ECLI:NL:RBLIM:2018:5311

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
6 juni 2018
Publicatiedatum
7 juni 2018
Zaaknummer
6541536 CV EXPL 17-9222
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot voortzetting huurovereenkomst en ontruiming van de woning na overlijden van de huurder

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Limburg op 6 juni 2018 uitspraak gedaan in een geschil tussen Budget Control 4 U B.V., in de hoedanigheid van bewindvoerder over de goederen van een onderbewindgestelde, en Stichting Wonen Zuid. De procedure betreft een vordering tot voortzetting van de huurovereenkomst na het overlijden van de moeder van de onderbewindgestelde, die in de woning woonde. Budget Control vorderde dat de huurovereenkomst zou worden voortgezet op basis van artikel 7:268 lid 2 BW, waarin staat dat een persoon die met de overleden huurder een duurzame gemeenschappelijke huishouding heeft gehad, de huur kan voortzetten. De kantonrechter heeft geoordeeld dat er geen sprake was van een duurzame gemeenschappelijke huishouding, omdat de onderbewindgestelde niet de intentie had om blijvend bij zijn moeder te wonen. De vordering tot voortzetting van de huurovereenkomst is afgewezen, en Budget Control is veroordeeld tot betaling van de proceskosten. In reconventie heeft Wonen Zuid gevorderd dat de onderbewindgestelde zonder recht of titel in de woning verblijft, wat door de kantonrechter is toegewezen. De onderbewindgestelde moet de woning binnen veertien dagen na betekening van het vonnis ontruimen. Daarnaast is Budget Control veroordeeld tot betaling van huurachterstand en proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: 6541536 CV EXPL 17-9222
Vonnis van de kantonrechter van 6 juni 2018
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
BUDGET CONTROL 4 U B.V.,
in de hoedanigheid van bewindvoerder over de goederen van
[naam onderbewindgestelde] ,
gevestigd te Geleen,
eisende partij in conventie, gedaagde partij in voorwaardelijke reconventie,
gemachtigde mr. B.A.M.H. Quadflieg,
tegen
de stichting
STICHTING WONEN ZUID,
gevestigd te Heerlen,
gedaagde partij in conventie, eisende partij in voorwaardelijke reconventie,
gemachtigde mr. A.N.A.G. Boer.
Partijen zullen hierna Budget Control q.q. (dan wel [naam onderbewindgestelde] ) en Wonen Zuid worden genoemd.

1.De procedure

in conventie, in voorwaardelijke reconventie en in het incident
1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het exploot van dagvaarding d.d. 12 december 2017 zijdens [naam onderbewindgestelde]
- de conclusie van antwoord in conventie en van eis in voorwaardelijke reconventie zijdens Wonen Zuid gericht tegen [naam onderbewindgestelde]
- de rolbeslissing waarbij een comparitie na antwoord is bepaald
- de conclusie van antwoord in reconventie zijdens [naam onderbewindgestelde]
- de incidentele conclusie tot voeging van Budget Control q.q.
- het proces-verbaal van comparitie van 10 april 2018.
1.2.
Ter comparitie hebben partijen ermee ingestemd dat Budget Control q.q. van begin af aan als formele procespartij heeft te gelden, in die zin dat zowel de vorderingen in conventie als in reconventie ontvankelijk zijn en daarom inhoudelijk zullen worden behandeld. Het incident zal daarmee niet verder worden besproken.
1.3.
Ter comparitie is vonnis bepaald op heden.
2. De feiten
in conventie en in voorwaardelijke reconventie
2.1.
Bij beschikking van 12 september 2012 zijn de goederen die (zullen) toebehoren aan [naam onderbewindgestelde] onder bewind gesteld met benoeming van Budget Control q.q. tot bewindvoerder.
2.2.
Woonpunt heeft met ingang van 1 maart 1977 de woning, gelegen aan de [adres] te [plaats] (hierna: de woning), verhuurd aan de ouders van [naam onderbewindgestelde] . Na het overlijden van de vader, heeft moeder de huurovereenkomst voortgezet. De moeder is, na een periode van ziekte, overleden op 9 juli 2017.
2.3.
[naam onderbewindgestelde] heeft vanaf zijn geboorte tot 1993 in de woning gewoond. Sinds
13 september 2011, na een periode een detentie, staat [naam onderbewindgestelde] in de gemeentelijke basisadministratie ingeschreven op voormeld adres.
2.4.
Wonen Zuid heeft het verzoek van [naam onderbewindgestelde] om als samenwoner ex artikel 7:268 lid 2 BW de huurovereenkomst te mogen voortzetten afgewezen.

3.Het geschil

in conventie
3.1.
Budget Control q.q. vordert dat de kantonrechter bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, bepaalt dat [naam onderbewindgestelde] de huurovereenkomst ten aanzien van de woning voortzet, en Wonen Zuid veroordeelt in de proceskosten.
3.2.
Budget Control q.q. legt hieraan het bepaalde in artikel 7:268 lid 2 BW ten grondslag en stelt daartoe dat [naam onderbewindgestelde] aldaar zijn hoofdverblijf heeft en met de moeder een duurzame gemeenschappelijke huishouding heeft gehad.
3.3.
Wonen Zuid voert verweer. Wonen Zuid betwist dat aan de voorwaarden in artikel 7:268 lid 2 en lid 3 BW is voldaan, althans dat voldaan is aan de stelplicht ter zake.
in voorwaardelijke reconventie
3.4.
Onder de voorwaarde dat de vordering in conventie wordt afgewezen, vordert Wonen Zuid samengevat in reconventie, bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, een verklaring voor recht dat [naam onderbewindgestelde] sinds 9 juli 2017 zonder recht of titel in de woning verblijft, alsmede een veroordeling van Budget Control q.q. tot:
- ontruiming van de woning, met machtiging,
- betaling van € 1,46 aan huurachterstand, vermeerderd met rente,
- betaling van € 552,62 per maand met ingang van 1 februari 2018 totdat de woning is ontruimd en in goede staat aan Wonen Zuid ter beschikking is gesteld, te
verhogen met de wettelijke huurverhoging en te vermeerderen met rente, en
- betaling van de proceskosten, te vermeerderen met rente, en nakosten.
3.5.
Budget Control q.q. voert verweer. Budget Control q.q. stelt dat [naam onderbewindgestelde] nog altijd het recht heeft om in de woning te blijven. Ingeval tot ontruiming wordt beslist, wordt verzocht om een ruime termijn tot ontruiming te gunnen.

4.De beoordeling

in conventie
4.1.
Bij het overlijden van de huurder zet de persoon, die niet de medehuurder is maar wel in de woonruimte zijn hoofdverblijf heeft en met de overleden huurder een duurzame gemeenschappelijk huishouding heeft gehad, de huur voort gedurende zes maanden na het overlijden van de huurder. Hij zet de huur ook nadien voort, indien de rechter dit heeft bepaald op een daartoe strekkende ingestelde vordering, en in elk geval zolang op deze vordering niet onherroepelijk is beslist (artikel 7:268 lid 2 BW). De rechter wijst ingevolge het derde lid, sub a, de vordering in ieder geval af indien de eisende partij niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij aan de vereisten van lid 2 voldoet.
4.2.
De vraag of sprake is geweest van een duurzame gemeenschappelijke huishouding als bedoeld in artikel 7:268 lid 2 BW, moet volgens vaste rechtspraak worden beoordeeld aan de hand van alle omstandigheden van het geval in onderling verband bezien. Er dient daartoe door de eisende partij aannemelijk te worden gemaakt dat zowel sprake is geweest van een duurzame als van een gemeenschappelijke huishouding. Slechts onder bijzondere omstandigheden kan een samenleven van een kind en zijn ouder na het zelfstandig worden van het kind worden aangemerkt als een duurzame samenwoning met een gemeenschappelijke huishouding. Op de eisende partij rust een verzwaarde stelplicht. Om te kunnen spreken van een duurzame gemeenschappelijke huishouding dienen betrokkenen de bedoeling te hebben gehad om blijvend en met een verwachting voor de toekomst samen te wonen.
4.2.1.
Uit de verklaring, zoals die door [naam onderbewindgestelde] tijdens de mondelinge behandeling is afgelegd, volgt niet dat [naam onderbewindgestelde] de bedoeling heeft gehad om blijvend en met een verwachting voor de toekomst samen met zijn moeder te wonen. Het was naar zijn zeggen zijn bedoeling om, na een periode van detentie, tijdelijk bij zijn moeder te wonen. Hij is er slechts langer blijven wonen omdat zijn moeder vervolgens ziek is geworden en hij haar wilde verzorgen gedurende haar ziekteperiode. Indien zij evenwel was genezen, was [naam onderbewindgestelde] er niet blijven wonen, aldus [naam onderbewindgestelde] . Aan het feit dat de gemachtigde van Budget Control q.q. bij die gelegenheid een daarvan afwijkende verklaring heeft afgelegd, wordt voorbijgegaan. [naam onderbewindgestelde] , om wiens bedoeling het hier handelt, kan worden gehouden aan zijn verklaring. Er is niets gesteld om hierover anders te oordelen.
4.3.
Op grond van het vorenstaande kan niet worden geconcludeerd dat sprake was van een duurzame gemeenschappelijke huishouding tussen [naam onderbewindgestelde] en zijn moeder. Het verweer treft doel. Hetgeen partijen overigens verdeeld houdt, behoeft geen bespreking meer.
4.4.
De vordering tot voortzetting van de huurovereenkomst zal worden afgewezen.
4.5.
Budget Control q.q. zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld tot betaling van de proceskosten. De kosten aan de zijde van Wonen Zuid worden begroot op
€ 300,00 aan salaris gemachtigde (2 punten x tarief € 150,00), vermeerderd met de wettelijke rente met ingang van de vijftiende dag na betekening van dit vonnis tot aan de dag van de voldoening.
in voorwaardelijke reconventie
4.6.
Aan de voorwaarde, dat de vordering in conventie is afgewezen, is voldaan, zodat wordt toegekomen aan beoordeling van de vordering in reconventie.
4.7.
Gelet op hetgeen is overwogen in conventie, verblijft [naam onderbewindgestelde] sinds 9 juli 2017 zonder recht of titel in de woning. De gevorderde verklaring voor recht zal worden toegewezen.
4.8.
Gelet hierop wordt de vordering tot ontruiming van de woning eveneens toegewezen, en wel met de gevorderde termijn van (de gebruikelijke) veertien dagen na betekening van dit vonnis die ook hier redelijk is te achten. Des temeer omdat de kantonrechter ter comparitie al heeft meegedeeld dat de vorderingen in conventie zullen worden afgewezen. [naam onderbewindgestelde] wist dus feitelijk al op 10 april 2018 dat hij de woning zal moeten ontruimen. Wonen Zuid behoeft geen machtiging van de kantonrechter om het bevel tot ontruiming zo nodig af te dwingen. De in de wet aan de deurwaarder verleende bevoegdheden tot reële executie (artikelen 555 e.v. Rv in verbinding met artikel 444 Rv) worden toereikend geacht, zodat Wonen Zuid bij een afzonderlijke machtiging geen belang heeft.
4.9.
De gevorderde uitvoerbaarverklaring bij voorraad van het vonnis ter zake de ontruiming zal worden afgewezen omdat [naam onderbewindgestelde] op grond van artikel 7:268 lid 2 BW bevoegd is de huur voort te zetten zolang niet op de door hem ingestelde vordering onherroepelijk is beslist.
4.10.
De vordering tot betaling van de huurachterstand ad € 1,46 en een bedrag van
€ 552,62 per maand over de periode vanaf 1 februari 2018 totdat de woning is ontruimd, dit laatste bedrag te verhogen met de wettelijke huurverhoging, is niet betwist en zal daarmee worden toegewezen. Voor zover het bedrag van € 552,62 per maand gevorderd is over de periode na ontruiming (te weten in de situatie dat de woning volgens Wonen Zuid niet in goede staat ter beschikking is gesteld) zal dit worden afgewezen, gelet op het bepaalde in artikel 7:268 lid 5 BW. Hieruit volgt immers dat huur verschuldigd is over de tijd gedurende welke [naam onderbewindgestelde] het genot van de woonruimte heeft, en van woongenot is na ontruiming, ook als de woning niet in goede staat aan Wonen Zuid ter beschikking is gesteld, geen sprake.
4.11.
De gevorderde vermeerdering met wettelijke rente over de toegewezen bedragen vanaf de verschuldigdheid ervan, zijnde de vervaldatum van iedere huurtermijn, is onbetwist en zal worden toegewezen.
4.12.
Budget Control q.q. zal als de overwegend in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld tot betaling van de proceskosten. De kosten aan de zijde van Wonen Zuid worden begroot op € 300,00 aan salaris gemachtigde (2 punten x tarief € 150,00), vermeerderd met de wettelijke rente met ingang van de vijftiende dag na betekening van dit vonnis tot aan de dag van de voldoening.
in conventie en in voorwaardelijke reconventie
4.13.
De door Wonen Zuid gevorderde nakosten zullen worden toegewezen, echter niet tot de door haar gevorderde bedragen. Wonen Zuid vordert namelijk de bedragen gelijk aan het tarief in handelszaken. In kantonzaken (zoals deze zaak) geldt als tarief voor de nakosten de helft van het gemachtigdensalaris, met een maximum van € 100,00. Dit betekent dat de nakosten tot een bedrag van € 75,00 worden toegewezen. Dit bedrag zal Budget Control q.q. moeten betalen indien zij niet binnen veertien dagen na aanschrijving door Wonen Zuid het verschuldigde voldoet, te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van die betekening.

5.De beslissing

De kantonrechter
in conventie
5.1.
wijst de vorderingen af;
5.2.
veroordeelt Budget Control q.q. tot betaling van de proceskosten, aan de zijde van Wonen Zuid tot de datum van dit vonnis begroot op € 300,00, vermeerderd met de wettelijke rente over die € 300,00 met ingang van de vijftiende dag na betekening van dit vonnis tot aan de dag van voldoening;
in reconventie
5.3.
verklaart voor recht dat [naam onderbewindgestelde] met ingang van 9 juli 2017 zonder recht of titel verblijft in de huurwoning van Wonen Zuid gelegen aan de [adres] te [plaats] ;
5.4.
veroordeelt Budget Control q.q. om binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis het gehuurde aan de [adres] te [plaats] te ontruimen en te verlaten met alle personen en zaken die zich in het gehuurde bevinden, onder afgifte van de sleutels aan Wonen Zuid, de woning geheel leeg en ontruimd ter vrije en algehele beschikking van Wonen Zuid te stellen;
5.5.
veroordeelt Budget Control q.q. om aan Wonen Zuid tegen bewijs van kwijting
€ 1,46 te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van verschuldigdheid ervan tot aan de dag van voldoening;
5.6.
veroordeelt Budget Control q.q. om aan Wonen Zuid tegen bewijs van kwijting
€ 552,62 per maand te betalen voor elke ingegane maand dat de woning vanaf 1 februari 2018 niet is ontruimd, te verhogen met de wettelijke huurverhoging en bij gebreke van voldoening telkens te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de eerste dag van de maand tot aan de dag van voldoening;
5.7.
veroordeelt Budget Control q.q. tot betaling van de proceskosten, aan de zijde van Wonen Zuid tot de datum van dit vonnis begroot op € 300,00, vermeerderd met de wettelijke rente over die € 300,00 met ingang van de vijftiende dag na betekening van dit vonnis tot aan de dag der algehele voldoening;
in conventie en in reconventie
5.8.
veroordeelt Budget Control q.q., onder de voorwaarde dat Budget Control q.q. niet binnen twee weken na aanschrijving door Wonen Zuid volledig aan de veroordelingen onder 5.2, 5.5, 5.6 en 5.7 voldoet, in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op:
- € 75,00 aan salaris gemachtigde,
- te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van die betekening;
5.9.
verklaart de veroordeling onder 5.2, 5.5, 5.6, 5.7 en 5.8 uitvoerbaar bij voorraad;
5.10.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.M. Drenth en in het openbaar uitgesproken.
NIv