ECLI:NL:RBLIM:2018:4819

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
23 mei 2018
Publicatiedatum
23 mei 2018
Zaaknummer
04 6335406/CV 17-7512
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing van vordering tot betaling op basis van stilzwijgende duurovereenkomst in civiele procedure

In deze civiele procedure, behandeld door de Rechtbank Limburg op 23 mei 2018, vorderde de eisende partij, vertegenwoordigd door DAS Rechtsbijstand, betaling van een bedrag van € 10.990,07 aan hoofdsom, vermeerderd met wettelijke handelsrente en buitengerechtelijke incassokosten van € 884,90. De eisende partij stelde dat zij sinds het derde kwartaal van 2014 media diensten verrichtte voor de gedaagde partij, die een duurovereenkomst zou zijn aangegaan. De gedaagde partij, vertegenwoordigd door ARAG SE, betwistte het bestaan van een duurovereenkomst en stelde dat zij de overeenkomst meerdere malen had opgezegd vanwege ontevredenheid over de geleverde diensten.

De kantonrechter oordeelde dat er voldoende bewijs was voor het bestaan van een stilzwijgende duurovereenkomst, aangezien de eisende partij gedurende een langere periode regelmatig werkzaamheden voor de gedaagde partij had verricht en de gedaagde partij de facturen had betaald. De gedaagde partij kon niet aantonen dat zij de overeenkomst had opgezegd of dat er klachten waren over de geleverde diensten. De kantonrechter wees de vordering van de eisende partij toe, inclusief de gevorderde incassokosten, en veroordeelde de gedaagde partij in de proceskosten.

De beslissing van de kantonrechter omvatte een veroordeling tot betaling van in totaal € 11.874,97, vermeerderd met wettelijke rente, en een proceskostenveroordeling van € 1.076,11. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders gevorderde werd afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Roermond
Zaaknummer: 6335406 \ CV EXPL 17-7512
Vonnis van de kantonrechter van 23 mei 2018
in de zaak van:
[eisende partij] h.o.d.n. [handelsnaam eisende partij],
wonend [adres eisende partij] ,
[woonplaats eisende partij] ,
eisende partij,
gemachtigde DAS Rechtsbijstand,
tegen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [bedrijfsnaam gedaagde partij] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats gedaagde partij] ,
gedaagde partij,
gemachtigde ARAG SE.
Partijen worden hierna [eisende partij] en [gedaagde partij] genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding
  • de conclusie van antwoord
  • de beslissing waarbij een comparitie van partijen is bepaald
  • de op 23 januari 2018 gehouden comparitie
  • de akte na comparitie van de zijde van [eisende partij] en
  • de akte van antwoord van de zijde van [gedaagde partij] .
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.Het geschil

2.1.
[eisende partij] vordert - samengevat - veroordeling van [gedaagde partij] tot betaling van € 10.990,07 aan hoofdsom, vermeerderd met de wettelijke handelsrente, alsmede een bedrag van € 884,90 aan buitengerechtelijke incassokosten, met veroordeling van [gedaagde partij] in de proceskosten en in de nakosten.
2.2.
[eisende partij] stelt daartoe dat zij sinds het derde kwartaal van 2014 in opdracht en voor rekening van [gedaagde partij] diverse media diensten verricht. Volgens [eisende partij] is sprake van een duurovereenkomst. [eisende partij] stelt verder dat de overeenkomst steeds is blijven doorlopen. In elk geval heeft [gedaagde partij] die overeenkomst niet opgezegd. [gedaagde partij] heeft ook nooit geklaagd over de verrichte werkzaamheden en evenmin over de hoogte van de facturen. Sinds maart 2015 is [gedaagde partij] in gebreke gebleven met de betaling van een aantal facturen. [gedaagde partij] heeft een achterstand laten oplopen van in totaal € 10.990,07. Ondanks meerdere aanmaningen is [gedaagde partij] niet tot betaling overgegaan. [eisende partij] was daarom genoodzaakt haar incassogemachtigde in te schakelen. [eisende partij] is van mening dat de daarmee gepaard gaande incassokosten ad € 884,90 voor rekening van [gedaagde partij] dienen te komen.
2.3.
[gedaagde partij] voert verweer. [gedaagde partij] erkent dat zij sinds medio 2014 een aantal opdrachten aan [eisende partij] heeft verstrekt. Het betrof dan werkzaamheden die tezamen met de heer [X] werden verricht. [gedaagde partij] betwist met klem dat sprake is van een duurovereenkomst. Omdat zij niet tevreden was over de door [eisende partij] verrichte werkzaamheden heeft zij in de loop van medio 2015 meerdere malen aan [eisende partij] meegedeeld dat [eisende partij] geen werk meer voor haar hoefde te verrichten. Volgens [gedaagde partij] heeft zij sindsdien een ander ICT-bedrijf ingeschakeld. Met uitzondering van de factuur ten bedrage van € 1.504,60 ter zake van advertentiekosten, stelt [gedaagde partij] dat zij ter zake van de overige gevorderde factuurbedragen geen opdrachten aan [eisende partij] heeft verstrekt. [gedaagde partij] is daarom van mening dat al die gevorderde bedragen moeten worden afgewezen.
2.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

