ECLI:NL:RBLIM:2018:4817

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
23 mei 2018
Publicatiedatum
23 mei 2018
Zaaknummer
04 6578469/CV 18-234
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van huurachterstand door ex-echtgenoten

In deze zaak vorderde de eisende partij, een besloten vennootschap, betaling van een huurachterstand van € 5.605,59 van de gedaagden, die ex-echtgenoten zijn. De huurachterstand was ontstaan na beëindiging van de huurovereenkomst per 1 februari 2018. De gedaagden waren hoofdelijk aansprakelijk voor de huurachterstand, ondanks dat één van hen de woning eerder had verlaten. De kantonrechter oordeelde dat gedaagde sub 1 bereid was om een deel van de huurachterstand te betalen, maar dat dit niet afdeed aan de hoofdelijkheid van de gedaagden. De kantonrechter wees de vordering van de eisende partij volledig toe, inclusief rente en kosten, en veroordeelde de gedaagden in de proceskosten. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Roermond
Zaaknummer: 6578469 \ CV EXPL 18-234
Vonnis van de kantonrechter van 23 mei 2018
in de zaak van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [bedrijfsnaam eisende partij] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats eisende partij] ,
eisende partij,
gemachtigde Janssen & Janssen c.s. Gerechtsdeurwaarders Eindhoven,
tegen:

1.[gedaagde partij sub 1] ,wonend [adres gedaagde partij sub 1] ,[woonplaats gedaagde partij sub 1] ,

2.
[gedaagde partij sub 2],
wonend [adres gedaagde partij sub 2] ,
[woonplaats gedaagde partij sub 2] ,
gedaagde partij,
gedaagde sub 1 procederende in persoon,
gedaagde sub 2 niet verschenen, niet geantwoord.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding
  • de conclusie van antwoord
  • de conclusie van repliek tevens houdende vermindering van eis.
  • de conclusie van dupliek.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Gedaagde partij huurt vanaf 1 februari 2011 de woning met aanhorigheden aan de [adres gedaagde partij sub 2] te [woonplaats gedaagde partij sub 2] . De huurprijs bedroeg laatstelijk € 840,88 per maand.
2.2.
De huurovereenkomst is door opzegging geëindigd per 1 februari 2018. Gedaagde partij heeft de woning per 31 januari 2018 verlaten en aan eisende partij opgeleverd.
2.3.
Gedaagde partij heeft een achterstand in de betaling van de huur laten ontstaan. Tot en met januari 2018 bedraagt de huurachterstand € 5.545,28. Hierop is een bedrag € 50,00 (zie dagvaarding) en een bedrag van € 100,00 (zie conclusie van repliek, betaald op 5 januari 2018) voldaan.
2.4.
Gedaagde partij zijn ex-echtelieden. Zij zijn op 11 september 2017 officieel gescheiden. Gedaagde sub 1 heeft de woning op 24 juli 2017 verlaten.

3.Het geschil

3.1.
Eisende partij vordert – samengevat en na vermindering van eis - veroordeling van gedaagde partij tot betaling van € 5.605,59, vermeerderd met rente en kosten.
3.2.
Gedaagde sub 1 voert verweer. Gedaagde sub 2 is niet verschenen en heeft niet geantwoord.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Gedaagde sub 2 is niet verschenen en heeft niet geantwoord. Tegen gedaagde sub 2 wordt daarom verstek verleend en overeenkomstig het bepaalde in artikel 140 Rv wordt dit vonnis ook ten aanzien van gedaagde sub 2 als een vonnis op tegenspraak beschouwd.
4.2.
Gedaagde sub 1 voert in zijn conclusie van antwoord aan bereid te zijn om het deel tot aan de echtscheidingsdatum te betalen, zoals ook overeengekomen in het echtscheidingsconvenant. In zijn conclusie van dupliek voert gedaagde sub 1 aan bereid te zijn de helft van het openstaande bedrag te voldoen, te weten een bedrag van € 2.802,80. Dit bedrag wil gedaagde sub 1 voldoen in maandelijkse termijnen van telkens € 100,00.
4.3.
De kantonrechter constateert dat gedaagde sub 1 het openstaande bedrag niet betwist en dat hij bereid is de helft daarvan te voldoen.
Vast staat dat de huurovereenkomst per 1 februari 2018 door opzegging is geëindigd. Dit brengt met zich dat gedaagde sub 1 tot die datum als (mede)huurder hoofdelijk aansprakelijk en verantwoordelijk is voor het betalen van de huur. De kantonrechter verwijst in dit verband naar artikel 7:266 lid 2 BW. Dat gedaagde sub 1 met zijn ex-echtgenote in het echtscheidingsconvenant afspraken heeft gemaakt over het huurderschap doet daaraan niet af. Deze afspraken hebben immers geen derdenwerking. Dit leidt er vervolgens toe dat gedaagde sub 1, net als en samen met gedaagde sub 2, verantwoordelijk is voor de betaling van de volledige huurachterstand. Het is daarom niet mogelijk om een veroordeling voor ieder van de gedaagden op te nemen voor de helft van het bedrag. Het is aan gedaagde sub 1 om eventueel betalingsafspraken te maken met gedaagde sub 2, dan wel haar hiervoor in rechte aan te spreken. Dit kan niet in deze procedure nu gedaagde sub 1 heeft nagelaten om gedaagde sub 2 in vrijwaring op te roepen.
4.4.
Gelet op het voorgaande kan de verminderde vordering van eisende partij volledig worden toegewezen. Tegen de gevorderde rente en buitengerechtelijke incassokosten is immers niet op afzonderlijke gronden verweer gevoerd.
4.5.
De kantonrechter acht geen termen aanwezig gedaagde partij toe te laten tot nadere bewijslevering.
4.6.
Gedaagde partij zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van deze procedure. De kosten aan de zijde van eisende partij worden begroot op:
  • dagvaarding € 84,14
  • griffierecht 476,00
  • salaris gemachtigde
totaal € 1.060,14
4.7.
De kantonrechter zal dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad verklaren.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
veroordeelt gedaagde partij hoofdelijk, des dat de een betalende de ander al zijn bevrijd, om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan eisende partij te betalen een bedrag van € 5.605,59, vermeerderd met de wettelijke rente over € 4.704,40 vanaf 2 januari 2018 tot de dag van volledige betaling,
5.2.
veroordeelt gedaagde partij in de proceskosten aan de zijde van eisende partij gevallen en tot op heden begroot op € 1.060,14,
5.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.H.M.J.F. Piëtte en in het openbaar uitgesproken.
type: PL
coll: