ECLI:NL:RBLIM:2018:512

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
17 januari 2018
Publicatiedatum
18 januari 2018
Zaaknummer
6546940 CV EXPL 17-9253
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • E.P. van Unen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis in kort geding over huurachterstand en ontruiming

In deze zaak heeft de kantonrechter op 17 januari 2018 uitspraak gedaan in een kort geding tussen QSP ESS B.V. en twee gedaagden, [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2], die een huurovereenkomst hadden gesloten voor een woning in [woonplaats]. De eiseres, QSP, vorderde betaling van huurachterstand en ontruiming van de woning. De gedaagden hadden een huurachterstand van 4,5 maand opgebouwd, wat hen in een positie bracht waarin de kantonrechter moest beoordelen of er voldoende spoedeisend belang was voor de gevraagde voorzieningen. De rechter oordeelde dat de gedaagden niet hadden betwist dat er een huurachterstand bestond en dat hun persoonlijke omstandigheden geen overmacht vormden die hen vrijstelde van hun betalingsverplichtingen. De kantonrechter concludeerde dat QSP recht had op betaling van de huurachterstand en de ontruiming van de woning, en stelde een termijn van veertien dagen na betekening van het vonnis voor de ontruiming vast. Daarnaast werden de gedaagden veroordeeld tot betaling van buitengerechtelijke kosten en proceskosten. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Burgerlijk recht
Zaaknummer: 6546940 CV EXPL 17-9253
Vonnis in kort geding van de kantonrechter van 17 januari 2018
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
QSP ESS B.V.,
gevestigd en kantoorhoudend te Amsterdam,
eiseres,
gemachtigde mr. P.S. Kreupeling,
tegen

1.[gedaagde sub 1] ,

wonend aan de [adres 1] , [woonplaats] ,
gedaagde,
gemachtigde P.G.M.C. Palmen,
2.
[gedaagde sub 2],
wonend aan het [adres 2] , [woonplaats] ,
gedaagde,
gemachtigde mr. P.J.C. Bolton.
Partijen zullen hierna QSP, [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding
  • de mondelinge behandeling van 15 januari 2018 met de pleitnota, tevens conclusie van antwoord, van [gedaagde sub 2] .
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] hebben met QSP een schriftelijke huurovereenkomst gesloten op grond waarvan zij per 1 maart 2016 van QSP huren de woonruimte met aanhorigheden, staande en gelegen aan het [adres 2] te [woonplaats] , tegen een bij vooruitbetaling verschuldigde huurprijs van laatstelijk € 709,32 per maand (productie 2 bij exploot van dagvaarding).
2.2.
[gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] hebben een affectieve relatie gehad. De relatie is geëindigd en [gedaagde sub 1] heeft de woning recent verlaten.
3. De beoordeling
3.1.
De vraag of QSP voldoende spoedeisend belang heeft bij de gevraagde voorziening, die voor zover deze ziet op de gevorderde huur(achterstand) strekt tot betaling van een geldsom, dient te worden beantwoord aan de hand van de afweging van de belangen van partijen, beoordeeld naar de toestand ten tijde van de uitspraak. Voor toewijzing van een geldsom in kort geding is plaats als het bestaan en de omvang van de vordering in hoge mate aannemelijk zijn, terwijl voorts uit hoofde van onverwijlde spoed een onmiddellijke voorziening is vereist en het risico van onmogelijkheid van terugbetaling, bij afweging van de belangen van partijen, aan toewijzing niet in de weg staat. Voor toewijzing van de gevorderde ontruiming dient de hoogte van de huurachterstand ernstig genoeg te zijn. Aangezien een ontruiming een ingrijpende - en in de praktijk vaak een definitieve - maatregel is, worden bij deze beoordeling alle betrokken belangen in ogenschouw genomen.
3.2.
[gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] hebben niet betwist dat op de datum van dagvaarding, berekend tot en met december 2017, een gelet op de maandelijkse huurprijs van € 709,32 op 4,5 maand te begroten huurachterstand bestond. Het stond QSP vrij hen te doen dagvaarden
teneinde een executoriale titel voor deze vordering te verkrijgen. Met de door [gedaagde sub 1] en
[gedaagde sub 2] gestelde - en niet betwiste - persoonlijke en financiële omstandigheden die hen verhinderen hun betalingsverplichtingen (tijdig) na te komen, kan bij de beoordeling van deze vordering geen rekening worden gehouden. Deze omstandigheden, hoe
betreurenswaardig ook, liggen in de risicosfeer van [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] . Deze omstandigheden vormen geen overmacht en hebben niet tot gevolg dat de tekortkoming (het onbetaald laten van de huurprijs) [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] niet kan worden toegerekend, hebben geen recht op opschorting van de betalingsverplichting geschapen en hebben ook niet tot gevolg dat QSP - gelet op haar belang bij tijdige betaling voor het voort durende gebruik van de woning door [gedaagde sub 2] - naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid geen aanspraak op onmiddellijke betaling kan maken of met (overigens niet concreet aangeboden) betaling in termijnen genoegen moet nemen.
3.3.
Met het enkel verlaten van de woning en het uitschrijven uit de Basisregistratie Personen bij de gemeente heeft [gedaagde sub 1] de huurovereenkomst tussen haar en QSP niet beëindigd. Van een huuropzegging is niet gebleken, zelfs niet van een mededeling van [gedaagde sub 1] aan QSP waaruit QSP had moeten afleiden dat zij de huur niet langer wenst voort te zetten en op grond waarvan QSP vanaf enige datum in redelijkheid van [gedaagde sub 1] geen betaling meer zou kunnen verlangen. Dit brengt met zich dat ook [gedaagde sub 1] de huurpenningen verschuldigd is.
3.4.
Vast staat dus dat [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] jegens QSP toerekenbaar tekort zijn geschoten in de nakoming van een verbintenis, in een omvang en gedurende een tijd (zie 3.2) die in een bodemprocedure de ontbinding van de huurovereenkomst zouden rechtvaardigen. Vast staat voorts dat de betalingsruimte nog steeds gering is. Aannemelijk is dat de huurachterstand verder zal oplopen. [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] hebben over een restitutierisico niets aangevoerd. Aldus staat, binnen het hiervoor onder 3.1 geschetste beoordelingskader, vast dat QSP spoedeisend belang heeft bij toewijzing van de vordering tot betaling van de huurachterstand en de huurtermijnen vanaf januari 2018 tot en met de maand van ontruiming. De vordering ter zake de huurachterstand van € 3.185,92 en de toekomstige huurtermijnen ligt dus voor toewijzing gereed.
3.5.
De tekortkoming, een huurachterstand van 4,5 maand, rechtvaardigt ook toewijzing van de vordering tot ontruiming van het gehuurde. Van QSP kan - zeker bij het ontbreken van enige zekerheid voor de betaling van de huurprijs in de toekomst en van enig aanbod om de schuld over het verleden af te lossen - niet worden gevergd dat zij [gedaagde sub 2] langer in het gehuurde laat. Onder deze omstandigheden, waar bij komt dat ook de huurprijs over januari 2018 niet blijkt te zijn betaald, kan de door [gedaagde sub 2] verlangde terme de grâce niet worden verleend. De ontruimingstermijn zal op veertien dagen na betekening van dit vonnis worden gesteld.
3.6.
QSP maakt aanspraak op de vergoeding van buitengerechtelijke kosten. De door (de gemachtigde van) QSP aan [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] verzonden aanmaning (productie 4 bij exploot van dagvaarding) voldoet aan de wettelijke eisen. In deze aanmaning is het toepasselijke wettelijke tarief vermeld en een betalingstermijn van veertien dagen gegeven ingaande de dag na ontvangst daarvan, zoals vereist door artikel 6:96 lid 6 BW. QSP maakt echter aanspraak op een hoger bedrag dan genoemd is in de aanmaning. De vordering wordt slechts toegewezen tot het in de aanmaning vermelde bedrag van € 128,74 inclusief btw.
3.7.
De gevorderde vervallen en lopende rente, die door het enkele betalingsverzuim verschuldigd worden, ligt eveneens voor toewijzing gereed.
3.8.
[gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] zullen, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van deze procedure. De kosten aan de zijde van QSP worden tot de uitspraak van dit vonnis begroot op:
- dagvaarding € 166,71 (€ 84,14 + € 82,57)
- griffierecht € 470,00
- gemachtigde salaris €
600,00(2 punten x € 300,00)
Totaal € 1.236,71
3.9.
De nakosten en de wettelijke rente over de proceskosten en nakosten worden op de hierna onder 4.4. weergegeven wijze toegewezen.
3.10.
De gevorderde kosten van gerechtelijke ontruiming zullen worden afgewezen omdat op voorhand niet met zekerheid te beoordelen is of zij worden gemaakt en, zo ja, in welke omvang, en of zij in redelijkheid worden gemaakt.

4.De beslissing

De kantonrechter
4.1.
veroordeelt [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] de woning, staande en gelegen aan het [adres 2] te [woonplaats] , binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis met al het hunne en de hunnen te verlaten, te ontruimen en onder afgifte van de sleutels ter vrije beschikking van QSP te stellen,
4.2.
veroordeelt [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] om tegen bewijs van kwijting aan QSP te betalen:
  • € 3.185,92 aan huurachterstand tot en met december 2017, vermeerderd met de wettelijke rente telkens vanaf de datum van verzuim in de betaling van de respectieve huurtermijnen tot de dag van voldoening,
  • € 709,32 aan huurprijs voor elke ingegane maand vanaf 1 januari 2018 tot het tijdstip van de ontruiming, vermeerderd met de wettelijke rente telkens vanaf de eerste dag van de maand waarop de huurprijs betrekking heeft tot de dag van voldoening,
  • € 128,74 (inclusief btw) aan buitengerechtelijke kosten, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum van opeisbaarheid tot de dag van algehele voldoening,
4.3.
veroordeelt [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] in de kosten van deze procedure, aan de zijde van QSP tot op heden begroot op € 1.236,71,
4.4.
veroordeelt [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] , tenzij zij binnen twee weken na aanschrijving door QSP volledig aan de veroordelingen onder 4.1. tot en met 4.3. voldoen, in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op:
- € 100,00 aan salaris gemachtigde, bij gebreke van betaling binnen 14 dagen na die aanschrijving te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de 15e dag daarna tot die van volledige betaling,
- indien vervolgens betekening van dit vonnis heeft plaatsgevonden, de kosten van dat
exploot, bij gebreke van betaling binnen 14 dagen na die betekening te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de 15e dag daarna tot de dag van voldoening,
4.5.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
4.6.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.P. van Unen en is in het openbaar uitgesproken.
CJ