ECLI:NL:RBLIM:2018:4949

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
30 mei 2018
Publicatiedatum
28 mei 2018
Zaaknummer
04 6447166 cv expl 17-8681
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Boete voor ‘treintje rijden’ in parkeergarage door Q-Park Operations Netherlands II B.V.

In deze zaak vordert Q-Park Operations Netherlands II B.V. betaling van een parkeervergoeding en een aanvullende schadevergoeding van een gedaagde partij die op 21 oktober 2015 de parkeergarage Centrum Maasboulevard te Venlo heeft verlaten zonder te betalen. De gedaagde partij heeft de parkeergarage binnengereden met zijn motorvoertuig, maar is zonder betaling de garage uitgereden door achter een ander voertuig aan te rijden, een handeling die bekend staat als 'treintje rijden'. Q-Park heeft de gedaagde partij een tarief voor een verloren kaart van € 49,50 en een aanvullende schadevergoeding van € 300,00 in rekening gebracht, maar de gedaagde partij heeft deze bedragen niet voldaan.

De gedaagde partij voert verweer en stelt dat hij zijn parkeerticket was verloren en dat hij geen mogelijkheid had om te betalen omdat er niemand bij de receptie aanwezig was. Hij betwist de verschuldigdheid van de schadevergoeding en doet een beroep op vernietiging van de algemene voorwaarden van Q-Park. De kantonrechter oordeelt dat Q-Park voldoende informatie heeft verstrekt over de algemene voorwaarden en dat deze van toepassing zijn op de overeenkomst. De kantonrechter concludeert dat de boete in redelijke verhouding staat tot de schade die Q-Park lijdt door het 'treintje rijden' en dat de gedaagde partij niet heeft aangetoond dat hij contact heeft gezocht met Q-Park om te betalen. De kantonrechter wijst de vordering van Q-Park toe, met uitzondering van de buitengerechtelijke incassokosten, omdat Q-Park niet heeft aangetoond dat de gedaagde partij een aanmaning heeft ontvangen. De gedaagde partij wordt veroordeeld tot betaling van de hoofdsom en de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Roermond
Zaaknummer: 6447166 \ CV EXPL 17-8681
Vonnis van de kantonrechter van 30 mei 2018
in de zaak van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Q-PARK OPERATIONS NETHERLANDS II B.V.,
gevestigd te Maastricht,
eisende partij,
gemachtigde Haenen Gerechtsdeurwaarders,
tegen:
[gedaagde partij],
wonend [adres gedaagde partij] ,
[woonplaats gedaagde partij] ,
gedaagde partij,
gemachtigde mr. A.P.P. Janssen.
Partijen worden hierna Q-Park en [gedaagde partij] genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding
  • de conclusie van antwoord
  • de conclusie van repliek
  • de conclusie van dupliek.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Q-Park is de exploitant van onder meer de parkeergarage Centrum Maasboulevard te Venlo aan de Prinsessesingel 5.
2.2.
[gedaagde partij] is met zijn motorvoertuig met het kenteken [kenteken voertuig gedaagde partij] op
21 oktober 2015 de parkeergarage binnen gereden. Voor het gebruik van deze parkeeraccommodatie is [gedaagde partij] aan Q-Park een parkeervergoeding verschuldigd.
2.3.
Op 21 oktober 2015 is [gedaagde partij] rond 18:45 uur de parkeergarage uitgereden zonder te betalen. Hij deed dit door vlak achter een ander voertuig aan te rijden nadat de slagboom omhoog was gegaan. Deze uitrijdmethode wordt “treintje rijden” genoemd.
2.4.
Q-Park heeft aan [gedaagde partij] in rekening gebracht het tarief van een verloren kaart ten bedrage van € 49,50, en daarnaast de aanvullende schadevergoeding van € 300,00, een en ander conform haar algemene voorwaarden. [gedaagde partij] heeft beide bedragen niet betaald.

3.Het geschil

3.1.
Q-Park vordert - samengevat - veroordeling van [gedaagde partij] tot betaling van € 401,93 (€ 349,50 in hoofdsom en € 52,43 aan buitengerechtelijke kosten), te vermeerderen met de wettelijke rente over € 349,50, en met de proceskosten.
3.2.
[gedaagde partij] voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Tussen partijen is niet in geschil dat [gedaagde partij] de parkeergarage op 21 oktober 2015 heeft verlaten zonder voor het gebruik te betalen.
4.2.
[gedaagde partij] heeft als verweer aangevoerd dat hij zijn parkeerticket was verloren en dat hij vervolgens naar de receptie van de parkeergarage is gegaan om daar te kunnen betalen. Hij trof niemand aan. Ook pogingen om via de intercom contact te krijgen met iemand van Q-Park bleven zonder resultaat. Aangezien [gedaagde partij] die avond een afspraak had buiten Venlo zag hij zich genoodzaakt om zonder te betalen achter een ander voertuig aan te rijden nadat de slagboom omhoog was gegaan.
4.3.
[gedaagde partij] erkent dat hij het dagtarief verschuldigd is vanwege het zoekgeraakte ticket, maar hij betwist de verschuldigdheid van de schadevergoeding die Q-Park op basis van haar algemene voorwaarden claimt. [gedaagde partij] is in de eerste plaats van mening dat aan hem geen redelijke mogelijkheid is gegeven om van de algemene voorwaarden kennis te nemen, zoals in artikel 6:230c en artikel 6:233 BW wordt bepaald. Indien je de parkeergarage binnenrijdt, en dus de overeenkomst tot stand komt, wordt je erop gewezen dat de algemene voorwaarden kunnen worden opgevraagd via “www.q-park.nl”. Dit is geen redelijke mogelijkheid om kennis te nemen van de algemene voorwaarden, aldus [gedaagde partij] , en hij doet een beroep op vernietiging van de algemene voorwaarden.
4.4.
De kantonrechter is van oordeel dat Q-Park door het plaatsen van een informatiebord vóór de slagboom waarop wordt verwezen naar een internetadres waarop haar algemene voorwaarden te vinden zijn, heeft voldaan aan de eis voor dienstverrichters, zoals bepaald in artikel 6:230c lid 3 BW in samenhang met artikel 6:230b onder 6 BW. Eveneens is hiermee voldaan aan het bepaalde in artikel 6:233 onder b BW.
Het beroep op vernietiging door [gedaagde partij] zal dan ook worden gepasseerd. De algemene voorwaarden zijn van toepassing op de overeenkomst tussen Q-Park en [gedaagde partij] .
4.5.
[gedaagde partij] is verder van mening dat het uit de parkeergarage rijden zonder te betalen door [gedaagde partij] Q-Park geen schade heeft toegebracht, met uitzondering van het door [gedaagde partij] verschuldigde tarief. Het door Q-Park op basis van de algemene voorwaarden geclaimde bedrag van € 300,00 dient derhalve te worden aangemerkt als een boetebedrag en niet als een schadeloosstelling. Q-Park omschrijft het door haar geclaimde bedrag overigens zelf ook als boetebeding c.q. boete. Q-Park claimt daarnaast eveneens nakoming van de overeenkomst door het dagtarief te vorderen. In artikel 6:92 lid 1 BW is bepaald dat het niet mogelijk is om zowel de nakoming van een boetebeding te vorderen alsmede de nakoming van de prestatie uit de verbintenis waaraan het boetebeding verbonden is.
4.6.
De kantonrechter overweegt het volgende.
Artikel 6.3 van de algemene voorwaarden, waarop Q-Park haar vordering baseert, luidt als volgt:
“Het zonder voorafgaande betaling van het verschuldigde parkeergeld met het voertuig verlaten van de parkeerfaciliteit, bijvoorbeeld door middel van het zogenoemde “treintje rijden” waarbij de parkeerder direct achter zijn voorganger onder de slagboom doorrijdt, is onder geen beding toegestaan. De parkeerder is in dat geval het door Q-Park voor de betreffende parkeerfaciliteit vastgestelde tarief “verloren kaart” verschuldigd (afhankelijk van de parkeerfaciliteit bedraagt dit éénmaal, tweemaal of driemaal het geldende dagtarief), vermeerderd met een bedrag aan aanvullende schadevergoeding ad € 300,- en zulks onverminderd de rechten van Q-Park tot het vorderen van overige daadwerkelijk geleden (gevolg-)schade. Het hiervoor genoemde tarief “verloren kaart” laat onverlet het recht om de parkeerder de werkelijke parkeerkosten in rekening te brengen mochten die hoger zijn dan het tarief “verloren kaart”.”
4.7.
De kantonrechter is in de eerste plaats van oordeel dat zowel het bedrag ‘verloren kaart’ ten bedrage van € 49,50 alsook de aanvullende schadevergoeding ten bedrage van
€ 300,00 als een boete kunnen worden aangemerkt. Het bepaalde in artikel 6:92 lid 1 is derhalve niet van toepassing.
Nu de overeenkomst tussen partijen moet worden gekwalificeerd als een consumentenovereenkomst dient de kantonrechter ambtshalve te beoordelen of het boetebeding als oneerlijk of als onredelijk bezwarend moet worden aangemerkt (vgl. HR 13 september 2013, ECLI:HR:2013:691). Volgens artikel 3 lid 1 van de Richtlijn 93/13 betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten (hierna: de Richtlijn) wordt een beding als oneerlijk beschouwd indien het, in strijd met de goede trouw, het evenwicht tussen de uit de overeenkomst voortvloeiende rechten en verplichtingen van de partijen ten nadele van de consument aanzienlijk verstoort. In de bijlage bij de Richtlijn wordt vermeld dat een beding onder meer oneerlijk kan zijn als dat beding tot doel of tot gevolg heeft de consument die zijn verbintenissen niet nakomt, een onevenredig hoge schadevergoeding op te leggen. Een beding is daarnaast vernietigbaar, indien het, gelet op de aard en de overige inhoud van de overeenkomst, de wijze waarop de voorwaarden tot stand gekomen zijn, de wederzijds kenbare belangen van partijen en de overige omstandigheden van het geval, onredelijk bezwarend is voor de wederpartij (artikel 6:233 aanhef en onder a BW).
4.8.
Q-Park heeft - kort samengevat - aangevoerd dat de aanvullende schadevergoeding die zij op grond van haar algemene voorwaarden vordert, de schade moet vergoeden die zij ten gevolge van het treintje rijden lijdt. Zo registreert door het treintje rijden het systeem van de parkeergarage niet dat een bezette plaats is verlaten en Q-Park loopt zodoende inkomsten mis. Q-Park maakt daarnaast kosten om overtreders te achterhalen en ook kan er schade ontstaan aan apparatuur. Q-Park heeft verder aangevoerd dat treintje rijden gevaar kan opleveren voor de voorganger en andere weggebruikers. Q-Park heeft er bovendien groot belang bij dat parkeerfraude wordt tegengegaan.
4.9.
De kantonrechter is van oordeel dat de boete in een redelijke verhouding staat tot de (te verwachten) schade door de gedraging waarop de boete is gesteld. Tegen de achtergrond van de aard en de achtergrond van het beding, is het boetebeding niet aan te merken als een oneerlijk beding in de zin van de Richtlijn of een onredelijk bewarend beding in de zin van artikel 6:233 aanhef en onder a BW. Dit betekent dat Q-Park in beginsel recht heeft op de door haar geclaimde boetebedragen van respectievelijk € 49,50 en € 300,00.
4.10.
[gedaagde partij] heeft omstandigheden aangevoerd op grond waarvan hij de mening is toegedaan dat zijn gedrag kan worden gerechtvaardigd. [gedaagde partij] stelt zich op het standpunt dat er niemand bij de receptie aanwezig was en dat het niet lukte om contact met een medewerker van Q-Park te krijgen via de intercom. Q-Park heeft vervolgens aangevoerd dat er geen sprake is geweest van telefonisch contact en dat er evenmin een oproep via de helpknop heeft plaatsgevonden. Zij overlegt als productie 2 bij repliek een log van inkomende calls, hulpverzoeken en eventuele storingen. Hieruit blijkt volgens Q-Park dat zij op 21 oktober 2015 geen oproep van [gedaagde partij] heeft ontvangen.
De kantonrechter is van oordeel dat vooralsnog niet is gebleken dat [gedaagde partij] contact heeft gezocht met Q-Park. Voor zover hij dat wel zou hebben gedaan - en dit volgens zijn zeggen dus niet is gelukt - mocht het naar het oordeel van de kantonrechter in redelijkheid van [gedaagde partij] worden gevergd na de gebeurtenis zo spoedig mogelijk contact op te nemen met
Q-Park. Dit heeft [gedaagde partij] nagelaten. De kantonrechter ziet dan ook geen aanleiding om de gevorderde boetes af te wijzen dan wel te matigen.
4.11.
[gedaagde partij] zal worden veroordeeld tot betaling van beide boetebedragen van respectievelijk € 49,50 en € 300,00, een en ander te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente.
4.12.
Ten aanzien van de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten overweegt de kantonrechter dat Q-Park weliswaar stelt dat zij [gedaagde partij] tot betaling heeft gemaand middels een zogenoemde veertiendagenaanmaning, maar dat [gedaagde partij] betwist dat hij deze brief heeft ontvangen. De betreffende brief is als productie 7 bij dagvaarding overgelegd. Volgens
Q-Park is de brief per aangetekende post aan [gedaagde partij] verzonden. In dat geval had het gelet op de betwisting van [gedaagde partij] op de weg van Q-Park gelegen om het bewijs van aangetekende verzending c.q. bewijs van ontvangst over te leggen. Nu zij dit heeft nagelaten, kan de kantonrechter niet vaststellen dat de bedoelde brief ook daadwerkelijk bij [gedaagde partij] is bezorgd. Q-Park heeft daarmee niet aan de vereisten voor toewijzing van de buitengerechtelijke incassokosten voldaan. De vordering van Q-Park op dit punt zal dan ook worden afgewezen.
4.13.
De kantonrechter acht geen termen aanwezig gedaagde partij toe te laten tot nadere bewijslevering.
4.14.
[gedaagde partij] zal als de in overwegende mate in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van deze procedure. De kosten aan de zijde van Q-Park worden begroot op:
  • dagvaarding € 83,51
  • griffierecht 117,00
  • salaris gemachtigde
totaal € 320,51
4.15.
De kantonrechter zal dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad verklaren.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
veroordeelt [gedaagde partij] om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan Q-Park te betalen een bedrag van € 349,50, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 27 oktober 2017 tot de dag van volledige betaling,
5.2.
veroordeelt [gedaagde partij] in de proceskosten aan de zijde van Q-Park gevallen en tot op heden begroot op € 320,51,
5.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.M.P. Brouns en in het openbaar uitgesproken.
type: em
coll: