Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
1.De procedure
- de dagvaarding
- de conclusie van antwoord
- de conclusie van repliek
- de conclusie van dupliek.
2.De feiten
3.Het geschil
4.De beoordeling
- dagvaarding € 84,09
- griffierecht 119,00
- salaris gemachtigde
Rechtbank Limburg
In deze zaak vordert de eisende partij, een besloten vennootschap, betaling van een factuur van € 252,96 voor reparatiewerkzaamheden aan een cv-installatie. De gedaagde partij, die in augustus 2016 een appartement heeft gekocht, heeft de eisende partij ingeschakeld voor een storing aan de cv-ketel. Na de eerste reparatie in februari 2017, waarvoor een bedrag van € 1.074,10 in rekening werd gebracht, bleef de cv-ketel problemen vertonen. De gedaagde partij heeft vervolgens een andere installateur ingeschakeld en weigert de factuur van juni 2017 te betalen, stellende dat de eisende partij ondeugdelijk heeft gepresteerd.
De kantonrechter overweegt dat het verweer van de gedaagde partij niet voldoende is onderbouwd. De gedaagde heeft niet aangetoond dat de eisende partij tekort is geschoten in de uitvoering van de werkzaamheden. Het enkele feit dat de cv-installatie niet functioneert, is onvoldoende bewijs voor ondeugdelijkheid. De kantonrechter concludeert dat de gedaagde partij gehouden is de factuur te betalen, aangezien er geen bewijs is dat de eisende partij een verwijt treft voor het niet functioneren van de cv-ketel.
Daarnaast heeft de eisende partij aanspraak gemaakt op buitengerechtelijke incassokosten, welke door de kantonrechter zijn toegewezen. De gedaagde partij wordt veroordeeld in de proceskosten, die zijn begroot op € 323,09. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.