In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Limburg op 23 mei 2018, gaat het om een geschil tussen twee partijen over de uitvoering van een offerte voor een airco-installatie en een warmteterugwinning installatie. De eisende partij, vertegenwoordigd door mr. R.M.J. Martens, heeft een offerte uitgebracht voor een één-kanaal-systeem, terwijl de gedaagde partij, vertegenwoordigd door mr. J.B.J.G.M. Schyns, van mening is dat er een vier-kanaals systeem is overeengekomen. De offerte werd op 20 juli 2017 door de gedaagde partij getekend voor een bedrag van € 13.000,00. Na de aanvang van de werkzaamheden op 28 juli 2017 ontstond er een verschil van mening over de opdracht, wat leidde tot de staking van de werkzaamheden door de eisende partij op 7 augustus 2017.
De gedaagde partij sommeerde de eisende partij om binnen 14 dagen een goed functionerend vier-kanaals systeem te leveren, terwijl de eisende partij aanvoerde dat er een één-kanaals systeem was overeengekomen. De gedaagde partij ontbond de overeenkomst buitengerechtelijk en gaf een andere partij opdracht om het systeem aan te leggen, wat leidde tot een hogere kostenpost van € 18.935,00 excl. btw.
De kantonrechter oordeelde dat de offerte enkel betrekking had op een één-kanaals systeem, zoals blijkt uit de bijbehorende tekening en de prijsstelling. De ontbinding van de overeenkomst door de gedaagde partij werd als onterecht beschouwd, en de vorderingen van beide partijen werden afgewezen. De proceskosten werden gecompenseerd, zodat iedere partij haar eigen kosten draagt.