[eiseres] vordert, tegen de achtergrond van de hiervoor weergegeven feiten om bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, Taart Zaak te veroordelen tot:
A. betaling aan [eiseres] van het achterstallige bruto maandloon van € 710,13 over april 2018 [waarbij is rekening gehouden met hetgeen daarover in 2.3. is overwogen];
B. betaling van de maximale wettelijke verhoging over het onder A. gevorderde bedrag;
C. betaling van de wettelijke rente over de onder A. en B. gevorderde bedragen;
D. richtige en tijdige betaling in mei 2018 aan [eiseres] van de vakantiebijslag over de periode 2017-2018;
E. richtige en tijdige betaling aan [eiseres] van haar loon vanaf mei 2018, uiterlijk op de maandelijkse vervaldata;
F. betaling van de wettelijke verhoging en de wettelijke rente over de vorderingen onder D. en E. indien een en ander niet tijdig zal worden betaald;
G. verstrekking aan [eiseres] van schriftelijke en deugdelijke bruto/netto specificatie(s) van de bedragen onder A., B., D. en E., zulks op straffe van een dwangsom ter hoogte van € 100,00 per dag met een maximum verbeurte van € 5.000,00 voor elke dag na betekening van het vonnis dat Taart Zaak hieraan niet voldoet;
H. betaling c.q. afstorting van verschuldigde pensioenpremies en hiervan schriftelijk bewijs te leveren, zulks op straffe van een dwangsom van € 100,00 voor iedere dag of gedeelte van een dag dat Taart Zaak daarmee in gebreke blijft, met een maximum verbeurte van
€ 5.000,00;
I. betaling van de kosten van deze procedure en de nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.