust op een verkeerd oordeel van de schriftdeskundige. Verder heeft [gedaagde sub 2] verklaard dat zij overweegt om aan The Maastricht Forensic Institute een opdracht te verstrekken voor een onderzoek naar de echtheid van de omstreden handtekening.
4.8.
Nu de herroepingsprocedure nog niet is gestart en zelfs nog geen opdracht is verstrekt voor een onderzoek naar de echtheid van de omstreden handtekening, moet naar het oordeel van de voorzieningenrechter worden uitgegaan van de juistheid van het oordeel van het gerechtshof in zijn arrest van 4 oktober 2005 ten aanzien van de echtheid van de handtekening en de (mede) daarop gebaseerde beslissing dat [gedaagde sub 2] de thans negen percelen moet terugleveren aan (de nalatenschap van) vader [naam vader] . Daaruit volgt dat [gedaagde sub 2] geen enig eigenaar van die percelen (meer) is, nu zij deze ter voldoening aan het arrest heeft teruggeleverd en vervolgens mede-eigenaar van die percelen is geworden. Er is dus, anders dan [gedaagde sub 2] stelt, geen onduidelijkheid over de eigendomsverhoudingen.
4.9.
Dat het vonnis van 21 december 2016 misslagen zou bevatten, zoals [gedaagde sub 2] stelt, is, daargelaten of dat juist is, niet relevant. Dat [gedaagde sub 2] niet gebonden zou kunnen zijn aan een verdeling door mr. Van der Salm, is niet relevant, nu het in de onderhavige procedure niet gaat om de verdeling (van De Percelen, of een geldbedrag dat daarvoor in de plaats komt), maar om de medewerking aan de verkoop van percelen die zich nog in de te verdelen nalatenschap bevinden.
4.10.
[gedaagde sub 2] heeft voorts nog aangevoerd dat een gedwongen medewerking aan de verkoop en levering van De Percelen de facto neerkomt op een veroordeling om mee te werken aan een wanprestatie, nu is gesteld noch is gebleken dat de gronden pachtvrij kunnen worden geleverd, terwijl de verkopers zich wel daartoe verbinden.
4.11.
Die stelling en vrees is niet gegrond, omdat [naam 1] en [naam 2] in de Finale Regeling (zie onder B, nummer 8, laatste opsommingsteken) verklaren dat zij jegens de erven afstand doen van al hun vermeende rechten ter zake De Percelen en dat zij de verkoop en de levering van De Percelen aan de kopers niet in de weg zullen staan. Dat [gedaagde sub 2] niet bij het sluiten van de pachtovereenkomsten met [naam 1] is betrokken is, daargelaten of daartoe op grond van artikel 3:170 lid 1 BW noodzaak bestond, om dezelfde reden niet relevant.
4.12.
Dat [gedaagde sub 2] niet bij het sluiten van de koopovereenkomsten is betrokken, heeft zij aan zichzelf wijten. Het voornemen daartoe is haar immers bij door deurwaardersexploot betekende brief van 11 april 2018 kenbaar gemaakt. Zij heeft daarin kennelijk geen aanleiding gezien om deel te nemen aan de verkoopbesprekingen.
4.13.
[eisers] c.s. stellen terecht dat zij recht op en belang bij de gevorderde medewerking aan de verkoop van De Percelen hebben, omdat zij op grond van het bepaalde in artikel 3:178 BW te allen tijde verdeling van de gemeenschap (De Percelen) kunnen vorderen, waartoe de verkoop daarvan de eerste aanzet is. Van de veertien erfgenamen stemmen dertien erfgenamen in met de voorgestelde verkopen. Dat De Percelen in de toekomst nog verder in waarde zouden kunnen stijgen, zoals [gedaagde sub 2] stelt, is onvoldoende grond om de vordering tot verkoop af te wijzen. Daarnaast is de stelling dat in de nabije toekomst een aanzienlijke prijsstijging is te verwachten door haar niet onderbouwd. Bovendien kan van [eisers] c.s. in redelijkheid niet worden verlangd dat zij, in afwachting van een ongewisse prijsstijging, thans nóg langer wachten op de verdeling van de nalatenschap, waarover in feite sedert 2007 (!) wordt getwist. Het zou in dat verband ook meer voor de hand hebben gelegen dat [gedaagde sub 2] , om te kunnen profiteren van de beweerde prijsstijging, zou hebben gevorderd dat zij, net als [gedaagde sub 1] in het verleden wel heeft gevorderd, haar aandeel in natura uit te keren. Onbetwist is door [eisers] c.s. gesteld dat [gedaagde sub 2] nooit verdeling heeft gevorderd in de zin dat zij een deel van De Percelen zelf in eigendom toebedeeld wil krijgen.
4.14.
Door de gevorderde verkoop wordt [gedaagde sub 2] dan ook niet benadeeld. De te verdelen boedel die thans nog uit negen percelen bestaat, bestaat na de verkoop en levering van De Percelen uit een geldbedrag dat naar rato van de aanspraken van de erfgenamen moet worden verdeeld. Bij de verdeling van dat geldbedrag kan [gedaagde sub 2] naar voren brengen hoe zij denkt dat deze verdeling dient te geschieden. In de onderhavige procedure gaat het alleen om de vraag of van [gedaagde sub 2] verlangd kan worden dat zij meewerkt aan de verkoop van De Percelen en niet over de uiteindelijke wijze van verdeling. Zelfs de kwestie van de eigendom van De Percelen kan in het kader van de verdeling van de verkoopopbrengst nog aan de orde kunnen worden gesteld, namelijk in die zin dat [gedaagde sub 2] kan stellen dat de totale verkoopopbrengst aan haar toekomt omdat de verkochte percelen hadden moeten worden aangemerkt als haar eigendom. [gedaagde sub 2] maakt weliswaar gewag van een restitutierisico, waarmee zij kennelijk doelt op het feit dat indien zou blijken dat De Percelen als haar eigendom aangemerkt hadden moeten worden, deze na verkoop als thans gevorderd, niet meer aan haar kunnen worden geleverd, maar dat standpunt is niet te rijmen met het feit dat zij – naar onbetwist door [eisers] c.s. is gesteld – nooit aanspraak heeft gemaakt op een toedeling in natura.
4.15.
Door thans van [gedaagde sub 2] medewerking aan de verkopen te vorderen, wordt ook voorkomen dat het echtpaar [naam kopers] de financiering niet rond krijgt omdat de termijn waarvoor het aanbod tot financiering door haar bank geldt is verlopen.
4.16.
[gedaagde sub 2] heeft ook niet (onderbouwd) gesteld dat de overeengekomen verkoopprijs te laag is, zodat ook om die reden geen benadeling van [gedaagde sub 2] is te vrezen.
4.17.
Anders dan [gedaagde sub 2] stelt, bevat de koopovereenkomst ook geen ongebruikelijke en voor [gedaagde sub 2] onnadelige clausules. De boeteclausule in verband met het niet meewerken aan de levering van De Percelen (artikel 11 lid 3 van de diverse koopovereenkomsten) houdt geen ongebruikelijke clausule in. Bovendien, indien het niet meewerken aan de levering van De Percelen zou leiden tot het verbeuren van boetes door verkopers, kan, indien [gedaagde sub 2] daarvoor zou worden aangesproken, zij verhaal nemen op de mede-verkopende partij(en) die daarvoor verantwoordelijk is of zijn.
4.18.
Ook de bepaling in artikel 18 lid 4 van de koopovereenkomst met het echtpaar [naam kopers] is niet nadelig voor [gedaagde sub 2] . Volgens de Finale Regeling doen [naam 1] en [naam 2] afstand van al hun vermeende rechten ter zake De Percelen en zullen zij aan de verkoop en de levering van De Percelen aan de kopers niet in de weg staan. Die verplichting eindigt volgens de Finale Regeling pas (zie paragraaf 5 onder 12) indien op 1 september 2018 de verkoop en de eigendomsoverdracht aan het echtpaar [naam kopers] niet heeft plaatsgevonden.
