Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
1.[gedaagde sub 1] ,
[gedaagde sub 2],
beiden wonend [adres] ,
[woonplaats] ,
Rechtbank Limburg
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Limburg op 11 juni 2018 uitspraak gedaan in een kort geding tussen de stichting Stichting Wonen Zuid, als verhuurder, en de huurders, die samen met hun meerderjarige zoon in de gehuurde woning verblijven. De verhuurder vorderde ontruiming van de woning vanwege aanhoudende overlast veroorzaakt door de zoon, die niet op het adres van de huurders is ingeschreven maar regelmatig in de woning verblijft. De verhuurder heeft herhaaldelijk klachten ontvangen van omwonenden over de overlast, waaronder geluidsoverlast en bedreigingen, en heeft de huurders meerdere keren gesommeerd om maatregelen te nemen. De huurders hebben echter geen adequate stappen ondernomen om de overlast te beëindigen.
De kantonrechter oordeelde dat de huurders ernstig tekortgeschoten zijn in hun verplichtingen als huurder, omdat zij niet hebben gezorgd voor een rustige woonomgeving voor de omwonenden. De rechter wees de vordering tot ontruiming toe, met een ontruimingstermijn van twee weken, en veroordeelde de huurders tot betaling van de huur en proceskosten. De rechter benadrukte dat de verantwoordelijkheid voor de overlast bij de huurders ligt, ook al betreft het de daden van hun zoon. De situatie was zodanig ernstig dat de verhuurder niet kon worden gevergd om de overlast te laten voortduren, en de belangen van de verhuurder prevaleerden boven die van de huurders.