ECLI:NL:RBLIM:2018:5351

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
6 juni 2018
Publicatiedatum
7 juni 2018
Zaaknummer
6141691 \ CV EXPL 17-5859
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid wegenbouwer voor schade aan kabel KPN na onzorgvuldig handelen

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Limburg op 6 juni 2018 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen KPN B.V. en een wegenbouwbedrijf. KPN B.V. vorderde schadevergoeding van het wegenbouwbedrijf, omdat tijdens werkzaamheden aan de Erensteinerstraat in Kerkrade op 23 april 2014 een kabel van KPN beschadigd was geraakt. De schade werd door KPN vastgesteld op € 3.374,50, en later verhoogd naar € 3.860,75, inclusief rente en kosten. De gedaagde partij betwistte de aansprakelijkheid en stelde dat zij de werkzaamheden zorgvuldig had uitgevoerd.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedaagde partij onrechtmatig heeft gehandeld door niet de vereiste zorgvuldigheid in acht te nemen bij het uitvoeren van de werkzaamheden. De rechter oordeelde dat de gedaagde partij, als professionele grondwerker, op de hoogte had moeten zijn van de risico's van het beschadigen van kabels en dat zij onvoldoende maatregelen had genomen om dit te voorkomen. De rechter concludeerde dat de gedaagde partij aansprakelijk was voor de schade aan de kabel en heeft de vordering van KPN toegewezen, inclusief de gevorderde rente en proceskosten. De kosten aan de zijde van KPN werden begroot op € 1.156,63. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Roermond
Zaaknummer: 6141691 \ CV EXPL 17-5859
Vonnis van de kantonrechter van 6 juni 2018
in de zaak van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid KPN B.V.,
gevestigd te 's-Gravenhage,
eisende partij,
gemachtigde Syncasso Gerechtsdeurwaarders,
tegen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [bedrijfsnaam gedaagde partij] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats gedaagde partij] ,
gedaagde partij,
gemachtigde mr. R.M. de Hair.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding
  • de conclusie van antwoord
  • de conclusie van repliek
  • de conclusie van dupliek
  • het tussenvonnis van 7 maart 2018
  • de akte overlegging foto’s van eisende partij
  • de rolbeslissing waarbij een comparitie van partijen is bevolen
  • de comparitie van partijen op 9 mei 2018.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Gedaagde partij heeft op of omstreeks 23 april 2014 een wegreconstructie uitgevoerd in Kerkrade aan de Erensteinerstraat.
2.2.
Op 23 april 2014 heeft een abonnee van eisende partij een storing gemeld. Gebleken is dat in de Erensteinerstraat een 100x4x0,5 gepantserd loodkabel van eisende partij beschadigd is geraakt. De herstelmonteur van eisende partij heeft een schaderapport opgemaakt en enkele foto’s gemaakt van de schade ter plaatse. In de betreffende kabel was een volkomen rond gat zichtbaar.
2.3.
Eisende partij heeft de schade vastgesteld op een bedrag van € 3.374,50. Bij brief van 19 mei 2014 is gedaagde partij door Clare Claims & Regres BV aansprakelijkheid gesteld voor de schade en bij factuur van eveneens 19 mei 2014 is het bedrag van € 3.374,50 in rekening gebracht. Bij de factuur was een specificatie van het schadebedrag gevoegd.
2.4.
Bij brief van 28 mei 2014 heeft gedaagde partij aansprakelijkheid van de hand gewezen.

3.Het geschil

3.1.
Eisende partij vordert – samengevat – veroordeling van gedaagde partij tot betaling van € 3.860,75, vermeerderd met rente en kosten.
3.2.
Eisende partij stelt – kort en bondig – dat gedaagde partij onrechtmatig heeft gehandeld en daarom gehouden is de schade te vergoeden.
3.3.
Gedaagde partij voert verweer en betwist de werkzaamheden onzorgvuldig te hebben uitgevoerd. Zij is daarom niet aansprakelijk te houden voor de schade, waarvan zij de hoogte bovendien betwist.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
In deze procedure dient beantwoord te worden de vraag of gedaagde partij onrechtmatig heeft gehandeld door de op haar rustende zorgplicht niet na te leven.
Op 9 mei 2018 heeft een comparitie van partijen plaatsgevonden. Partijen hebben daarbij hun stellingen mondeling toegelicht.
Ter zitting is gebleken dat partijen het erover eens zijn dat de WION niet van toepassing is. Deze wettelijke regeling die betrekking heeft op grondwerkzaamheden ziet immers enkel op “roering van de grond” op mechanische wijze. Dergelijke roering heeft in dit geval niet plaatsgevonden, althans daarvan is niet gebleken
4.2.
Tussen partijen is in discussie de vraag of gedaagde partij verantwoordelijk en aansprakelijk te houden is voor de door eisende partij geleden schade.
In elk geval staat vast dat gedaagde partij ten tijde van het ontstaan van de schade aan de loodkabel daar werkzaamheden uitvoerde, bestaande uit het verwijderen van het bestaande wegdek, het verwijderen van een gedeelte van het trottoir teneinde parkeervlakken te creëren en het opnieuw asfalteren van de weg c.q. beklinkeren van de parkeervakken. Bij die werkzaamheden heeft gedaagde partij gebruikt gemaakt van pinnen. Deze worden in de grond geduwd of geslagen en vervolgens verbonden met touw. Dit wordt gedaan om het verloop van het opnieuw aan te leggen trottoir aan te geven. Eveneens staat vast dat gedaagde partij in elk geval twee KLIC-meldingen heeft gedaan, te weten op 14 maart 2014 en op 23 april 2014. Als gevolg hiervan heeft zij kaarten ontvangen met daarop het verloop ter plaatse van de diverse leidingen in de grond.
4.3.
Met inachtneming van hetgeen partijen zowel in de stukken als ook ter zitting over en weer naar voren hebben gebracht, overweegt de kantonrechter als volgt.
De eerste vraag is waardoor het gat in de kabel van eisende partij is veroorzaakt. Op de foto’s is te zien dat het gat in de loodkabel volledig en egaal rond is. Dit duidt op de inslag/indruk met een volledig rond voorwerp, zoals bijvoorbeeld een grondpen. Het lijkt in elk geval niet op de indruk/doordruk van een stuk puin, zoals door gedaagde partij is gesuggereerd.
Zoals hiervoor in rechtsoverweging 4.2. reeds is aangegeven, was gedaagde partij daar op dat moment aan het werk, heeft zij de straat opengelegd en grondpennen gebruikt om de ligging van de trottoirbanden uit te zetten. De trottoirband loopt bovendien direct naast de plek waar de peninslag is vastgesteld. Gelet op voornoemde feiten en omstandigheden is voldoende aannemelijk geworden dat gedaagde partij de loodkabel heeft beschadigd en dat hierdoor schade is ontstaan.
4.4.
Vervolgens ligt ter beoordeling de vraag voor of gedaagde partij de vereiste zorgvuldigheid in acht heeft genomen. Vast staat dat gedaagde partij geen mechanische graafwerkzaamheden heeft verricht en dat de richtlijnen van WION daarom niet van toepassing zijn. Dat betekent, naar het oordeel van de kantonrechter, echter niet dat gedaagde partij bij de uitvoering van de werkzaamheden niet onzorgvuldig zou kunnen handelen, met name bij het in de grond slaan van de grondpennen.
Bij de beantwoording van de vraag of gedaagde partij onzorgvuldig heeft gehandeld, wordt het volgende betrokken:
  • gedaagde partij is een professionele grondwerker die weet van de problematiek van kabels in de grond;
  • gedaagde partij heeft KLIC meldingen gedaan, kaarten opgevraagd en gezien dat er kabels in de grond aanwezig waren op de plek waar hij werkzaamheden ging uitvoeren;
  • ter zitting is gebleken dat gedaagde partij ervan op de hoogte was dat de verticale ligging van de kabels niet blijkt uit welke kaart dan ook en dat ter zake geen betrouwbare gegevens voorhanden zijn;
Ter zitting is weliswaar gebleken dat eisende partij een diepte van 60 cm voor haar kabels aanhoudt maar dat door allerlei omstandigheden die diepte kan afwijken. Zo kan bijvoorbeeld als gevolg van werkzaamheden aan de kabels van een ander bedrijf, die zich ter plaatse ook in de grond bevinden, de kabel van eisende partij hoger komen te liggen. Dat is ook een van de redenen waarom er geen betrouwbare gegevens zijn met betrekking tot de verticale ligging van een kabel. Volgens de kantonrechter mag gedaagde partij er dan ook niet van uitgaan dat de kabels in de grond 60cm grondbedekking hebben. Zeker als hij gaat werken op een plek waarvan hij weet dat er kabels liggen en hij pennen de grond in duwt/slaat met een lengte van 40 – 45cm is grote zorgvuldigheid vereist.
Hoewel gedaagde partij proefsleuven heeft gegraven, staat vast dat juist op de plek waar de beschadiging van de kabel is opgetreden geen proefsleuf is gegraven. Gedaagde partij heeft niet de kabel volledig bloot gelegd op de plek waar met grondpennen gewerkt ging worden. De kantonrechter is van oordeel dat het in acht nemen van voldoende zorgvuldigheid met zich had meegebracht dat de kabel volledig was nagelopen in de nabijheid van de plaatsen waar met de grondpennen werd gewerkt. (vgl. ook Hof Den Haag 14 september 2010, GHSGR:2010:BN7784. R.o. 10 “ Van appellante mocht worden verwacht dat zij zich ook op korte afstand van de plaats waar de pin in de grond zou worden gebracht, van de ligging van de kabel had vergewist” ). De kantonrechter komt dan ook tot het oordeel dat gedaagde partij niet de vereiste zorgvuldigheid in acht heeft genomen.
4.5.
Het voorgaande leidt tot de vaststelling dat gedaagde partij onrechtmatig heeft gehandeld en aansprakelijk is voor de door eisende partij geleden schade. De kantonrechter is van oordeel dat eisende partij haar schade door de overlegging van stukken en de daarbij ter zitting gegeven toelichting in voldoende mate heeft aangetoond. Hetgeen gedaagde partij hiertegen aanvoert is van onvoldoende gewicht om de stellingen van eisende partij te weerleggen.
4.6.
De kantonrechter komt daarom tot de slotsom dat de vordering van eisende partij kan worden toegewezen, met inbegrip van de gevorderde rente en incassokosten. Tegen deze nevenvorderingen is immers niet op aparte gronden verweer gevoerd.
4.7.
De kantonrechter acht geen termen aanwezig gedaagde partij toe te laten tot nadere bewijslevering.
4.8.
Gedaagde partij zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van deze procedure. De kosten aan de zijde van eisende partij worden begroot op:
  • dagvaarding € 86,63
  • griffierecht 470,00
  • salaris gemachtigde
totaal € 1.156,63
4.9.
De kantonrechter zal dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad verklaren.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
veroordeelt gedaagde partij om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan eisende partij te betalen een bedrag van € 3.860,75, vermeerderd met de wettelijke rente over € 3.181,50 vanaf 5 juli 2017 tot aan de voldoening,
5.2.
veroordeelt gedaagde partij in de proceskosten aan de zijde van eisende partij gevallen en tot op heden begroot op € 1.156,63,
5.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.A.J. van Leeuwen en in het openbaar uitgesproken.
type: PL
coll: ksf