ECLI:NL:RBLIM:2018:5352

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
6 juni 2018
Publicatiedatum
7 juni 2018
Zaaknummer
6632194 \ CV EXPL 18-650
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van onbetaalde facturen door een ZZP'er na uitvoering van timmerwerkzaamheden

In deze zaak vordert de eiser, een zelfstandig ondernemer zonder personeel (ZZP’er), betaling van onbetaalde facturen door de gedaagde partij, die als onderaannemer timmerwerkzaamheden heeft uitgevoerd. De eiser heeft in de tweede helft van 2017 werkzaamheden verricht voor de gedaagde partij en heeft hiervoor facturen gestuurd. De gedaagde partij heeft een deel van deze facturen, ter waarde van € 9.868,00, onbetaald gelaten, ondanks herhaalde aanmaningen. De eiser vordert in totaal € 10.736,40, inclusief buitengerechtelijke incassokosten en wettelijke rente.

De gedaagde partij voert verweer en stelt dat er gronden zijn om de vordering op te schorten, onder andere omdat de eiser ondeugdelijk werk zou hebben geleverd en er mogelijk sprake is van een fictief dienstverband. De kantonrechter oordeelt dat de gedaagde partij de eiser niet in gebreke heeft gesteld en hem geen kans heeft gegeven om eventuele gebreken te herstellen. Bovendien is er geen bewijs geleverd voor de gestelde schade van € 3.000,00. De kantonrechter wijst de vordering van de eiser toe, inclusief de niet weersproken incassokosten, en veroordeelt de gedaagde partij in de proceskosten.

De beslissing van de kantonrechter houdt in dat de gedaagde partij moet betalen aan de eiser, met inbegrip van wettelijke rente en proceskosten. Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad, wat betekent dat de gedaagde partij direct moet voldoen aan de betalingsverplichtingen, tenzij er binnen twee weken na aanschrijving door de eiser volledig aan het vonnis wordt voldaan.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Roermond
Zaaknummer: 6632194 \ CV EXPL 18-650
Vonnis van de kantonrechter van 6 juni 2018 (bij vervroeging)
in de zaak van:
[eisende partij] handelend als eenmanszaak onder de naam [handelsnaam eisende partij],
wonend te [woonplaats eisende partij] ,
eisende partij,
gemachtigde mr. S.J.A. van Kooten,
tegen:
[gedaagde partij] handelend als eenmanszaak onder de namen [handelsnamen gedaagde partij],
wonend [adres gedaagde partij] ,
[woonplaats gedaagde partij] ,
gedaagde partij,
procederende in persoon.
Partijen worden verder in dit vonnis aangeduid als [eisende partij] en [gedaagde partij] .

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding
  • de conclusie van antwoord
  • de beslissing waarbij een comparitie van partijen is bepaald
  • de comparitie van 22 mei 2018
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eisende partij] heeft in de tweede helft van 2017 als onderaannemer in opdracht van [gedaagde partij] timmerwerkzaamheden uitgevoerd. [eisende partij] heeft daarvoor aan [gedaagde partij] gefactureerd. [gedaagde partij] heeft de aan hem toegezonden facturen deels – tot een bedrag van
€ 9.868,00 – ondanks aanmaningen en sommaties onbetaald gelaten.
2.2.
[eisende partij] is een zelfstandig ondernemer zonder personeel (ZZP’er).
2.3.
Partijen hebben de samenwerking op enig moment beëindigd.

3.Het geschil

3.1.
[eisende partij] vordert - samengevat - veroordeling van [gedaagde partij] tot betaling van € 10.736,40 ter zake hoofdsom en buitengerechtelijke incassokosten, vermeerderd met de wettelijke handelsrente en (na)kosten.
3.2.
[gedaagde partij] voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
[eisende partij] vordert in deze procedure betaling van de facturen die hij in verband met de door hem uitgevoerde werkzaamheden aan [gedaagde partij] heeft doen toekomen. Het gaat in casu om een totaalbedrag van € 21.600,00, van welk bedrag [gedaagde partij] € 9.868,00 onbetaald heeft gelaten.
4.2.
[gedaagde partij] voert tegen de vordering aan dat er gronden zijn om de vordering deels op te schorten en anderzijds doet [gedaagde partij] een beroep op verrekening. [gedaagde partij] stelt zich daarbij op het standpunt dat [eisende partij] ondeugdelijk werk heeft afgeleverd, nu hij heeft verzuimd om conform afspraak bij werkzaamheden te Mechelen de kleine ramen te isoleren. [gedaagde partij] heeft de schade die gepaard gaat met herstel geraamd op een bedrag van € 3.000,00. [gedaagde partij] heeft daarnaast gesteld dat er mogelijk sprake is van een fictief dienstverband met [eisende partij] en dat hij mogelijk door de belastingdienst wordt aangeslagen voor het betalen van loonbelasting. Dat zou volgens [gedaagde partij] betekenen dat hij het risico loopt twee maal te betalen, éénmaal aan [eisende partij] en éénmaal aan de belastingdienst.
4.3.
[eisende partij] heeft een en ander nadrukkelijk betwist. [eisende partij] voert in dat verband aan dat hij het werk heeft geïsoleerd zoals hem door [gedaagde partij] was opgedragen. [eisende partij] betwist voorts dat er sprake is van een fictief dienstverband. [eisende partij] is als ZZP’er gehouden over zijn inkomsten zelfstandig inkomstenbelasting te betalen.
4.4.
Ten aanzien van de kwestie “Mechelen” overweegt de kantonrechter het navolgende.
4.5.
De kantonrechter stelt vast dat [eisende partij] voor de door [gedaagde partij] gestelde ondeugdelijke uitvoering van de werkzaamheden te Mechelen niet in gebreke is gesteld. Evenmin is [eisende partij] de gelegenheid geboden om – voor zover er al van een gebrek sprake zou zijn – dit te herstellen. Daarnaast heeft [gedaagde partij] nagelaten om het door hem opgevoerde schadebedrag van € 3.000,00 van enige onderbouwing te voorzien. [gedaagde partij] heeft ter zitting verklaard dat hij het door hem zelf gestelde gebrek nog niet heeft beoordeeld. [gedaagde partij] heeft aangegeven enkele dagen na de zitting van 22 mei 2018 het werk bij zijn opdrachtgever in ogenschouw te zullen nemen.
4.6.
De kantonrechter is van oordeel dat het verweer zoals dat door [gedaagde partij] ten aanzien van de werkzaamheden te Mechelen is gevoerd moet worden gepasseerd. Het had op de weg van [gedaagde partij] gelegen om [eisende partij] in gebreke te stellen en hem een redelijke termijn te gunnen om voor herstel – waar nodig – zorg te dragen. Daarnaast blijkt op geen enkele wijze dat de opdrachtgever van [gedaagde partij] zich tot [gedaagde partij] heeft gewend en heeft geklaagd over de gebrekkige uitvoering van de aan [gedaagde partij] – en indirect aan [eisende partij] – verstrekte opdracht. Enige schade is dan ook niet komen vast te staan. De werkzaamheden te Mechelen leveren dan ook naar het oordeel van de kantonrechter geen enkele grond op om betaling van de facturen op te schorten.
4.7.
Ten aanzien van de mogelijke claim van de belastingdienst wordt het navolgende overwogen.
4.8.
[gedaagde partij] heeft ook ter zitting aangevoerd dat hij uit gaat van een fictief dienstverband met [eisende partij] en dat hij niet het risico wenst te lopen dat hij alsnog belasting dient af te dragen. [gedaagde partij] wenst daarmee impliciet betaling van de factuur op te schorten dan wel te verrekenen totdat van de belastingdienst duidelijkheid is verkregen. De kantonrechter zal [gedaagde partij] niet volgen in dit betoog, nu een belastingclaim op dit moment nog volstrekt ongewis is. Ook een beroep op verrekening komt [gedaagde partij] daarmee niet toe, nu immers de gegrondheid van zijn verweer niet op eenvoudige wijze is vast te stellen en de vordering van [eisende partij] overigens voor toewijzing vatbaar is.
4.9.
Uit het vorenstaande volgt dat aan het door [gedaagde partij] gevoerde verweer moet worden voorbijgegaan. De vordering van [eisende partij] zal dan ook – met inbegrip van de niet weersproken buitengerechtelijke incassokosten – aan hem worden toegewezen.
4.10.
De kantonrechter acht geen termen aanwezig [gedaagde partij] toe te laten tot nadere bewijslevering.
4.11.
[gedaagde partij] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van deze procedure. De kosten aan de zijde van [eisende partij] worden begroot op:
  • dagvaarding € 84,09
  • griffierecht 226,00
  • salaris gemachtigde
totaal € 910,09
4.12.
De gevorderde nakosten zullen worden toegewezen overeenkomstig de richtlijnen van het LOVCK&T en worden begroot op een half salarispunt conform het liquidatietarief proceskosten met een maximum van € 100,00 aan nakosten salaris.
4.13.
De kantonrechter zal dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad verklaren.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
veroordeelt [gedaagde partij] om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [eisende partij] te betalen een bedrag van € 9.868,00, vermeerderd met de wettelijke handelsrente vanaf 26 december 2017 tot de dag van volledige betaling,
5.2.
veroordeelt [gedaagde partij] voorts om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [eisende partij] te betalen een bedrag van € 868,40, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 23 januari 2018 tot de dag van volledige betaling,
5.3.
veroordeelt [gedaagde partij] in de proceskosten aan de zijde van eisende partij gevallen en tot op heden begroot op € 910,09,
5.4.
veroordeelt [gedaagde partij] onder de voorwaarde dat deze niet binnen 2 weken na aanschrijving door [eisende partij] volledig aan dit vonnis voldoet, in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op:
- € 100,00 aan salaris gemachtigde, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW met ingang van de vijftiende dag na aanschrijving,
- te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van het vonnis, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW met ingang van de vijftiende dag na betekening tot de dag van volledige betaling,
5.5.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.M.P. Brouns en in het openbaar uitgesproken.
type: ph
coll: