Onder verwijzing naar de maatstaf uit rov. 4.9. wordt over een aantal posten geoordeeld dat deze niet voor toewijzing in aanmerking komen omdat toewijzing daarvan in dit geval naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn. De betrokken posten zien telkens op zakelijke keuzes van de feitelijk bestuurder, in de meeste gevallen om bepaalde uitgaven te doen, welke keuzes zijn te relateren aan de bovengenoemde informele bestuursstructuur en bedrijfscultuur. Dit betreft de volgende posten.
Post 5B2 (€ 35.700 inclusief btw) wordt gevormd door een bedrag dat is uitbetaald aan [gedaagde partij] . [gedaagde partij] heeft - niet dan wel onvoldoende weersproken - gesteld dat dit een hem toegekende bonus betreft, die op een aandeelhoudersbijeenkomst is afgesproken en is opgenomen in de (op een aandeelhoudersbijeenkomst goedgekeurde) jaarrekening over 2011. Dat het om iets anders zou gaan is door de vennootschap uiteindelijk niet althans niet voldoende onderbouwd gesteld. Uitgaande van een bonus moet worden geoordeeld dat sprake is van een zakelijke uitgave die valt onder de maatstaf uit rov. 4.9.
Post 5B3 wordt gevormd door een bedrag van € 15.025 ter vergoeding van arbeidsongeschiktheidspremies van [gedaagde partij] . Dit betreft aldus de beloning van de bestuurder en vormt derhalve een zakelijke uitgave die valt onder de maatstaf uit rov. 4.9.
Post 5B4 bedraagt € 53.275 en ziet op gelden die volgens de vennootschap ten onrechte zouden zijn overgemaakt naar de rekening van [gedaagde partij] . [gedaagde partij] heeft aangevoerd dat het gaat om geld dat is besteed om lopende huurverplichtingen te kunnen afwikkelen op een wijze die per saldo kostenbesparend was voor de vennootschap. De vennootschap heeft deze verklaring in algemene termen betwist en gewezen op het ontbreken van onderliggende stukken in de administratie. Daarmee is naar het oordeel van de rechtbank in ieder geval in onvoldoende mate weersproken dat het gaat om een besteding gericht op het afkopen van huurverplichtingen van de vennootschap, zodat daarvan moet worden uitgegaan. Dit vormt een zakelijke uitgave die valt onder de maatstaf uit rov. 4.9.
Post 5B5 ziet op de betaling van € 180.000 uit hoofde van de dividenduitkering. De stelling van de vennootschap is dat deze betaling heeft plaatsgevonden aan [gedaagde partij] in privé in plaats van aan diens vennootschap, die feitelijk de aandeelhouder was. [gedaagde partij] heeft aangevoerd dat sprake is van een rechtsgeldige betaling aan een derde. De rechtbank is van oordeel dat de laatstgenoemde benadering kan worden gevolgd en is overigens van oordeel dat ook deze betaling is te relateren aan de bovengenoemde informele bestuursstructuur en bedrijfscultuur.
Post 5B7(a) betreft een totaalbedrag van € 3.482,00 aan Media Markt en MMS Online. Volgens de vennootschap gaat het om onrechtmatige onttrekkingen, omdat de vennootschap geen aantoonbare tegenprestatie voor de vennootschap heeft kunnen traceren. [gedaagde partij] stelt dat het gaat om zakelijke uitgaven (iPad, kantoorbenodigdheden en dergelijke) en die stelling is door de vennootschap onvoldoende gemotiveerd weersproken.
Post 5B7(c) betreft een uitgave van € 217,85 voor een paardenevenement. De vennootschap heeft gesteld dat hierbij - anders dan [gedaagde partij] bij conclusie van antwoord heeft gesteld - geen sprake was van sponsoring. [gedaagde partij] heeft vervolgens bij dupliek aangevoerd dat goederen zijn gekocht bij een derde die vervolgens bij wijze van sponsoring ter beschikking zijn gesteld aan het paardenevenement, waarbij het logo van de vennootschap werd vertoond. Deze nadere verklaring is niet althans onvoldoende gemotiveerd weersproken door de vennootschap, zodat de rechtbank daarvan zal uitgaan. Er is sprake van een zakelijke uitgave die valt onder de maatstaf uit rov. 4.9.
Post 5B7(d) betreft een uitgave van € 340,43 voor de aanschaf van een printer. [gedaagde partij] heeft onweersproken aangevoerd dat deze printer door hem is aangeschaft om hem in staat te stellen ook thuis te werken, waarmee is gegeven dat sprake is van een zakelijke uitgave die valt onder de maatstaf uit rov. 4.9.
