ECLI:NL:RBLIM:2018:5321

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
6 juni 2018
Publicatiedatum
7 juni 2018
Zaaknummer
6646766 CV EXPL 18-900
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling door postorderonderneming afgewezen wegens gebrek aan onderbouwing

In deze zaak heeft GSMpunt B.V. (hierna: GSM) een vordering ingesteld tegen een gedaagde, die in persoon procedeerde met bijstand van haar moeder. GSM vorderde betaling van € 122,15, vermeerderd met wettelijke rente en proceskosten, op basis van een vermeende overeenkomst voor de koop en levering van producten. De gedaagde heeft echter betwist ooit een bestelling te hebben geplaatst en heeft dit ook in e-mailcorrespondentie aangegeven. De kantonrechter heeft de procedure op 6 juni 2018 behandeld, waarbij GSM onvoldoende bewijs heeft geleverd voor haar vordering. De rechter constateerde dat GSM niet in staat was om aan te tonen dat er een overeenkomst was gesloten en dat de producten daadwerkelijk waren geleverd aan de gedaagde. De bewijsvoering van GSM was gebrekkig en de documenten die zij had ingediend waren onleesbaar of niet relevant. De rechter oordeelde dat de vordering van GSM bij gebrek aan feitelijke grondslag werd afgewezen en dat GSM de proceskosten moest vergoeden aan de gedaagde. De kosten werden vastgesteld op € 25,00, te betalen binnen veertien dagen na opgave van een bankrekening.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer 6646766 CV EXPL 18-900
Vonnis van de kantonrechter van 6 juni 2018 (vervroegd)
in de zaak
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
GSMpunt B.V.
gevestigd in Vriezenveen en kantoor houdend (al dan niet aldaar) op een onbekend adres
verder ook aan te duiden als “GSM”
eisende partij
gemachtigde H.G.M. Bouwhuis, deurwaarder in Hoorn
tegen
[gedaagde]
wonend in [woonplaats] aan de [adres] (een voor derden geheim adres)
verder ook aan te duiden als “ [gedaagde] ”
gedaagde partij
in persoon procederend met bijstand van haar moeder en huisgenote, [naam moeder]

1.De procedure

GSM heeft [gedaagde] bij dagvaarding van 8 februari 2018 in rechte betrokken voor een vordering als omschreven in het exploot van dagvaarding. Tegelijk daarmee zijn aan [gedaagde] vijf deels meervoudige (omvangrijke) producties betekend.
[gedaagde] heeft - na zuivering van verleend verstek - voor de rolzitting van 7 maart 2018 schriftelijk geantwoord.
Vervolgens heeft GSM op 11 april 2018 voor repliek geconcludeerd onder verwijzing naar drie aanvullende producties in (onduidelijke) fotokopievorm.
Voor de rolzitting van 9 mei 2018 heeft [gedaagde] in reactie daarop voor dupliek geconcludeerd.
Hierna is vonnis bepaald. De uitspraak is - bij vervroeging - op vandaag gesteld.

2.Het geschil en de wijze van procederen van GSM

GSM vordert de veroordeling van [gedaagde] - bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad - tot betaling aan haar van een bedrag van € 122,15, te vermeerderen met de wettelijke rente over een daarvan deel uitmakend bedrag van € 78,60 vanaf 5 februari 2018 tot de datum van volledige betaling. Daarnaast vraagt GSM de veroordeling van [gedaagde] tot betaling van de proceskosten.
GSM baseert haar vordering blijkens de tekst van het inleidende exploot op de volgende feitelijke omstandigheden en/of stellingen.
Er zou op een ongenoemd moment en op een wijze die volstrekt in het midden gelaten is, een overeenkomst aangegaan zijn tussen GSM en [gedaagde] over ‘de koop en levering van diverse producten’. Ook die producten en de beoogde levering daarvan zijn niet nader beschreven. Zelfs is niet met zoveel woorden gesteld dat en hoe de levering plaatsgevonden heeft. GSM verwees slechts naar haar eerste productie, een samenstel van kopiefacturen. Omdat [gedaagde] niet betaalde, heeft GSM ‘vervolgens haar gemachtigde moeten inschakelen’ (‘moeten’?). Om dan, na het noemen van een poging tot ‘sommeren’, te concluderen: “Gedaagde verkeert derhalve in wettig verzuim” (datum en rechtsgrond van het verzuim bleven onbesproken).
GSM erkent wel dat [gedaagde] bij herhaling in e-mailcorrespondentie heeft laten weten (prod.3) ‘geen bestelling geplaatst’ te hebben. GSM acht dit verweer niet valide. Op 2 januari 2018 is ‘de zogeheten 14 dagen brief verzonden’ (prod.4), op basis waarvan GSM naast een hoofdsom van € 78,60 vergoeding van € 40,00 aan incassokostenvergoeding claimt. ‘Krachtens de wet’ acht zij [gedaagde] tot slot € 3,55 aan reeds vervallen geachte rente plus verdere rente verschuldigd (prod.5).
GSM weerspreekt in voortgezet debat de bij antwoord tegen de vordering ingebrachte stellingen en verweren. GSM is de opvatting toegedaan dat [gedaagde] houdster en gebruikster van het e-mailaccount [e-mailadres] is waarmee zowel door GSM als door ‘Straetus” of “Straetus Flevoland” (incassogemachtigde) contact onderhouden is. Eerder overgelegde doch door [gedaagde] niet als van haar afkomstig erkende e-mailberichten zijn afkomstig van dit account. Ook bestellingen zijn volgens GSM vanaf dat adres gedaan.
Desondanks heeft [gedaagde] het bestelde nimmer betaald. GSM meent dat de bewijslast geheel op [gedaagde] rust en biedt (persisterend bij haar vordering) slechts in uiterst globale vorm bewijs aan (‘van al haar stellingen, met alle middelen rechtens’).
[gedaagde] heeft zich via haar moeder gemotiveerd verweerd tegen hetgeen bij exploot aan de vordering ten grondslag gelegd is. Moeder is op leeftijd en staat haar dochter bij omdat deze chronisch ziek is. Zij wonen samen in een verzorgingsappartement. Haar dochter bestrijdt ten stelligste dat de berichten waarop GSM - een bedrijf dat zij niet kent - zich beroept, van haar afkomstig zijn. Zij heeft nooit iets bij GSM besteld of gekocht. Wel heeft zij twee of drie keer gevraagd (of iemand namens haar laten vragen) hiermee op te houden omdat zij zich niets aan de onderneming schuldig acht. Dat is nog steeds het geval. [gedaagde] vraagt nu de kantonrechter om aan deze lijdensweg een einde te maken.

3.De beoordeling

Het is schrikbarend hoe weinig (controleerbaar en inzichtelijk) feitenmateriaal GSM en haar gemachtigde aan deze vordering tegen [gedaagde] ten grondslag leggen. Waar zij in onderlinge coöperatie kennelijk als bewijsmateriaal bedoelde documentatie inbrengen, is deze niet leesbaar of laat de eisende partij na de inhoud op de veronderstelde relevantie te bespreken en de betekenis voor de vordering te duiden. Essentieel te achten stellingen die de vordering van GSM zouden moeten ondersteunen, zijn achterwege gelaten. Als getracht wordt een indruk te geven van gevoerde correspondentie, uitsluitend door overlegging van een reeks gebundelde e-mailberichten uit 2015 en 2016 van en met GSM en “Straetus Incasso Flevoland”, valt slechts op hoe onfatsoenlijk, intimiderend en weinig feitelijk / informatief de vermeende debiteur benaderd en bejegend wordt. Wat GSM hiermee denkt te bereiken, is een raadsel, want sinds 2015 /2016 is men nog steeds weinig opgeschoten en zijn nog steeds de kernvragen niet beantwoord / bewezen. Het beeld, kortom, is bedroevend.
Als het al zo zou zijn dat GSM denkt te kunnen aantonen dat een overeenkomst aangegaan is (of meer overeenkomsten aangegaan zijn) tussen haar en [gedaagde] , die aan de basis ligt / liggen van facturen van 15 en 21 oktober 2015, dan heeft zij in ieder geval nagelaten te stellen en waar nodig te bewijzen aan te bieden dat deze ‘producten’ op het adres van de verzorgingsflat waar [gedaagde] en haar moeder wonen, aan [gedaagde] afgeleverd zijn. Het zou heel wel zo kunnen zijn dat iemand anders in het complex woningen (of kamers), of een bezoeker dan wel medewerker van het gebouw, met GSM gehandeld heeft en [gedaagde] daar voor wil laten opdraaien. Dat, wanneer en hoe [gedaagde] de vier overeenkomsten aangegaan is door actief en in persoon de bedoelde zaken te bestellen / aan te kopen, kan met de beste wil van de wereld niet uit de door GSM aangevoerde stellingen of ingebrachte documenten afgeleid worden. GSM meent daarvoor weliswaar te kunnen verwijzen naar een tweede productie bij repliek, maar eerstens is dat stuk vrijwel onleesbaar en in de tweede plaats kan de eenzijdige vastlegging van contactgegevens door GSM in een op naam van [gedaagde] aangehouden ‘account’ het bewijs van de aankoopdaad van [gedaagde] niet leveren. Omdat ook geen naar bewijsobject en bewijsmiddel ter zake doend specifiek bewijsaanbod gedaan is, kan GSM zelfs niet tot aanvullende bewijslevering op dit punt toegelaten worden. Toch is zij het op wie evident de bewijslast rust, wat zij hier zelf ook in andere zin over beweert. Ten aanzien van de voor de facturering minstens even essentiële levering van de ‘producten’ is als gezegd helemaal niets gesteld, zodat ook te dien aanzien aan bewijslevering niet toegekomen wordt.
Wat er verder ook zijn van deze op raadselachtige wijze jaren op de plank gebleven vordering en van de wijze van optreden van het in nevelen gehulde incassobureau dat de even onbekend / duister gebleven eisende partij heeft menen te ‘moeten’ inschakelen, conclusie moet zijn dat het hoofdonderdeel van de vordering strandt op gebrek aan onderbouwing. Het spreekt vanzelf dat de nevenvorderingen (die overigens evenzeer een deugdelijke feitelijke basis ontberen) dit lot delen. Als in het ongelijk te stellen partij zal GSM dus in de proceskosten verwezen worden. Die kosten worden aan de zijde van [gedaagde] begroot op € 25,00 aan door de moeder redelijkerwijs voor het verweer gedane uitgaven. Nu er niet om gevraagd is, wordt hier geen uitvoerbaarverklaring bij voorraad aan gekoppeld.

4.De beslissing

De kantonrechter komt tot het volgende oordeel:
- De vordering van GSM wordt bij gebrek aan feitelijke grondslag afgewezen.
- GSM wordt veroordeeld tot betaling van de proceskosten, zodat haar opgedragen wordt om aan [gedaagde] uiterlijk veertien dagen na opgave van een daartoe te bestemmen bankrekening een bedrag van € 25,00 aan kosten te vergoeden.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.W.M.A. Staal en is in het openbaar uitgesproken.
Type: HS