4.19.
De voorzieningenrechter ziet geen aanleiding om de gevorderde dwangsommen te matigen, zoals door [gedaagde sub 2] gevorderd. Onbetwist is door [eisers] c.s. gesteld dat [gedaagde sub 2] op grond van de veroordelingen in het vonnis van 12 november 2014 € 560.000,-- aan dwangsommen heeft verbeurd. Kennelijk is de forse in dat vonnis uitgesproken dwangsomveroordeling onvoldoende prikkel gebleken voor [gedaagde sub 2] om haar verplichtingen uit dat vonnis na te komen.
4.20.
[gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] zullen als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [eisers] c.s. worden begroot op:
- dagvaarding € 88,01;
- griffierecht € 291,00;
- salaris advocaat €
980,00;
Totaal € 1.359,01.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
veroordeelt [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] ieder afzonderlijk om uiterlijk zeven dagen na betekening van dit vonnis alle noodzakelijke medewerking te verlenen ten overstaan van de notarissen en/of medewerkers van het notariskantoor Team Notarissen, aan de Avenue Céramique 105, te 6221 KV Maastricht, aan de verkoop en levering in eigendom, zulks overeenkomstig de respectieve koopovereenkomsten:
a. van het perceel kadastraal bekend gemeente Wittem, [kadasternummer 1] , groot 1.305 ca voor de prijs van € 20.000,-- kk aan eiser sub 1, zulks op straffe van een dwangsom van € 4.000,-- per dag of gedeelte daarvan dat [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] aan dit vonnis niet voldoen, met een maximum aan te verbeuren dwangsommen van € 50.000,-- voor iedere gedaagde;
b. van de percelen gemeente Wittem, [kadasternummer 2] en [kadasternummer 3] , samen groot 63.150 m² (50% aandeel) aan [naam 3] te Eys, gemeente Gulpen-Wittem voor een prijs van € 40.000,-- kk, zulks op straffe van een dwangsom van € 4.000,-- per dag of gedeelte daarvan dat [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] aan dit bevel geen medewerking verlenen, met een maximum aan te verbeuren dwangsommen van € 50.000,-- voor iedere gedaagde;
c. van de percelen gemeente Wittem, [kadasternummer 4] , [kadasternummer 5] (50%), [kadasternummer 6] , [kadasternummer 7] , [kadasternummer 8] , [kadasternummer 9] , [kadasternummer 10] , totaal groot 26.15.15 ha aan de in de koopovereenkomst aangeduide echtelieden [naam kopers] , voor de prijs van € 1.587.840,-- kk, op straffe van een dwangsom van € 50.000,-- per dag of gedeelte daarvan dat [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] aan dit vonnis niet voldoen, met een maximum van € 2.000.000,-- voor iedere gedaagde;
5.2.
bepaalt dat dit vonnis dezelfde kracht heeft als een in wettige vorm opgemaakte akte van [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] tot medewerking aan de verkoop en eigendomslevering van genoemde percelen gehouden zijn;
5.3.
wijst notaris mr. Reinier Thissen of zijn plaatsvervanger van het kantoor van Team Notarissen voornoemd als onzijdig persoon om [gedaagde sub 1] en/of [gedaagde sub 2] te vertegenwoordigen in het geval dezen niet binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis alle noodzakelijk medewerking hebben verleend bij de hierboven aangeduide feitelijke handelingen, dan wel rechtshandelingen die noodzakelijk zijn om de verkoop en notariële levering van de bedoelde percelen te effectueren;
5.4.
veroordeelt [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] in de proceskosten, aan de zijde van [eisers] c.s. tot op heden begroot op € 1.359,01;
5.5.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.E. Elzinga, voorzieningenrechter, en in het openbaar uitgesproken. [1]

Voetnoten

1.type: MT