In deze zaak vordert de eiser, een zelfstandig ondernemer zonder personeel (ZZP’er), betaling van onbetaalde facturen door de gedaagde partij, die als onderaannemer timmerwerkzaamheden heeft uitgevoerd. De eiser heeft in de tweede helft van 2017 werkzaamheden verricht voor de gedaagde partij en heeft hiervoor facturen gestuurd. De gedaagde partij heeft een deel van deze facturen, ter waarde van € 9.868,00, onbetaald gelaten, ondanks herhaalde aanmaningen. De eiser vordert in totaal € 10.736,40, inclusief buitengerechtelijke incassokosten en wettelijke rente.
De gedaagde partij voert verweer en stelt dat er gronden zijn om de vordering op te schorten, onder andere omdat de eiser ondeugdelijk werk zou hebben geleverd en er mogelijk sprake is van een fictief dienstverband. De kantonrechter oordeelt dat de gedaagde partij de eiser niet in gebreke heeft gesteld en hem geen kans heeft gegeven om eventuele gebreken te herstellen. Bovendien is er geen bewijs geleverd voor de gestelde schade van € 3.000,00. De kantonrechter wijst de vordering van de eiser toe, inclusief de niet weersproken incassokosten, en veroordeelt de gedaagde partij in de proceskosten.
De beslissing van de kantonrechter houdt in dat de gedaagde partij moet betalen aan de eiser, met inbegrip van wettelijke rente en proceskosten. Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad, wat betekent dat de gedaagde partij direct moet voldoen aan de betalingsverplichtingen, tenzij er binnen twee weken na aanschrijving door de eiser volledig aan het vonnis wordt voldaan.