Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
1.De procedure
- de dagvaarding
- de conclusie van antwoord
- de conclusie van repliek
- de conclusie van dupliek.
2.De feiten
3.Het geschil
4.De beoordeling
- dagvaarding € 101,05
- griffierecht 939,00
- salaris gemachtigde
Rechtbank Limburg
In deze zaak vorderde VGZ Zorgkantoor B.V. de terugbetaling van toegekende persoonsgebonden budgetten (PGB) door de gedaagde partij. De kantonrechter te Roermond heeft op 23 mei 2018 uitspraak gedaan in deze civiele procedure. VGZ was verantwoordelijk voor de uitvoering van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) en had aan de gedaagde partij een PGB toegekend, maar de gedaagde partij had niet op de juiste wijze verantwoording afgelegd over de besteding van het budget. Hierdoor werd een bedrag van € 40.649,77 teruggevorderd. De gedaagde partij had de mogelijkheid om bezwaar en beroep aan te tekenen tegen deze beschikking, maar heeft deze termijnen ongebruikt laten verstrijken, waardoor de beschikking formele rechtskracht heeft gekregen. De kantonrechter oordeelde dat de juistheid en hoogte van de teruggevorderde bedragen niet meer getoetst konden worden.
De gedaagde partij voerde verweer, onder andere dat de vordering was verjaard en dat er geen geldige grondslag voor de vordering was, omdat er al een bedrag van € 21.500,00 was terugbetaald. De kantonrechter verwierp dit verweer en stelde vast dat de terugbetaling van het bedrag in januari 2012 als een stuiting van de verjaring werd aangemerkt. De kantonrechter oordeelde dat VGZ recht had op de gevorderde bedragen, inclusief rente en kosten. De vordering van VGZ werd toegewezen, en de gedaagde partij werd veroordeeld tot betaling van € 21.493,00, vermeerderd met wettelijke rente en proceskosten. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.