3.De beoordeling

3.1.
[eisende partij] vordert betaling van dertien facturen betreffende in de periode van maart 2015 tot en met april 2016 verrichte werkzaamheden.
3.2.
Partijen houdt allereerst verdeeld de vraag of al dan niet sprake is van een duurovereenkomst. Voor de beantwoording van die vraag is mede van belang dat uit de door [eisende partij] overgelegde facturen en bankrekeningafschriften blijkt dat [eisende partij] in de periode van juli 2014 tot februari 2016 werkzaamheden voor [gedaagde partij] heeft verricht en dat [gedaagde partij] de daarmee verband houdende facturen aan [gedaagde partij] heeft betaald. Naar het oordeel van de kantonrechter volgt uit het vorenstaande dat de relatie tussen partijen kan worden aangeduid als een contractuele relatie, welke is te kwalificeren als een (stilzwijgende) duurovereenkomst voor onbepaalde tijd. Weliswaar bestond de relatie formeel wellicht uit een aaneenschakeling van verschillende overeenkomsten, maar uit het gedurende geruime tijd bestaan van die situatie waarbij [eisende partij] (zoals uit het door [eisende partij] overgelegde reiskostenoverzicht blijkt) vrijwel wekelijks [gedaagde partij] bezocht om te overleggen over de uit te voeren werkzaamheden volgt een zekere mate van vanzelfsprekendheid met betrekking tot het steeds opnieuw sluiten van overeenkomsten. Uit de overgelegde facturen blijkt dat het maandelijks nagenoeg dezelfde soort werkzaamheden betrof, zoals het plaatsen van advertenties, het verzenden van nieuwsbrieven en het bijhouden van facebook.
3.3.
[gedaagde partij] stelt zich op het standpunt dat zij de overeenkomst meerdere malen heeft opgezegd omdat zij niet tevreden was over de kwaliteit van het door [eisende partij] verrichte werk. Dat verweer kan echter niet slagen. Gesteld noch anderszins is gebleken op welk(e) moment(en) [gedaagde partij] zou hebben geklaagd terwijl evenmin is gesteld wat er precies aan het verrichte werk schortte. Er zijn ook geen schriftelijke bescheiden overgelegd waaruit blijkt dat [gedaagde partij] de overeenkomst heeft opgezegd, dan wel heeft meegedeeld dat geen opdrachten meer zouden worden verstrekt. Van een professionele partij mag verwacht worden dat zij een opzegging van een overeenkomst schriftelijk doet. In dat verband heeft [gedaagde partij] zich nog op het standpunt gesteld dat zij een ander ICT-bedrijf heeft ingehuurd, maar concrete gegevens daarover zijn niet gesteld. [gedaagde partij] heeft aangeboden “de gang van zaken” door middel van getuigen, waaronder de heer [X] , te bewijzen alsmede correspondentie over te leggen, maar [gedaagde partij] heeft nagelaten concreet te stellen wat de te horen getuigen zouden kunnen verklaren dan wel wat uit de over te leggen correspondentie zou kunnen blijken, terwijl [gedaagde partij] heeft verzuimd die correspondentie in het geding te brengen, zodat dit bewijsaanbod zal worden gepasseerd. Overigens blijkt uit de door [eisende partij] overgelegde schriftelijke verklaring van [X] dat deze de stellingen van [eisende partij] bevestigt, terwijl [gedaagde partij] niet concreet stelt wat deze getuige anders zou kunnen verklaren.
3.4.
Gelet op het al het vorenstaande dient de door [eisende partij] gevorderde hoofdsom te worden toegewezen alsook de daarover gevorderde wettelijke handelsrente.
3.5.
[eisende partij] maakt tevens aanspraak op vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. De kantonrechter stelt vast dat [eisende partij] voldoende heeft gesteld en onderbouwd dat buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht, terwijl die kosten redelijk zijn en in redelijkheid zijn gemaakt.
3.6.
[gedaagde partij] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van deze procedure. De kosten aan de zijde van [eisende partij] worden begroot op:
  • dagvaarding € 103,11
  • griffierecht 223,00
  • salaris gemachtigde
totaal € 1.076,11.
3.7.
Een proceskostenveroordeling is geen handelstransactie zodat over de proceskosten geen handelsrente kan worden toegewezen. De mee gevorderde nakosten zullen worden toegewezen zoals hierna in het dictum te vermelden.

4.De beslissing

De kantonrechter
4.1.
veroordeelt [gedaagde partij] om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [eisende partij] te betalen een bedrag van € 11.874,97, vermeerderd met de wettelijke handelsrente over
€ 6.762,13 vanaf 29 december 2015 en over € 4.227,94 vanaf 18 mei 2016, telkens tot de dag van volledige betaling,
4.2.
veroordeelt [gedaagde partij] in de proceskosten aan de zijde van [eisende partij] gevallen en tot op heden begroot op € 1.076,11, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW met ingang van de vijftiende dag na betekening van dit vonnis,
4.3.
veroordeelt [gedaagde partij] onder de voorwaarde dat deze niet binnen 2 weken na aanschrijving door [eisende partij] volledig aan dit vonnis voldoet, in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op:
- € 100,00 aan salaris gemachtigde, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW met ingang van de vijftiende dag na aanschrijving,
- te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van het vonnis, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW met ingang van de vijftiende dag na betekening tot de dag van volledige betaling,
4.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
4.5.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.M.P. Brouns en in het openbaar uitgesproken.
type: FL
coll: