ECLI:NL:RBLIM:2018:5355

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
6 juni 2018
Publicatiedatum
7 juni 2018
Zaaknummer
6682378 \ CV EXPL 18-1084
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van facturen voor reparatiewerkzaamheden aan cv-installatie met verweer van ondeugdelijke prestatie

In deze zaak vordert de eisende partij, een besloten vennootschap, betaling van een factuur van € 252,96 voor reparatiewerkzaamheden aan een cv-installatie. De gedaagde partij, die in augustus 2016 een appartement heeft gekocht, heeft de eisende partij ingeschakeld voor een storing aan de cv-ketel. Na de eerste reparatie in februari 2017, waarvoor een bedrag van € 1.074,10 in rekening werd gebracht, bleef de cv-ketel problemen vertonen. De gedaagde partij heeft vervolgens een andere installateur ingeschakeld en weigert de factuur van juni 2017 te betalen, stellende dat de eisende partij ondeugdelijk heeft gepresteerd.

De kantonrechter overweegt dat het verweer van de gedaagde partij niet voldoende is onderbouwd. De gedaagde heeft niet aangetoond dat de eisende partij tekort is geschoten in de uitvoering van de werkzaamheden. Het enkele feit dat de cv-installatie niet functioneert, is onvoldoende bewijs voor ondeugdelijkheid. De kantonrechter concludeert dat de gedaagde partij gehouden is de factuur te betalen, aangezien er geen bewijs is dat de eisende partij een verwijt treft voor het niet functioneren van de cv-ketel.

Daarnaast heeft de eisende partij aanspraak gemaakt op buitengerechtelijke incassokosten, welke door de kantonrechter zijn toegewezen. De gedaagde partij wordt veroordeeld in de proceskosten, die zijn begroot op € 323,09. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Roermond
Zaaknummer: 6682378 \ CV EXPL 18-1084
Vonnis van de kantonrechter van 6 juni 2018
in de zaak van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [bedrijfsnaam eisende partij] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats eisende partij] ,
eisende partij,
gemachtigde Hafkamp Gerechtsdeurwaarders B.V.,
tegen:
[gedaagde partij],
wonend [adres gedaagde partij] ,
[woonplaats gedaagde partij] ,
gedaagde partij,
procederende in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding
  • de conclusie van antwoord
  • de conclusie van repliek
  • de conclusie van dupliek.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Gedaagde partij heeft in augustus 2016 een appartement gekocht. De zich daarin bevindende cv-installatie was niet eerder gebruikt.
2.2.
In december 2016 heeft gedaagde partij eisende partij ingeschakeld in verband met een storing aan de cv-ketel. Voor de ter zake verrichte werkzaamheden is bij factuur van 2 februari 2017 een bedrag van € 1.074,10 in rekening gebracht.
2.3.
Op 24 februari 2017 kreeg gedaagde partij opnieuw een melding op de cv-ketel, waarna zij eisende partij weer heeft ingeschakeld. Deze heeft de cv-ketel afgekoppeld en voor de verrichte werkzaamheden bij factuur van 25 juni 2017 een bedrag van € 252,96 in rekening gebracht. Deze factuur is niet betaald.
2.4.
Gedaagde partij heeft vervolgens door een derde partij een nieuwe cv-ketel laten installeren.

3.Het geschil

3.1.
Eisende partij vordert - samengevat - veroordeling van gedaagde partij tot betaling van € 296,55, vermeerderd met rente en kosten.
3.2.
Gedaagde partij voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Eisende partij vordert betaling van de factuur d.d. 25 juni 2017 ad € 252,96.
Gedaagde partij betwist de vordering en voert aan niet te willen betalen omdat zij na de betaling van € 1.074,10 nog steeds geen goed functionerende cv-installatie had, die zelfs afgekoppeld moest worden. Indien bij de eerste reparatie beter was opgelet en betere aanpassingen waren gedaan, was gedaagde partij een hoop ellende, stress en geld bespaard gebleven. Kort en goed wenst gedaagde partij daarom niet te betalen voor de werkzaamheden enkel bestaande uit het afkoppelen van de cv-installatie.
4.2.
De kantonrechter overweegt als volgt. Het verweer van gedaagde partij komt er op neer dat volgens haar eisende partij ondeugdelijk heeft gepresteerd. De motivering van dit verweer en – zo nodig – de bewijslast daarvan ligt bij gedaagde partij. Gedaagde partij onderbouwt dit verweer echter niet. Zo blijkt niet dan wel onvoldoende of en zo ja in welk opzicht eisende partij is tekort geschoten bij de uitvoering van de werkzaamheden en of zij ter zake een verwijt treft. Het enkele feit dat de cv-installatie niet functioneert is in elk geval onvoldoende, nu ook de mogelijkheid bestaat dat de fout is gelegen bij de installateur van de inmiddels vervangen ketel en de aanlegger/ontwerper van het ondeugdelijke leidingwerk, zoals ook door eisende partij is gesteld. Een onderzoek daarnaar is kennelijk niet ingesteld.
4.3.
In haar conclusie van repliek geeft eisende partij duidelijk aan welke insteek zij heeft gekozen bij de afhandeling van de klachten en welke werkzaamheden daarbij zijn verricht. Niet valt in te zien, zonder nadere en onderbouwde toelichting, dat eisende partij bij die gekozen werkwijze tekort is geschoten. Mocht dit al het geval zijn, dan had het op de weg van gedaagde partij gelegen om eisende partij in de gelegenheid te stellen om tot herstel over te gaan. Daartoe is eisende partij echter niet in de gelegenheid gesteld.
4.4.
Nu niet is aangetoond dat eisende partij is tekort geschoten in de uitvoering van de werkzaamheden is gedaagde partij gehouden de factuur te betalen ook al was zij genoodzaakt een andere cv-ketel te kopen. Dit zou slechts anders zijn indien vast zou staan dat eisende partij een verwijt te maken valt voor het niet functioneren van die cv-ketel. Dit heeft gedaagde partij echter niet aangetoond.
4.5.
Uit het voorgaande volgt dat de gevorderde hoofdsom kan worden toegewezen, evenals de daarover gevorderde rente.
4.6.
Eisende partij maakt aanspraak op de vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. De kantonrechter stelt vast dat het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing is nu het verzuim op/na 1 juli 2012 is ingetreden.
Eisende partij heeft aan gedaagde partij een aanmaning gestuurd die voldoet aan de eisen van artikel 6:96 lid 6 BW. De gevorderde incassokosten worden daarom eveneens toegewezen.
4.7.
De kantonrechter acht geen termen aanwezig gedaagde partij toe te laten tot nadere bewijslevering.
4.8.
Gedaagde partij zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van deze procedure. De kosten aan de zijde van eisende partij worden begroot op:
  • dagvaarding € 84,09
  • griffierecht 119,00
  • salaris gemachtigde
totaal € 323,09
4.9.
De kantonrechter zal dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad verklaren.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
veroordeelt gedaagde partij om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan eisende partij te betalen een bedrag van € 296,55, vermeerderd met de wettelijke rente over € 252,96 vanaf 8 februari 2018 tot de dag van volledige betaling,
5.2.
veroordeelt gedaagde partij in de proceskosten aan de zijde van eisende partij gevallen en tot op heden begroot op € 323,09,
5.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.A.J. van Leeuwen en in het openbaar uitgesproken.
type: PL
coll: