ECLI:NL:RBLIM:2018:4986

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
30 mei 2018
Publicatiedatum
29 mei 2018
Zaaknummer
04 6538682 cv expl 17-9736
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding huurovereenkomst wegens overlast door huurder

In deze zaak heeft de kantonrechter te Roermond op 30 mei 2018 uitspraak gedaan in een procedure tussen twee eisers en een gedaagde partij, vertegenwoordigd door een bewindvoerder. De eisers vorderden de ontbinding van de huurovereenkomst met de gedaagde partij, die hen overlast bezorgde. De gedaagde partij huurde sinds 25 november 2011 een woning van de eisers en was eerder al meerdere keren gewaarschuwd voor zijn gedrag. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedaagde partij zich herhaaldelijk niet als een goed huurder heeft gedragen, wat heeft geleid tot overlast voor de omwonenden. Ondanks eerdere verbeteringen in zijn gedrag, heeft de gedaagde partij opnieuw overlast veroorzaakt, wat de eisers noopte tot het indienen van deze procedure. De kantonrechter oordeelde dat de ernst van de tekortkomingen van de gedaagde partij in de nakoming van zijn verplichtingen uit de huurovereenkomst zodanig was dat ontbinding gerechtvaardigd was. De persoonlijke omstandigheden van de gedaagde partij en zijn woonbelang konden niet opwegen tegen de belangen van de eisers en de andere omwonenden. De kantonrechter heeft de huurovereenkomst ontbonden en de gedaagde partij veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Roermond
Zaaknummer: 6538682 \ CV EXPL 17-9736
Vonnis van de kantonrechter van 30 mei 2018
in de zaak van:

1.[eisende partij sub 1] ,2. [eisende partij sub 2] ,beiden wonende te [woonplaats eisers] , [adres eisers] ,

eisende partij,
gemachtigde mr. G.M.M. van Tilborg,
tegen:
[naam bewindvoerder] , h.o.d.n. [handelsnaam bewindvoerder] ,
kantoorhoudende te [kantoorplaats bewindvoerder] ,
in haar hoedanigheid van bewindvoerder over de goederen die (zullen) toebehoren aan [gedaagde partij],
wonend op een bij de deurwaarder bekend adres,
gedaagde partij,
gemachtigde mr. M.M.J.P. Penners.
Partijen worden hierna verder ook (in mannelijk enkelvoud) [eisers] en [gedaagde partij] dan wel de bewindvoerder genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 12 december 2018,
  • de door [eisers] bij brief van 22 januari 2018 overgelegde productie 33,
  • het depot van [eisers] van 22 januari 2018, houdende het depot van een USB-stick met geluidsopnames,
  • de conclusie van antwoord,
  • de beslissing waarbij een comparitie van partijen is bepaald,
  • de door [eisers] bij brief van 11 april 2018 overgelegde producties 34 tot en met 41,
  • de op 17 april 2018 gehouden comparitie van partijen.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[gedaagde partij] huurt op basis van een d.d. 25 november 2011 door hem en [eisende partij sub 1] ondertekende overeenkomst de woning gelegen aan de [adres huurwoning] te [plaatsnaam huurwoning] . Partijen zijn buren.
2.2.
Bij beschikking van 20 september 2013 zijn de goederen die toebehoren of zullen toebehoren aan [gedaagde partij] met ingang van 1 oktober 2013 onder bewind ingesteld, met benoeming van [naam bewindvoerder] tot bewindvoerder.
2.3.
Bij vonnis van de kantonrechter te Roermond van 16 maart 2016 zijn de door [eisers] tegen de bewindvoerder op grond van overlast ingestelde vorderingen tot ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde afgewezen.
2.4.
Bij vonnis van de voorzieningenrechter te Roermond van 21 juni 2017 is de door [eisers] op grond van overlast ingestelde vordering tot ontruiming van de door [gedaagde partij] van [eisers] gehuurde woning afgewezen.
2.5.
Bij vonnis van de voorzieningenrechter te Roermond van 12 februari 2018 is de bewindvoerder veroordeeld het door [gedaagde partij] gehuurde pand aan de [adres huurwoning] te [plaatsnaam huurwoning] binnen twee weken na betekening van dat vonnis te ontruimen en te verlaten en onder afgifte van de sleutels aan [eisers] ter vrije beschikking te stellen.
2.6.
[gedaagde partij] heeft vervolgens naar aanleiding van dit vonnis het door hem gehuurde ontruimd.

3.Het geschil

3.1.
In deze bodemprocedure vordert [eisers] - samengevat - te bepalen dat de huurovereenkomst tussen partijen zal worden ontbonden per datum vonnis, met veroordeling van gedaagde partij om het gehuurde volledig en behoorlijk te verlaten en te ontruimen en ontruimd te houden, met veroordeling van gedaagde in de proceskosten en in de nakosten.
3.2.
De bewindvoerder voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Beoordeeld dient te worden of de - door omwonenden als overlast ervaren - gedragingen van [gedaagde partij] beschouwd kunnen worden als een tekortkoming in de nakoming van de verplichtingen van [gedaagde partij] als huurder. Voorts dient te worden beoordeeld of, rekening houdend met alle omstandigheden, die eventuele tekortkoming voldoende ernstig is om de ontbinding met haar gevolgen te rechtvaardigen. In dat verband is mede van belang dat het gewicht van de tekortkoming moet worden afgezet tegen het woonbelang van [gedaagde partij] , met andere woorden: de ernst van de tekortkomingen die zijn komen vast te staan, dient daarbij te worden afgezet tegen het belang van [gedaagde partij] om in de woning te kunnen wonen.
4.2.
Vooropgesteld dient te worden dat een huurder zich ten aanzien van het gebruik van het gehuurde als een goed huurder dient te gedragen. Als een huurder zich zodanig gedraagt dat die gedragingen als overlast gekwalificeerd kunnen worden, dan handelt die huurder in strijd met voormelde in de wet opgenomen bepaling. Vast staat dat tussen partijen reeds een aantal procedures zijn gevoerd, waarbij steeds door omwonenden als (geluids)overlast ervaren gedragingen van [gedaagde partij] aan de orde zijn geweest. In het vonnis van 13 mei 2015 heeft de kantonrechter geoordeeld dat [gedaagde partij] overlast heeft veroorzaakt, bestaande uit onder andere hard praten, schreeuwen, agressie en terroriserend gedrag, bedreigingen, ruzie maken zowel overdag als 's nachts. Uiteindelijk heeft de kantonrechter in zijn in die procedure gewezen eindvonnis van 16 maart 2016 geoordeeld dat de behandelingen van [gedaagde partij] in verband met zijn persoonlijkheids- en alcoholproblemen tot verbetering hebben geleid, waarbij gesproken kan worden van een constante en consistente verbetering van zijn gedrag als huurder. Zulks heeft toen geleid tot afwijzing van de door [eisers] gevorderde ontbinding en ontruiming. In dat vonnis heeft de kantonrechter evenwel expliciet het navolgende overwogen:
“Wel is de kantonrechter van oordeel dat [gedaagde partij] als een ernstig gewaarschuwd man heeft te gelden. Hij dient ervoor zorg te dragen dat hij zijn positief veranderde leefgedrag als huurder vasthoudt en in de toekomst geen overlast meer bezorgt. Hij heeft nu het voordeel van de twijfel gekregen waardoor hij een laatste kans krijgt om in de woning te blijven. Daar dient hij zich ernstig van bewust te zijn; terugval in de toekomst zou kunnen inhouden dat [eisers] en andere buurtgenoten wederom overlast ervaren en het staat hen dan vrij opnieuw een toets in rechte te laten plaatsvinden.”
4.3.
In het vervolgens tussen partijen op 7 juni 2017 door [eisers] aanhangig gemaakte kort geding vanwege hernieuwde door [gedaagde partij] veroorzaakte overlast, heeft de kantonrechter in zijn vonnis van 21 juni 2017 de door [eisers] gevorderde ontruiming afgewezen, doch daarbij is wel overwogen dat aannemelijk is dat [gedaagde partij] enige mate van overlast heeft veroorzaakt in de afgelopen periode.
4.4.
Ook in het kort gedingvonnis van 12 februari 2018 is geoordeeld dat sprake is van door [gedaagde partij] veroorzaakte overlast, hetgeen heeft geleid tot toewijzing van de in dat kort geding door [eisers] gevorderde ontruiming van het gehuurde. [gedaagde partij] heeft van deze uitspraak geen hoger beroep ingesteld. De ter onderbouwing van die vordering ten grondslag gelegde verklaringen zijn ook in de onderhavige procedure ter onderbouwing van de gevorderde ontbinding van de huurovereenkomst overgelegd.
4.5.
Vastgesteld kan worden dat in een eerdere bodemprocedure en in twee tussen partijen gevoerde kort gedingen is gebleken van door [gedaagde partij] veroorzaakte overlast. In die procedures was in verband daarmee telkens de ontbinding van de huurovereenkomst c.q. de ontruiming door [gedaagde partij] van het gehuurde aan de orde, zodat [gedaagde partij] met betrekking tot die overlast als een gewaarschuwd man heeft te gelden, hetgeen de kantonrechter in zijn vonnis van 16 maart 2016 ook uitdrukkelijk - weliswaar ten overvloede - heeft overwogen. De onderhavige procedure en het kort geding dat heeft geleid tot het vonnis van 12 februari 2018 zijn door [eisers] aanhangig gemaakt naar aanleiding van hernieuwde klachten van omwonenden ter zake van door [gedaagde partij] veroorzaakte overlast. In voormeld kort gedingvonnis is daarover het volgende geoordeeld: "
Naar het oordeel van de kantonrechter heeft [naam bewindvoerder] , althans [gedaagde partij] , de gestelde overlast niet, althans onvoldoende, weersproken gelet op het volgende. [eisers] heeft de door hem gestelde overlast uitvoerig gedocumenteerd. Zo heeft [eisers] diverse verklaringen overgelegd die betrekking hebben op de periode van 22 augustus 2017 tot en met 16 januari 2018. Het betreft verklaringen van (onder meer) de navolgende buren en omwonenden: mevrouw [A] , [B] , de heer [C] , mevrouw [D] , familie [E] , [F] , [G] , [H] , [I] en [J] . Allen klagen zij over de door [gedaagde partij] veroorzaakte overlast, te weten geluidsoverlast, intimiderend, agressief en bedreigend gedrag. Ook de politie [K] ) heeft (geluids)overlast geconstateerd op 8 december 2017 (zie productie 35 van [eisers] c.s.). Weliswaar heeft [handelsnaam bewindvoerder] verklaringen overgelegd (van [L] , de heer [M] en [N] ), maar deze zijn onvoldoende om de in het geding gebrachte verklaringen van [eisers] c.s. te ontkrachten. De kantonrechter tekent hierbij aan dat het niet om het aantal verklaringen gaat, maar om de inhoud van deze verklaringen. De heer [M] en [N] hebben bijvoorbeeld verklaard dat zij nooit overlast hebben gehad van [gedaagde partij] . Dit moge zo zijn, maar andere buren/buurtbewoners hebben verklaard wel overlast te ervaren van [gedaagde partij] en is dit zelfs door de politie geconstateerd alsook in eerdere procedures. Ook de verklaring van [L] kan niet leiden tot een ander oordeel, nu deze de door [gedaagde partij] veroorzaakte (geluids)overlast niet weerspreekt. Op deze gronden moet er in deze procedure van worden uitgegaan dat sprake is van door [gedaagde partij] veroorzaakte overlast."
Hoewel in een kort geding een andere bewijswaardering geldt dan in een bodemprocedure, is de kantonrechter op grond van de inhoud van de hiervoor voormelde verklaringen, die ook in deze procedure ter onderbouwing van de vorderingen van [eisers] zijn overgelegd, van oordeel dat voldoende is gebleken van de ernst en de mate van de door [gedaagde partij] veroorzaakte overlast.
4.6.
Door [gedaagde partij] is nog gesteld dat een hetze tegen hem wordt gevoerd door de politie, de gemeente, de buurt en de lokale horeca om hem weg te krijgen uit de omgeving waarin hij woont, doch die stelling is onvoldoende onderbouwd en ook overigens is daarvan niet gebleken.
4.7.
De ernst en de mate van de door [gedaagde partij] veroorzaakte overlast leveren een zodanige tekortkoming van [gedaagde partij] in het naleven van zijn verplichtingen uit de huurovereenkomst op, dat de door [eisers] op die grondslag gevorderde ontbinding van de huurovereenkomst gerechtvaardigd is. Het woonbelang van [gedaagde partij] en zijn persoonlijke problematiek van [gedaagde partij] kunnen niet leiden tot een ander oordeel. Daarbij is voor de kantonrechter doorslaggevend geweest dat [gedaagde partij] vaak genoeg is gewaarschuwd, ook door de rechter, zonder dat er een definitieve verbetering in zijn gedrag is opgetreden. Nu is onvermijdelijk het moment aangebroken waarop de belangen van de directe omwonenden van [gedaagde partij] , waaronder eisers, dienen te prevaleren boven de belangen van [gedaagde partij] .
4.8.
Ten overvloede wenst de kantonrechter het volgende op te merken. Door [gedaagde partij] is nog gesteld dat hij rust wil, waarbij hij verschoond wil blijven van prikkels om hem heen die zijn gedrag beïnvloeden. [eisers] heeft gesteld dat zij door de langdurige problemen met [gedaagde partij] op is van de zenuwen en eveneens enkel nog rust wil. De kantonrechter heeft niet de overtuiging dat partijen in de situatie, waarbij zij door de huurrelatie aan elkaar verbonden blijven, de door ieder van hen gewenste rust krijgen maar juist het tegendeel het geval zal zijn. Dit is uiteraard geen reden om de huurovereenkomst te ontbinden, doch de beëindiging van de huurrelatie wordt in verband met de door beide partijen beoogde rust wel in het belang van beide partijen geacht.
4.9.
Omdat het gehuurde door [gedaagde partij] reeds op grond van het kort gedingvonnis van 12 februari 2018 is ontruimd, heeft [eisers] geen belang meer bij zijn vordering tot ontruiming van het gehuurde, zodat die vordering zal worden afgewezen. De daarmee samenhangende gevorderde machtiging ondergaat hetzelfde lot. Die machtiging zou bovendien zijn afgewezen omdat [eisers] geen machtiging van de kantonrechter behoeft om het toe te wijzen bevel tot ontruiming zo nodig af te dwingen. De in de wet aan de deurwaarder verleende bevoegdheden tot reële executie (artikelen 555 e.v. Rv in verbinding met artikel 444 Rv) worden immers toereikend geacht.
4.10.
Het verzoek van [eisers] om dit vonnis te waarmerken als Europese executoriale titel zal worden afgewezen, nu ten aanzien van de gevorderde ontbinding van de huurovereenkomst geldt dat geen sprake is van een niet-betwiste schuldvordering en bovendien ten aanzien van de gevorderde kostenveroordeling heeft te gelden dat het door [gedaagde partij] gevoerde verweer tevens bezwaar tegen de door [eisers] gevorderde kostenveroordeling impliceert.
4.11.
De bewindvoerder zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van deze procedure. De kosten aan de zijde van [eisers] worden begroot op:
  • dagvaarding € 97,31
  • griffierecht 60,00
  • salaris gemachtigde
totaal € 277,31.
4.12.
De gevorderde nakosten zullen worden toegewezen overeenkomstig de richtlijnen van het LOVCK&T en worden begroot op een half salarispunt conform het liquidatietarief proceskosten met een maximum van € 30,00 aan nakosten salaris.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
ontbindt de tussen partijen bestaande huurovereenkomst met betrekking tot het gehuurde, staande en gelegen aan de [adres huurwoning] te [plaatsnaam huurwoning] ,
5.2.
veroordeelt de bewindvoerder in de proceskosten aan de zijde van [eisers] gevallen en tot op heden begroot op € 277,31,
5.3.
veroordeelt de bewindvoerder onder de voorwaarde dat deze niet binnen 2 weken na aanschrijving door [eisers] volledig aan dit vonnis voldoet, in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op:
- € 30,00 aan salaris gemachtigde,
- te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van het vonnis,
5.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.A.J. van Leeuwen in het openbaar uitgesproken.
type: TC
coll: