ECLI:NL:RBLIM:2018:4996

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
29 mei 2018
Publicatiedatum
29 mei 2018
Zaaknummer
6884398 CV EXPL 18-2792
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing loonvordering en aanverwante vorderingen in kort geding tussen werknemer en werkgever

In deze zaak heeft de kantonrechter op 29 mei 2018 uitspraak gedaan in een kort geding tussen [eiseres], een medewerker van Taart Zaak b.v., en haar werkgever, Taart Zaak. [Eiseres] vorderde betaling van haar achterstallige loon over april 2018, alsook betaling van vakantiebijslag en andere aanverwante vorderingen. De kantonrechter oordeelde dat Taart Zaak het loon van [eiseres] meermaals te laat had betaald en dat het loon over april 2018 niet was voldaan. De rechter wees de vorderingen van [eiseres] grotendeels toe, inclusief een wettelijke verhoging van 25% over het achterstallige loon, en bepaalde dat Taart Zaak ook de vakantiebijslag en toekomstige loonbetalingen diende te voldoen. De rechter benadrukte dat betalingsonmacht Taart Zaak niet ontsloeg van haar verplichtingen uit de arbeidsovereenkomst. Tevens werd Taart Zaak veroordeeld tot het verstrekken van correcte loonstroken en bruto/netto specificaties, met een dwangsom voor het geval zij hier niet aan voldeed. De proceskosten werden eveneens aan Taart Zaak opgelegd, die als geheel in het ongelijk werd gesteld.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: 6884398 CV EXPL 18-2792
MD
Vonnis van de kantonrechter in kort geding van 29 mei 2018
in de zaak van:
[eiseres],
wonend aan de [adres] ,
[woonplaats] ,
eisende partij,
gemachtigde mr. E.G.M.G. Huntjens,
tegen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
taart zaak b.v.,
statutair gevestigd te Maastricht,
gedaagde partij,
vertegenwoordigd door haar directeur dhr. [naam directeur] .
Partijen zullen hierna [eiseres] en Taart Zaak genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het exploot van dagvaarding met producties;
- de mondelinge behandeling op 24 mei 2018 alwaar de gemachtigde van [eiseres] nog één productie (loonstrook april 2018) heeft overgelegd.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiseres] is krachtens arbeidsovereenkomst bij Taart Zaak in dienst getreden als medewerker bediening, tegen een bruto maandloon van laatstelijk € 946,84, exclusief vakantiebijslag en vaste maandelijkse onkostenvergoeding van € 75,00 netto. Op deze arbeidsovereenkomst is de CAO voor het horeca- en aanverwante bedrijf (hierna: Horeca-CAO) krachtens incorporatie van toepassing verklaard.
2.2.
Met ingang van 26 maart 2017 is [eiseres] wegens ziekte niet in staat om de bedongen arbeid te verrichten.
2.3.
In de Horeca-CAO is onder meer bepaald dat na een aangesloten periode van 52 weken arbeidsongeschiktheid wegens ziekte, de zieke werknemer de daaropvolgende 52 weken aanspraak kan maken op 75% van het overeengekomen loon.
2.4.
Taart Zaak heeft het loon van [eiseres] meermaals te laat betaald en het loon van april 2018 niet betaald.

3.Het geschil

3.1.
[eiseres] vordert, tegen de achtergrond van de hiervoor weergegeven feiten om bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, Taart Zaak te veroordelen tot:
A. betaling aan [eiseres] van het achterstallige bruto maandloon van € 710,13 over april 2018 [waarbij is rekening gehouden met hetgeen daarover in 2.3. is overwogen];
B. betaling van de maximale wettelijke verhoging over het onder A. gevorderde bedrag;
C. betaling van de wettelijke rente over de onder A. en B. gevorderde bedragen;
D. richtige en tijdige betaling in mei 2018 aan [eiseres] van de vakantiebijslag over de periode 2017-2018;
E. richtige en tijdige betaling aan [eiseres] van haar loon vanaf mei 2018, uiterlijk op de maandelijkse vervaldata;
F. betaling van de wettelijke verhoging en de wettelijke rente over de vorderingen onder D. en E. indien een en ander niet tijdig zal worden betaald;
G. verstrekking aan [eiseres] van schriftelijke en deugdelijke bruto/netto specificatie(s) van de bedragen onder A., B., D. en E., zulks op straffe van een dwangsom ter hoogte van € 100,00 per dag met een maximum verbeurte van € 5.000,00 voor elke dag na betekening van het vonnis dat Taart Zaak hieraan niet voldoet;
H. betaling c.q. afstorting van verschuldigde pensioenpremies en hiervan schriftelijk bewijs te leveren, zulks op straffe van een dwangsom van € 100,00 voor iedere dag of gedeelte van een dag dat Taart Zaak daarmee in gebreke blijft, met een maximum verbeurte van
€ 5.000,00;
I. betaling van de kosten van deze procedure en de nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.
3.2.
Voor zover Taart Zaak verweer voert wordt daarop hierna nader ingegaan, evenals op de stellingen van partijen.

4.De beoordeling

4.1.
Ter zitting heeft Taart Zaak toegelicht dat zij in grote financiële problemen verkeert en begin deze week zelfs een faillissementsaanvraag bij deze rechtbank heeft ingediend. Omdat die aanvraag niet volledig was, zal die aanvraag nog deze week met de ontbrekende stukken worden gecompleteerd, aldus Taart Zaak.
4.1.1.
Betalingsonmacht – ongeacht de oorzaak daarvan – ontslaat Taart Zaak niet van haar (betalings)verplichtingen uit hoofde van de arbeidsovereenkomst. Het verweer van Taart Zaak staat dus niet aan toewijzing van de vorderingen van [eiseres] in de weg.
4.1.2.
Taart Zaak heeft ter zitting verzocht om een geschil met haar verhuurder en het door haar aangevraagde faillissement met deze zaak in verband te brengen. Die verzoeken kunnen niet worden gehonoreerd. De kantonrechter beslist namelijk in dit geschil alléén over de vorderingen van [eiseres] en die zijn naar hun aard spoedeisend. De kantonrechter zal bij de beoordeling van de vorderingen van [eiseres] de lettering aanhouden die in rechtsoverweging 3.1. is gehanteerd, aangezien de lettering in het petitum van het dagvaardingsexploot niet correct was.
4.2.
Taart Zaak heeft niet betwist dat het loon van april 2018 niet aan [eiseres] is betaald en dat het loon op grond van de Horeca-CAO wegens de ziekte van [eiseres] € 710,13 bruto bedraagt. De vordering onder A. zal daarom worden toegewezen. Voor wat betreft de vordering onder B. geldt dat de niet-tijdige voldoening van het loon blijkens 4.1.1. toerekenbaar is aan Taart Zaak, zodat de wettelijke verhoging ex art. 7:625 BW over het loon verschuldigd is, echter niet zoals gevorderd 50%. Immers bedraagt de wettelijke verhoging over de vierde tot en met de achtste
werkdag vijf procent per dag en over de volgende
werkdagen één procent. Het loon van april 2018 had uiterlijk 30 april 2018 betaald moeten zijn. Sinds die datum tot de datum van dit vonnis zijn slechts 21 werkdagen verstreken wat betekent dat [eiseres] dus hoogstens aanspraak heeft op 33%. Hierbij komt dat de financiële omstandigheden van Taart Zaak klaarblijkelijk slecht zijn en dat sprake is van cumulatie van de wettelijke verhoging en de wettelijke rente. De kantonrechter zal de verhoging derhalve beperken tot 25%.
4.3.
Door [eiseres] is onweersproken gesteld dat het loon normaliter op de laatste dag van de maand wordt voldaan, zodat ook de kantonrechter daarvan uitgaat bij toewijzing van de vordering onder E. Deze vordering tot betaling van toekomstig loon zal, zoals ter zitting reeds is aangegeven, worden toegewezen totdat de arbeidsovereenkomst tussen partijen op rechtsgeldige wijze zal zijn geëindigd, nu er vanwege het betalingsgedrag van Taart Zaak in het verleden en de ter zitting door Taart Zaak gegeven toelichting te verwachten valt dat zij het loon over mei 2018 en de periode nadien niet (tijdig) zal voldoen.
4.4.
Eveneens valt te verwachten dat Taart Zaak het vakantiegeld zoals gevorderd onder D. niet zal voldoen, reden waarom ook dit zal worden toegewezen.
4.5.
Vordering F. – de wettelijke verhoging en de wettelijke rente over de vorderingen onder D. en E. – kan niet worden toegewezen, aangezien Taart Zaak (nog) niet in verzuim is en de toekomstige loontermijnen (nog) niet opeisbaar zijn. De wijze waarop die vordering onder F. is geformuleerd (‘indien een en ander niet tijdig zal worden betaald’) maakt dat niet anders.
4.6.
Ter zitting heeft de gemachtigde van [eiseres] een loonstrook over april 2018 overgelegd, maar daarbij tevens onweersproken gesteld dat het daarop vermelde bedrag onjuist is. Overigens is niet gebleken dat er over april 2018 enige loonbetaling door Taart Zaak is verricht. Taart Zaak zal – op hierna te bepalen wijze – worden veroordeeld om alsnog een correcte loonstrook over april 2018 aan [eiseres] te verstrekken. Datzelfde geldt voor gevorderde bruto/netto specificaties inzake vakantiebijslag over de periode 2017-2018 en de loonbetalingen vanaf mei 2018.
4.7.
Nu ter zitting genoegzaam toegelicht is wat de grondslag van de vordering onder H. is en dat [eiseres] daar ook een zelfstandig belang bij heeft, zal ook die vordering worden toegewezen. Taart Zaak heeft daarover ter zitting aangevoerd dat de pensioenpremies tot en met april 2018 zouden zijn afgedragen. Taart Zaak dient dat schriftelijk bewijs van die afstorting binnen twee weken na betekening van dit vonnis aan [eiseres] te verstrekken.
4.8.
Om te bewerkstelligen dat Taart Zaak de veroordelingen beschreven onder 4.6. en 4.7. nakomt, wordt daaraan een dwangsom gekoppeld. Die dwangsom wordt verbeurd indien Taart Zaak die veroordelingen niet binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis nakomt, dan wel, voor de toekomst, binnen één week na de vervaldata (de laatste dag van de maand). De dwangsom wordt daarbij gematigd en in hoogte gemaximeerd.
4.9.
Taart Zaak dient als de geheel in het ongelijk gestelde partij te worden veroordeeld tot betaling van de proceskosten, met inbegrip van de wettelijke rente daarover. De kosten aan de zijde van [eiseres] worden tot op heden begroot op:
- exploot van dagvaarding: € 105,71
- griffierecht: € 226,00
- salaris gemachtigde: €
400,00
Totaal: € 731,71.
4.10.
De nakosten – en de wettelijke rente daarover – worden op hierna in het dictum te bepalen wijze begroot.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
veroordeelt Taart Zaak om aan [eiseres] te betalen een bedrag van € 710,13 bruto inzake niet betaald loon over april 2018, te vermeerderen met de wettelijke verhoging van 25% ex art. 7:625 BW, de optelsom van deze beide bedragen te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 mei 2018 tot aan de dag der algehele voldoening;
5.2.
veroordeelt Taart Zaak om aan [eiseres] , vanaf mei 2018 steeds uiterlijk op de laatste dag van de maand, te betalen het loon (dat zolang [eiseres] arbeidsongeschikt is wegens ziekte 75% van het overeengekomen loon bedraagt) van de betreffende maand, zulks totdat de arbeidsovereenkomst tussen partijen op rechtsgeldige wijze zal zijn geëindigd, een en ander onder verstrekking van een schriftelijke loonstrook per onderliggende loontermijn;
5.3.
veroordeelt Taart Zaak om aan [eiseres] op uiterlijk 31 mei 2018 de vakantiebijslag over de periode 2017-2018 te betalen (waarbij eveneens rekening wordt gehouden met het feit dat het loon tijdens het tweede ziektejaar 75% van het overeengekomen loon bedraagt);
5.4.
veroordeelt Taart Zaak om aan [eiseres] te verstrekken schriftelijke bruto/netto specificaties van het loon (inclusief wettelijke verhoging en wettelijke rente) over april 2018, de vakantiebijslag over de periode 2017-2018 en de loonbetalingen vanaf mei 2018, zulks binnen twee weken na betekening van dit vonnis dan wel, voor zover de betalingen waarop de specificaties zien nog niet verschuldigd zijn op dat moment, binnen één week na de vervaldata (de laatste dag van de maand);
5.5.
veroordeelt Taart Zaak tot betaling c.q. afstorting van de verschuldigde pensioenpremies en tot verstrekking van schriftelijk bewijs daarvan aan [eiseres] binnen twee weken na betekening van dit vonnis dan wel, voor toekomstige afstortingen, binnen één week na de vervaldata (de laatste dag van de maand);
5.6.
de veroordelingen onder 5.4. en 5.5. op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 100,00 per dag dat Taart Zaak hiermee in gebreke blijft, met een maximum verbeurte van
€ 2.000,00;
5.7.
veroordeelt Taart Zaak tot betaling van de proceskosten, die aan de zijde van [eiseres] tot op heden begroot worden op € 731,71, bij gebreke van eerdere betaling te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de vijftiende dag na betekening van dit vonnis tot aan de dag der algehele voldoening;
5.8.
veroordeelt Taart Zaak, onder de voorwaarde dat zij niet binnen twee weken na aanschrijving door [eiseres] volledig aan dit vonnis voldoet, in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op:
- € 100,00 aan salaris gemachtigde, te vermeerderen met de wettelijke rente met ingang van de vijftiende dag na aanschrijving tot aan de dag der algehele voldoening;
- te vermeerderen, indien Taart Zaak niet binnen veertien dagen na aanschrijving door [eiseres] aan dit vonnis heeft voldaan en vervolgens betekening van dit vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van die betekening, te vermeerderen met de wettelijke rente met ingang van de vijftiende dag na betekening tot aan de dag der algehele voldoening;
5.9.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
5.10.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.M. Drenth en is in het openbaar uitgesproken.