In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Limburg op 6 juni 2018 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen de ANWB B.V. en een gedaagde partij. De ANWB vorderde betaling van € 145,00 voor lidmaatschapskosten, die niet waren voldaan door de gedaagde. De gedaagde stelde een tegenvordering in, maar de kantonrechter oordeelde dat deze tegenvordering was ingesteld tegen de verkeerde partij. De ANWB had een overeenkomst met de gedaagde, die niet betwist werd, en de kantonrechter wees de vordering van de ANWB toe, inclusief rente en buitengerechtelijke kosten. De tegenvordering van de gedaagde werd afgewezen omdat hij niet kon aantonen dat de ANWB de juiste partij was voor zijn schadeclaim. De kantonrechter concludeerde dat de gedaagde niet had aangetoond dat hij recht had op de gevorderde schadevergoeding en dat de ANWB niet aansprakelijk was voor de schade die de gedaagde had geleden. De gedaagde werd veroordeeld in de proceskosten van de ANWB, die op € 410,51 werden begroot. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.