ECLI:NL:RBLIM:2018:5395

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
6 juni 2018
Publicatiedatum
8 juni 2018
Zaaknummer
662185 \ CV EXPL 18-575
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onbevoegdheid van de kantonrechter in een civiele procedure met betrekking tot het slikprotocol

In deze zaak heeft eiseres, vertegenwoordigd door curator A.F.W., een vordering ingesteld tegen Stichting Pergamijn. De eiseres verzocht de rechtbank om het slikprotocol te staken, maar Stichting Pergamijn betwistte de bevoegdheid van de kantonrechter. De kantonrechter heeft op 6 juni 2018 geoordeeld dat de kamer voor kantonzaken onbevoegd is om van de zaak kennis te nemen. De vordering betreft geen aardvordering en het bedrag van € 25.000,00 wordt niet gehaald, waardoor de kamer voor andere zaken dan kantonzaken van de rechtbank Limburg bevoegd is. De kantonrechter heeft de zaak doorverwezen naar deze kamer en eiseres in de proceskosten veroordeeld.

De procedure begon met de eis van eiseres om Stichting Pergamijn te veroordelen tot het staken van het slikprotocol. Stichting Pergamijn stelde dat de kamer voor kantonzaken niet bevoegd was en dat de zaak naar de kamer voor andere zaken dan kantonzaken moest worden verwezen. Eiseres erkende dat er geen sprake was van een aardvordering of een vordering met een waarde van € 25.000,00, maar voerde aan dat het slikprotocol slechts een klein deel van de zorg betrof die door Stichting Pergamijn werd geleverd.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de vordering geen waarde heeft die aan de absolute competentie van de kamer voor kantonzaken voldoet. De zaak is daarom doorverwezen naar de juiste kamer, waarbij partijen zijn gewezen op de verplichting om zich door een advocaat te laten vertegenwoordigen in de verdere procedure. De kantonrechter heeft ook de kosten van het incident aan eiseres opgelegd.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Roermond
Zaaknummer: 6621585 \ CV EXPL 18-575
Vonnis van de kantonrechter van 6 juni 2018
in de zaak van:
A.F.W. [eisende partij] e/v WILS, in de hoedanigheid van curator van mevrouw [eisende partij],
wonend te [woonplaats eisende partij] ,
eisende partij,
gemachtigde mr. C.R.N. de Boer,
tegen:
de stichting STICHTING PERGAMIJN,
gevestigd te Echt, gemeente Echt-Susteren,
gedaagde partij,
gemachtigde mr. C. Riemens.
Partijen zullen hierna [eisende partij] en Stichting Pergamijn genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
[eisende partij] heeft gevorderd dat Stichting Pergamijn wordt veroordeeld tot het voldoen van de vordering zoals die in de dagvaarding is verwoord. Voordat daartegen inhoudelijk verweer is gevoerd, heeft Stichting Pergamijn de bevoegdheid van de kamer voor kantonzaken aan de orde gesteld. Stichting Pergamijn stelt dat de kamer voor kantonzaken onbevoegd is van de zaak kennis te nemen nu de kamer voor andere zaken dan kantonzaken van de rechtbank Limburg zittingslocatie Roermond de bevoegde rechter is.
1.2.
[eisende partij] heeft een bedrag van € 79,00 aan griffierecht voldaan.
1.3.
[eisende partij] erkent dat er geen sprake is van een aardvordering of waardevordering, maar stelt dat het slikprotocol slechts betrekking heeft op een gering deel van de totale door Stichting Pergamijn geleverde zorg en dat de waarde nooit in de buurt van € 25.000,00 kan komen. [eisende partij] wijst er verder op dat bij verwijzing een hoger griffierecht verschuldigd is dat in het nadeel van de curanda is.
1.4.
Ten slotte is vonnis in het incident tot onbevoegdheid bepaald.

2.De beoordeling

2.1.
[eisende partij] vordert kort gezegd Stichting Pergamijn te gebieden om toepassing van het in de dagvaarding benoemde slikprotocol te staken en gestaakt te houden en/of Stichting Pergamijn te verbieden om zelfstandig medische beslissingen aangaande de curandus te nemen zonder toestemming van de curator ( [eisende partij] ), zulks op straffe van een dwangsom.
2.2.
Stichting Pergamijn heeft terecht een beroep gedaan op de absolute onbevoegdheid van de kamer voor kantonzaken. De onderhavige zaak betreft geen vordering als bedoeld in artikel 93 Rv. Er is geen sprake van een vordering met een beloop van ten hoogste € 25.000,00, terwijl evenmin sprake is van een aardvordering. Er is sprake van een vordering waaraan geen waarde dan wel een onbepaalde waarde kan worden toegedicht. Het is juist dat bij verwijzing een hoger griffierecht in rekening wordt gebracht, maar dit vormt geen reden voor de kantonrechter om de zaak aan zich te houden. De regels voor absolute competentie zijn immers van openbare orde. De kamer voor kantonzaken zal de zaak in de stand van het geding verwijzen naar de kamer voor andere zaken dan kantonzaken van deze rechtbank zoals hierna te bepalen. [eisende partij] zal worden veroordeeld in de kosten van dit incident.

3.De beslissing

De kantonrechter
3.1.
verklaart zich onbevoegd om van het onderhavige geschil kennis te nemen,
3.2.
verwijst de zaak in de stand waarin deze zich bevindt naar de kamer voor andere zaken dan kantonzaken van de afdeling burgerlijk recht van deze rechtbank, zittingslocatie Roermond,
3.3.
deelt mede dat partijen in het vervolg van deze procedure alleen kunnen procederen bij advocaat,
3.4.
bepaalt dat de door elk van partijen te stellen advocaat zich bij akte, uiterlijk in te dienen op de schriftelijke rol van de kamer voor andere zaken dan kantonzaken van de afdeling burgerlijk recht van deze rechtbank zittingslocatie Roermond d.d. 4 juli 2018 om 10.00 uur, dient uit te laten over de wijze waarop men wenst voort te procederen,
3.5.
wijst eisende partij erop dat na verwijzing een verhoogd griffierecht verschuldigd is, dat deze verhoging kan worden afgeleid uit de meest recente griffierechttabellen op www.rechtspraak.nl en dat deze verhoging binnen 4 weken na voormelde roldatum moet zijn bijgeschreven op de rekening van de rechtbank dan wel ter griffie zijn gestort,
3.6.
wijst gedaagde partij erop dat na verwijzing griffierecht verschuldigd is, dat dit griffierecht kan worden afgeleid uit de meest recente griffierechttabellen op www.rechtspraak.nl en dat het griffierecht binnen 4 weken na voormelde roldatum moet zijn bijgeschreven op de rekening van de rechtbank dan wel ter griffie zijn gestort,
3.7.
veroordeelt [eisende partij] in de proceskosten in het incident aan de zijde van Stichting Pergamijn gevallen en tot aan deze uitspraak begroot op € 100,00.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.M.P. Brouns en in het openbaar uitgesproken.
type: PL
coll: