ECLI:NL:RBLIM:2018:5313

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
6 juni 2018
Publicatiedatum
7 juni 2018
Zaaknummer
6569044 CV EXPL 18-227
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Inbreuk op auteursrechten door ongeoorloofd gebruik van foto's op website

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Limburg op 6 juni 2018 uitspraak gedaan in een geschil tussen een professionele fotograaf, eiser, en de besloten vennootschap C&O Travel B.V. Eiser vorderde een verklaring voor recht dat C&O inbreuk had gemaakt op zijn auteurs- en persoonlijkheidsrechten door zonder toestemming twee foto's van hem op hun website te plaatsen. Eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. L. de Vries, stelde dat C&O de licentievergoedingen voor deze foto's niet had betaald, ondanks herhaalde verzoeken. C&O betwistte de hoogte van de schade en voerde aan dat zij niet op de hoogte was van de auteursrechten van eiser.

De kantonrechter oordeelde dat C&O inbreuk had gemaakt op de auteursrechten van eiser, aangezien zij de foto's zonder toestemming had gebruikt. De rechter wees de vordering van eiser toe en veroordeelde C&O tot betaling van € 1.620,00 aan eiser, alsook tot vergoeding van de proceskosten. De rechter verwierp de verweren van C&O, waaronder het argument dat zij niet op de hoogte was van de auteursrechten, en stelde vast dat C&O onvoldoende bewijs had geleverd voor haar stellingen. De kantonrechter benadrukte dat de schadevergoeding die eiser vorderde, in overeenstemming was met de geleden schade door het ongeoorloofd gebruik van zijn foto's.

Daarnaast wees de rechter de vordering van eiser af om C&O te verplichten de bron van de foto's bekend te maken, omdat C&O voldoende informatie had verstrekt over de verwerving van de foto's. De rechter concludeerde dat C&O als grotendeels in het ongelijk gestelde partij de kosten van de procedure moest vergoeden, en dat de proceskosten op basis van artikel 1019h van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering moesten worden begroot. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad en C&O werd veroordeeld in de kosten van de procedure.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: 6569044 CV EXPL 18-227
Vonnis van de kantonrechter van 6 juni 2018
in de zaak van:
[eiser] , tevens h.o.d.n. [handelsnaam],
wonend te [woonplaats] aan de [adres] ,
eiser,
gemachtigde mr. L. de Vries,
tegen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
C&O TRAVEL B.V.,
gevestigd te 6466 GW Kerkrade,
gedaagde,
procederend in persoon, vertegenwoordigd door [naam vertegenwoordiger] .
Partijen zullen hierna [eiser] en C&O worden genoemd.

1.Verloop van de procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding
  • de conclusie van antwoord
  • de conclusie van repliek
  • de conclusie van dupliek.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
C&O heeft op haar website [naam website] zonder toestemming en zonder naamsvermelding twee maanden lang twee foto’s (Foto zeilrace en Foto cruiseschip) van de professionele fotograaf en tevens auteursrechthebbende [eiser] geplaatst en ondanks herhaalde verzoeken de licentievergoedingen van die foto’s niet aan [eiser] betaald waardoor [eiser] schade heeft geleden.
2.2.
De foto’s zijn vlak na aanschrijving door [eiser] (in juli 2015) door C&O van haar website verwijderd.

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert - samengevat - een verklaring voor recht dat C&O inbreuk heeft gemaakt op de auteurs- en persoonlijkheidsrechten van [eiser] , veroordeling van C&O tot betaling van € 1.620,00, een dwangsom, de daadwerkelijk gemaakte proceskosten, rente en nakosten.
3.2.
C&O voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Tegen de achtergrond van de vaststaande feiten, het bepaalde in de Auteurswet en de onvoldoende weersproken gelaten verwijzingen van [eiser] naar de veelvuldige vaste jurisprudentie ter zake auteurs- en licentierechten bezien, slagen de verweren van C&O, dat zij niet wist dat [eiser] ’s rechten op de foto’s rusten, dat zij haar website heeft uitbesteed aan een marketingbureau waardoor zij jegens [eiser] niet aansprakelijk is en dat [eiser] haar eerst een waarschuwing had moeten geven voordat hij haar in rechte betrok, niet.
4.2.
C&O stelt bij antwoord dat er op 11 september 2015 tussen haar en mevr. [naam gemachtigde] (de eerdere gemachtigde van [eiser] ) is overeengekomen dat C&O € 500,00 zou betalen en bij dupliek dat zij met mevr. [naam gemachtigde] op 11 september 2015 mondeling is overeengekomen dat C&O meteen € 300,00 zou overmaken. Ondanks het feit dat vast staat dat er contact tussen C&O en mevr. [naam gemachtigde] is geweest, treffen de verwijten van C&O dat mevr. [naam gemachtigde] heeft verzuimd om van de afhandeling een factuur te sturen en dat [eiser] twee jaar niets van zich heeft laten horen, geen doel. De stellingen van C&O bij antwoord en dupliek stroken immers niet met elkaar en C&O heeft geen bewijs geleverd noch aangeboden waaruit het bestaan en de inhoud van die schikking blijkt. Het lag op de weg van C&O om bijvoorbeeld te bewijzen dat zij, zoals zij zelf stelt te zijn overeengekomen, meteen € 300,00 aan [eiser] of [naam gemachtigde] heeft betaald waaruit de gestelde schikking zou (kunnen) worden afgeleid maar dat heeft C&O nagelaten. Gelet op het door [eiser] gemotiveerd gevoerde verweer en op het procesverloop acht de kantonrechter geen termen aanwezig C&O toe te laten tot nadere bewijslevering van haar stellingen ter zake de schikking.
4.3.
C&O betwist vervolgens de hoogte van de door [eiser] geleden schade en stelt dat in de door [eiser] aangehaalde jurisprudentie wordt gesproken over een schade van € 270,00 per foto per jaar waardoor zij een vergoeding van € 500,00 een realistisch bedrag vindt en zij is bereid om dat bedrag te betalen. Het verweer van C&O dat [eiser] het internet afstruint om te kijken of er foto’s van hem door derden zijn gebruikt en dat die werkwijze lijkt op een verdienmodel behoeft geen beoordeling nu vaststaat dat C&O het auteursrecht van [eiser] heeft geschonden. C&O heeft immers twee foto’s van [eiser] op de tabbladen van haar website als zogenoemde “kopfoto” geplaatst waardoor tevens sprake is van de verveelvoudiging als bedoeld in art. 14 van de Auteurswet. Om die reden dient C&O de door [eiser] geleden schade te vergoeden. Deze schade bestaat in de eerste plaats uit de door [eiser] gederfde licentie-inkomsten (materiele schade) van € 3.780,00 waarvan [eiser] onweersproken heeft gesteld dat tenminste zeven keer zijn foto’s door C&O zijn gebruikt en de immateriële schade die is ontstaan doordat bij de openbaarmaking van de auteursrechtelijke beschermde foto’s de in artikel 25 van de Auteurswet genoemde persoonlijkheidsrechten van [eiser] zijn geschonden. Ingevolge de inmiddels vaste jurisprudentie rechtvaardigt een inbreuk op een auteursrecht een hogere schadevergoeding dan alleen de derving van de licentie-inkomsten (van € 3.780,00). Aangezien [eiser] schadevergoeding toekomt en hij zijn schadevordering heeft beperkt tot € 1.620,00 komt de kantonrechter niet meer toe aan verdere beoordeling van het door partijen ter zake over en weer gestelde. Het voorgaande betekent dat het bij dagvaarding onder 1 en 2 gevorderde zal worden toegewezen.
4.4.
Het door [eiser] gevorderde bevel en de daaraan gekoppelde dwangsom dat C&O hem binnen vijf dagen na het wijzen van dit vonnis schriftelijk de bron waaruit zij de onderwerpelijke foto’s heeft verkregen, door middel van het verstrekken van de volledige naam- en adresgegevens van de (rechts)persoon bekend dient te maken dan wel hem de volledige URL bekend dient te maken indien de foto’s van internet zijn gekopieerd, wordt afgewezen. C&O heeft in het kader van deze procedure genoegzaam bekend gemaakt op welke wijze zij de foto’s verworven heeft, immers via diens marketingbedrijf [naam marketingbedrijf] . [eiser] heeft geen verder belang meer bij deze vordering.
4.5.
De gevorderde ‘vergoeding van de wettelijke rente’ zal als onvoldoende geconcretiseerd worden afgewezen.
4.6.
C&O zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de kosten van de procedure en de nakosten worden veroordeeld. Nu het hier gaat om een inbreuk op auteursrechten worden de proceskosten op de voet van art. 1019h Rv begroot zoals door [eiser] is gevorderd. Op basis van de als productie 19 aan de dagvaarding gehechte kostenspecificatie zijn deze kosten in redelijkheid vast te stellen op € 1.889,48, te vermeerderen met de explootkosten van € 103,10, het griffierecht van € 79,00 en, voor zover er nakosten gemaakt moeten worden, op € 100,00 aan nakosten.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
verklaart voor recht dat C&O inbreuk heeft gemaakt op de auteurs- en persoonlijkheidsrechten van [eiser] ,
5.2.
veroordeelt C&O om aan [eiser] € 1.620,00 te betalen,
5.3.
veroordeelt C&O in de kosten van de procedure, welke kosten aan de zijde van [eiser] tot op heden worden begroot op € 2.171,58, waarin begrepen een bedrag ad
€ 1.889,48 voor salaris gemachtigde en € 100,00 aan nakosten,
5.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
5.5.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.H.J. Otto en in het openbaar uitgesproken.
type: YT