Post 5B7(e) betreft een bedrag van € 3.591,00 voor tafels en stoelen. [gedaagde partij] heeft aangevoerd dat sprake is van een aankoop van tafels en stoelen om daarmee in natura te kunnen betalen aan een advocaat die enkele diensten voor de vennootschap heeft verricht. Dit zou volgens hem zou zijn afgesproken omdat de advocaat gegeven de afspraken op zijn kantoor deze diensten eigenlijk niet zou mogen verrichten en om die reden wil [gedaagde partij] diens naam ook niet noemen. De vennootschap heeft geen feiten of omstandigheden aangevoerd waaruit zou kunnen blijken dat deze verklaring van [gedaagde partij] onwaar zou zijn. Nu de stelplicht en bewijslast ten aanzien van de onrechtmatigheid van de betrokken uitgave bij de vennootschap liggen, zal de rechtbank uitgaan van de lezing van [gedaagde partij] . Daarvan uitgaande is sprake van een zakelijke uitgave die valt onder de maatstaf uit rov. 4.9. Dat dit een ongebruikelijke wijze van betaling is - en vermoedelijk zwart en dus in strijd met het fiscale recht - maakt dit niet anders: ook dit valt in de verhoudingen tussen partijen te kwalificeren als te relateren aan de bestuursstructuur en bedrijfscultuur en daarmee als gedraging van de vennootschap zelf.
Post 5B7(h) betreft een bedrag van € 2.904,00 voor schilderswerkzaamheden. De vennootschap heeft gesteld dat het gaat om werkzaamheden verricht aan de woning van [gedaagde partij] en [gedaagde partij] heeft aangevoerd dat het gaat om een voorschot voor een opdracht om het nieuwe kantoor van de vennootschap te schilderen. Als productie 41 bij de conclusie van repliek is overgelegd een factuur van het betrokken schildersbedrijf dat op naam is gesteld van de vennootschap en het genoemde bedrag vermeld. Als afleveradres staat vermeld Begijnhof Eindhoven, wat het adres is van het nieuwe kantoor van de vennootschap. Niet gebleken is dat deze factuur vals is. De rechtbank gaat er derhalve vanuit dat inderdaad sprake is van een aanbetaling voor een opdracht om het kantoor van vennootschap te schilderen, zodat moet worden geoordeeld dat sprake is van een zakelijke uitgave, die valt onder de maatstaf uit rov. 4.9.
Post 5B7(i) betreft een bedrag van € 2.619,49 voor tafels en stoelen. De vennootschap stelt dat sprake is van een privé-onttrekking omdat [gedaagde partij] geen goede verklaring voor de uitgave heeft gegeven. [gedaagde partij] heeft aangevoerd dat het gaat om de aanschaf van een tweedehands vergadertafel en stoelen, welke aanschaf de vennootschap financieel voordeel heeft opgeleverd ten opzichte van de aanschaf van nieuw materiaal. De rechtbank is van oordeel dat in het licht van deze verklaring de vennootschap niet aan haar stelplicht heeft voldaan en dat - uitgaande van de verklaring van [gedaagde partij] - moet worden geoordeeld dat sprake is van een zakelijke uitgave, die valt onder de maatstaf uit rov. 4.9.
Post 5B7(j) betreft een bedrag van € 1.799,00 dat is betaald aan bedrijf Qio. Ook hier stelt de vennootschap dat sprake is van een privé-onttrekking omdat [gedaagde partij] geen goede verklaring voor de uitgave heeft gegeven. Dat oordeel deelt de rechtbank niet. [gedaagde partij] heeft vrij uitvoerig uiteengezet dat sprake is van een betaling in natura voor de levering van softwarelicenties en heeft in dat verband een e-mail overgelegd van een medewerker van de vennootschap over een software-update. De vennootschap heeft daarop gesteld dit verhaal niet te hebben kunnen bevestigen, maar heeft aan de andere kant ook geen feiten of omstandigheden aangevoerd waaruit blijkt dat de verklaring van [gedaagde partij] onjuist zou zijn. Dat betekent dat moet worden uitgegaan van een zakelijke uitgave, die valt onder de maatstaf uit rov. 4.9.
Post 5B8 betreft een opname van € 21.000,00. De vennootschap stelt dat sprake is van een onttrekking. [gedaagde partij] stelt dat sprake is van een geldopname waarmee een geschil met een derde is afgekocht. Volgens [gedaagde partij] zijn de gevolgen van het afkopen verwerkt in de boekhouding, onder andere door het afboeken van de vordering van de betrokken derde op de vennootschap. [gedaagde partij] stelt verder dat de vennootschap aldus € 57.000 heeft bespaard. Deze verklaring is door de vennootschap niet althans onvoldoende gemotiveerd weersproken en de verwerking van een en ander in een boekhouding is door de vennootschap onbesproken gelaten. De rechtbank zal derhalve uitgaan van de lezing van [gedaagde partij] en is van oordeel dat ook hier moet worden uitgegaan van een zakelijke uitgave, die valt onder de maatstaf uit rov. 4.9.
De posten 5B1 alsmede 5B10 (a) tot en met (f) hebben alle betrekking op sponsoring. Het debat tussen partijen over het wel of niet geoorloofd zijn van de verschillende wijzen waarop sponsoring heeft plaatsgevonden, kan hier in het midden worden gelaten. Vaststaat dat het gaat om uitgaven die [gedaagde partij] de vennootschap heeft laten doen met het oog op door hem redelijk en nuttig geachte sponsoractiviteiten en reeds daarmee is gegeven dat deze in het kader van de voorliggende vordering moeten worden aangemerkt als zakelijke uitgaven, die vallen onder de maatstaf uit rov. 4.9.