rectificatie d.d. 25 april 2018 in verband met andere vertegenwoordiger verweerder op pagina 1
zaaknummer: AWB/ROE 17/3929
uitspraak van de meervoudige kamer van 17 april 2018 in de zaak tussen
[eiser 1] en [eiser 2], te [woonplaats], eisers
(gemachtigde: mr. F.K. van den Akker),
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Roermond, verweerder
(gemachtigden: mr. C. Tielen en mr. J. Dignum
(na rectificatie 24 april 2018)).
Als derde-partij heeft aan het geding deelgenomen:
[vergunninghouder], te [woonplaats]
(gemachtigde: ing. M.A.J. Kunert).
Bij besluit van 2 mei 2017 (het primaire besluit) heeft verweerder aan de derde-partij (vergunninghouder) omgevingsvergunning verleend voor de activiteiten het bouwen van een bouwwerk en handelen in strijd met het bestemmingsplan ten behoeve van het uitbreiden van een cafetaria aan [adres] (bouwplan).
Bij besluit van 11 oktober 2017 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eisers tegen het primaire besluit gegrond verklaard voor zover de bezwaren zijn gericht tegen het niet aanhouden van de aanvraag, het ontbreken van een deugdelijke motivering wat betreft geluid en parkeernorm en voor het overige ongegrond verklaard. Verweerder heeft daarbij het primaire besluit gehandhaafd en alsnog omgevingsvergunning verleend voor het afwijken van het bestemmingsplan wat betreft de parkeergelegenheid op eigen terrein.
Eisers hebben tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 22 maart 2018.
Eisers zijn verschenen, bijgestaan door hun gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden. Vergunninghouder is verschenen bij [naam 1] en [naam 2] en is bijgestaan door zijn gemachtigde. Tevens was ter zitting aanwezig A.M.T. Vreeman als adviseur van vergunninghouder.
1. Vergunninghouder exploiteert een cafetaria - annex lunchroom genaamd [de cafetaria] op de begane grond van het perceel gelegen aan [adres]. Op de verdieping gelegen boven de cafetaria bevindt zich een woning. Achter de cafetaria bevindt zich een terras met overkapping. Op 26 januari 2017 heeft vergunninghouder een aanvraag omgevingsvergunning ingediend voor het bouwplan. Dit bouwplan voorziet in de realisatie van een uitbreiding op de begane grond aan de achterzijde van de reeds bestaande cafetaria/lunchroom. Deze uitbreiding ziet op de realisatie van een volledige omsluiting van het bestaande terras met overkapping door plaatsing van wanden en een dak. Het bouwplan is gelegen binnen de bebouwde kom en heeft op grond van het bestemmingsplan “Kern Swalmen” (bestemmingsplan) de bestemming ‘Woongebied’ met dubbelbestemming ‘Waarde-Archeologie historische kern’ en functieaanduiding ‘Horeca, categorie 2’. Het bouwplan is in strijd met het bestemmingsplan voor wat betreft de maximaal toegestane oppervlakte aan bijgebouwen. Het bouwplan kan worden gebruikt voor een bijeenkomstfunctie voor 65 personen.
1.1. Bij het primaire besluit heeft verweerder omgevingsvergunning verleend voor de activiteiten als genoemd in artikel 2.1, eerste lid, onder a en c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). Met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 2° van de Wabo in samenhang met artikel 4, eerste lid, van bijlage II van het Besluit omgevingsrecht (Bor) is verweerder afgeweken van het bestemmingsplan. Volgens verweerder kan afgeweken worden van het maximum aantal toegestane vierkante meters bijgebouwen, welke omschreven zijn in het bestemmingsplan, aangezien het bouwplan wordt gerealiseerd door uitbreiding van een bestaande cafetaria, met een horecafunctie, gelegen op een ruim perceel aan de achterzijde van het pand, waarbij het maximaal percentage onbebouwd oppervlak niet wordt overschreden. Vanuit ruimtelijk en/of stedenbouwkundig oogpunt bestaan verder geen belemmeringen om medewerking te verlenen aan het bouwplan, aldus verweerder.
1.2. Op 31 mei 2017 is namens vergunninghouder een melding op grond van het Activiteitenbesluit milieubeheer gedaan voor het veranderen van het bedrijf [de cafetaria]. Hierbij is onder ‘beschrijving activiteiten’ aangegeven dat het gaat om het uitbreiden van de bestaande inrichting met een ruimte voor het ter plaatse nuttigen van voedingsmiddelen en het (regelmatig) houden van feesten en bijeenkomsten. Verweerder heeft op 20 juni 2017 de melding bevestigd.
2. Verweerder stelt zich in het bestreden besluit op het standpunt dat de omgevingsvergunning overeenkomstig de aanvraag is verleend en geen wijziging beoogt te brengen in de op het perceel rustende functieaanduiding ‘horeca categorie 2’.
Er bestaat volgens verweerder geen aanleiding aan te nemen dat de milieunormen worden overschreden. De uitbreiding vindt plaats aan de achterzijde en bevindt zich verder van het woonhuis van eisers dan de reeds bestaande cafetaria. De vergunde hermetische afscherming van het bestaande terras met overkapping zorgt voor een lager geluidniveau ten opzichte van de bestaande situatie. Gelet hierop is niet meer geluidoverlast te verwachten en is sprake van een goed woon- en leefklimaat.
Wat betreft parkeren wordt op grond van artikel 25.2.1 van het bestemmingsplan een omgevingsvergunning verleend als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c in combinatie met artikel 2.12, eerste lid, onder a, sub 1, van de Wabo, nu binnen de in de Nota parkeernormen 2014 genoemde afstand van 500 meter vanaf het bouwplan voldoende openbare parkeerplaatsen beschikbaar zijn.
3. Eisers voeren in beroep aan dat redelijkerwijs valt aan te nemen dat de uitbreiding van het horecapand uitsluitend of mede zal worden gebruikt voor feesten, partijen en bijeenkomsten. Dit blijkt uit de bouwtekening bij de vergunningaanvraag en de milieumelding van 31 mei 2017. De uitbreiding is reeds gerealiseerd en gebruikt voor het houden van feesten. Ten onrechte is gesteld dat niet relevant is dat de uitbreiding een aparte ingang heeft. Eisers verwijzen hiertoe naar de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) van 30 augustus 2017 (ECLI:NL:RVS:2017:2311). Voorts heeft verweerder het advies van de commissie bezwaarschriften opgevolgd om uitdrukkelijk in de omgevingsvergunning op te nemen dat alleen horeca van categorie 2 is toegestaan niet gevolgd. Wat betreft het aspect geluid voeren eisers aan dat verweerder niet kan volstaan met verwijzing naar normen die in het kader van de milieuregelgeving gelden, maar een eigen afweging moet maken over de akoestische gevolgen. De vergunde uitbreiding betreft geen hermetische afsluiting van het voorheen bestaande (kleinere) terras. Het is zeer zeker niet uit te sluiten dat door de bevestiging aan de gevel van de garage van eisers het (contact)geluid aanzienlijk zal toenemen. Ten onrechte heeft verweerder hier geen onderzoek naar verricht.
Ten aanzien van parkeren stellen eisers zich op het standpunt dat de Nota parkeernormen 2014, voor zover daarin is bepaald dat uitgegaan moet worden van een maximale loopafstand van 500 meter, in dit geval buiten toepassing moet worden verklaard, aangezien ervan uitgegaan moet worden dat bezoekers van een cafetaria niet bereid zijn 500 meter te lopen. De bevoegdheid beleidsregels vast te stellen voor de uitoefening van een afwijkingsbevoegdheid in het bestemmingsplan gaat niet zover dat daarmee aan het bepaalde in artikel 25.2.1 van de bestemmingsplanregels feitelijk geen enkele betekenis meer toekomt, aldus eisers.
4. Op grond van artikel 2.1, eerste lid, van de Wabo, voor zover hier van belang, is het verboden zonder omgevingsvergunning een project uit te voeren, voor zover dat geheel of gedeeltelijk bestaat uit (a) het bouwen van een bouwwerk en (c) het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met een bestemmingsplan.
Op grond van artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onder a, onder 2°, van de Wabo kan, voor zover de aanvraag betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de Wabo, de omgevingsvergunning slechts worden verleend indien de activiteit niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening en in de bij algemene maatregel van bestuur aangewezen gevallen.
De hier bedoelde algemene maatregel van bestuur is het Besluit omgevingsrecht (Bor).
In artikel 4, aanhef en eerste lid, van bijlage II van het Bor is bepaald dat voor verlening van een omgevingsvergunning voor een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de wet waarbij met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 2°, van de wet van het bestemmingsplan of de beheersverordening wordt afgeweken, in aanmerking komen:
een bijbehorend bouwwerk of uitbreiding daarvan, mits, voor zover gelegen buiten de bebouwde kom, wordt voldaan aan de volgende eisen:
a. niet hoger dan 5 m, tenzij sprake is van een kas of bedrijfsgebouw van lichte constructie ten dienste van een agrarisch bedrijf,
b. de oppervlakte niet meer dan 150 m².
Op grond van artikel 1.39 van de bestemmingsplanvoorschriften wordt onder horeca, categorie 2 verstaan; een inrichting die geheel of in overwegende mate gericht is op het verstrekken van maaltijden of etenswaren die ter plaatse genuttigd plegen te worden of afgehaald kunnen worden. Daaronder worden begrepen: cafetaria/snackbar, fastfood en broodjeszakenlunchroom, konditorei, ijssalon/ijswinkel, koffie en/of theeschenkerij, afhaalcentrum, eetwinkels, restaurant.
In artikel 25.2.1 van het bestemmingsplan is bepaald dat bij het oprichten van gebouwen, het splitsen van woningen of het veranderen van gebruik de inrichting van elk perceel zodanig dient te zijn dat voldoende ruimte aanwezig is om zowel het parkeren als het eventueel laden en lossen op eigen terrein te kunnen afwikkelen. Op eigen terrein dient voorzien te zijn in voldoende parkeeraccommodatie, inclusief parkeergelegenheid voor werknemers en bezoekers, conform de parkeernormen zoals opgenomen in bijlage 3. Voor de toepassing dienen de normen uit de kolom ‘rest bebouwde kom’ gebruikt te worden.
In artikel 25.2.2 van de bestemmingsplanvoorschriften is bepaald dat het bevoegd gezag door middel van een omgevingsvergunning kan afwijken van het bepaalde onder 25.2.1 voor wat betreft de situering op eigen terrein indien anderszins in voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien.
5. Naar vaste rechtspraak van de Afdeling behoort de beslissing om al dan niet met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onder a, onder 2º, van de Wabo omgevingsvergunning te verlenen voor het afwijken van het bestemmingsplan tot de bevoegdheid van verweerder, waarbij verweerder beleidsruimte heeft en de rechter toetst of verweerder in redelijkheid tot het besluit heeft kunnen komen om daarvoor omgevingsvergunning te verlenen. Zie bij wijze van bijvoorbeeld van deze vaste rechtspraak de uitspraak van de Afdeling van 25 november 2015 (ECLI:NL:RVS:2015:3607). 6. Niet in geschil is – en ook de rechtbank stelt vast – dat het bouwplan in strijd is met het ter plaatse geldende bestemmingsplan voor wat betreft de maximumoppervlakte van de bijgebouwen. Evenmin is in geschil dat verweerder in beginsel bevoegd is op grond van artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onder a, onder 2°, van de Wabo in samenhang met artikel 4, aanhef en eerste lid, van bijlage II van het Bor een omgevingsvergunning voor het bouwplan te verlenen. In geschil is of verweerder in dit geval in redelijkheid van deze bevoegdheid gebruik heeft kunnen maken.
De rechtbank overweegt dienaangaande als volgt.
7. Ingevolge vaste rechtspraak van de Afdeling, bijvoorbeeld de uitspraak van 2 november 2016 (ECLI:NL:RVS:2016:2876), moet bij de toetsing van een bouwplan aan een bestemmingsplan niet slechts worden bezien of het bouwwerk overeenkomstig de bestemming van het perceel kan worden gebruikt, maar ook of het bouwwerk met het oog op zodanig gebruik wordt opgericht. Een bouwwerk moet in strijd met de bestemming worden geoordeeld indien redelijkerwijs valt aan te nemen dat het bouwwerk uitsluitend of mede zal worden gebruikt voor andere doeleinden dan die waarin de bestemming voorziet. 7.1. De rechtbank is van oordeel dat het betoog van eisers dat het bouwplan uitsluitend of mede zal worden gebruikt voor andere doeleinden dan de op grond van het bestemmingsplan toegestane ‘horeca van categorie 2’, niet slaagt. Immers in de aanvraag omgevingsvergunning is opgenomen dat het bouwplan een uitbreiding van bestaande bebouwing betreft aan of op het hoofdgebouw en dat het bouwwerk gebruikt gaat worden voor het uitbreiden van de (bestaande) horeca lokaliteit. Voorts heeft de vergunninghouder tijdens de hoorzitting, alsmede ter zitting van de rechtbank, uitdrukkelijk verklaard dat het beoogde gebruik niet anders zal zijn dan voorheen en dat ook in de toekomst sprake zal zijn van activiteiten behorend bij een horeca categorie 2 inrichting. Wel is de wens incidenteel gebruik te maken van de 12 dagen regeling van de Algemene plaatselijke verordening. De wens om gebruik te maken van deze ontheffingsmogelijkheid maakt op zichzelf niet dat geen sprake meer zou zijn van horeca categorie 2. Ter zitting is onweerspoken door vergunninghouder verklaard dat de ‘feesten’ als genoemd in de milieumelding gerelateerd zijn aan het verstrekken van maaltijden. In de aanbouw is geen vaste muziekinstallatie aanwezig en hangen geen boxen. Voor zover er muziek ten gehore wordt gebracht, is die afkomstig uit de ruimte in de bestaande bebouwing die als kantoor is aangeduid. De rechtbank is dan ook van oordeel dat in mogelijke muziekproductie geen reden is gelegen om te oordelen dat het bouwplan de grenzen van horeca categorie 2 overschrijdt. Dat op een van de bouwtekeningen in de nieuwe aanbouw (lokaliteit 3) omkaderd is opgenomen ‘bijeenkomstfunctie 65 personen’ maakt evenmin dat valt aan te nemen dat het bouwplan voor een andere horecacategorie dan is toegestaan gebruikt zal gaan worden, nu dit een begrip uit het Bouwbesluit 2012 betreft op grond waarvan bepaalde voorwaarden worden gesteld met betrekking tot de brandveiligheid. Ook het gegeven dat de beoogde aanbouw via een nieuwe doorgang in verbinding staat met een ruimte met een bar (tapkast) en deze ruimtelijk is afgescheiden van de bestaande snackbar en lunchroom, maakt niet dat valt aan te nemen dat het bouwplan uitsluitend of mede betrekking heeft op een verandering van de toegestane horecacategorie. Binnen de horeca-categorie 2 is immers tevens een restaurant toegestaan. Het is niet ongebruikelijk dat in een restaurant een bar aanwezig is. Het betoog faalt.
7.2. Eisers betoog dat verweerder niet het advies van de commissie bezwaarschriften heeft gevolgd om uitdrukkelijk in de omgevingsvergunning op te nemen dat alleen horeca van categorie 2 is toegestaan, slaagt evenmin. Verweerder heeft in het bestreden besluit opgenomen: ‘de omgevingsvergunning is overeenkomstig de aanvraag verleend en beoogt geen wijziging te brengen in de op het perceel rustende functieaanduiding horeca van categorie 2’. Daarmee heeft verweerder voldoende tot uitdrukking gebracht dat ter plaatse alleen de op grond van het bestemmingsplan toegestane horeca van categorie 2 is toegestaan. Daarenboven betreft blijkens het bestreden besluit de afwijking van het bestemmingsplan waarvoor omgevingsvergunning is verleend enkel de maximaal toegestane oppervlakte aan bijgebouwen. Indien eisers van mening zijn dat activiteiten plaatsvinden die niet binnen de grenzen van horeca-categorie 2 blijven, kunnen zij een verzoek tot handhaving indienen bij verweerder.
8. Met betrekking tot het betoog van eisers dat verweerder een eigen afweging moet maken over de akoestische gevolgen, is de rechtbank van oordeel dat verweerder dit in voldoende mate heeft gedaan. Hiertoe overweegt zij dat verweerder aannemelijk heeft gemaakt dat het bouwplan wat betreft geluidsbelasting voor omwonenden niet tot een verslechtering zal leiden, nu de beoogde aanbouw, die in de plaats komt van het bestaand open terras, zorgt voor een lager geluidniveau ten opzichte van de eerder bestaande situatie. Ter zitting is onbestreden door verweerder gesteld dat eventuele geluidhinder enkel stemgeluid betreft die niet door trillingen, maar door de lucht wordt overgebracht. Eveneens is ter zitting niet weersproken verklaard dat de aanbouw wordt geïsoleerd met steenwol, waarmee stemgeluid wordt opgevangen. Tevens blijkt uit de van de omgevingsvergunning deel uit makende bouwtekeningen dat de aanbouw niet mag worden bevestigd aan de garage van eisers. Voor zover dit wel het geval zou zijn, zoals door eisers gesteld, is dit niet vergund en kunnen eisers om handhaving verzoeken. Tot slot hebben eisers niet (gemotiveerd) betwist dat het bouwplan voldoet aan de geluidsnormen uit het Activiteitenbesluit milieubeheer. Gelet hierop heeft verweerder zich op goede gronden op het standpunt gesteld dat het bouwplan niet leidt tot een grotere geluidsbelasting en dat in dit opzicht sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Verweerder was derhalve niet gehouden nader akoestisch onderzoek te (laten) verrichten.
9. Voor zover eisers van mening zijn dat verweerder zich ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat niet relevant is dat de uitbreiding een aparte ingang heeft en zij daarmee willen betogen dat dit leidt tot een onaanvaardbare aantasting van het woon- en leefklimaat, overweegt de rechtbank dat ter zitting onweersproken is verklaard dat deze toegangsdeur een nooduitgang betreft die enkel sporadisch wordt gebruikt om invaliden in een rolstoel toegang te kunnen verschaffen tot de uitbreiding van de cafetaria. Verweerder heeft dit dan ook terecht niet van relevant belang geacht bij de te maken beoordeling. Het betoog faalt.
10. Eisers hebben tot slot aangevoerd dat de Nota parkeernormen 2014, voor zover daarin is bepaald dat uitgegaan moet worden van een maximale loopafstand van 500 meter, in dit geval buiten toepassing had moeten worden verklaard. Ook deze grond slaagt niet. Onbetwist is dat op grond van het bouwplan 5 extra parkeerplaatsen vereist zijn, die niet op eigen terrein gerealiseerd kunnen worden. Verweerder heeft zich bij de besluitvorming op dit punt op goede gronden op het standpunt gesteld dat uitgegaan dient te worden van het in de Nota parkeernormen 2014 genoemde langdurend parkeren. Dit omdat de met het bouwplan beoogde uitbreiding een gelegenheid betreft waar mensen ter plaatse maaltijden nuttigen, gezeten aan een tafel. Op grond hiervan geldt een loopafstand van 500 meter. Met de in de bijlage van het verweerschrift aangeduide parkeerplaatsen heeft verweerder voldoende aannemelijk gemaakt dat binnen een loopafstand van 500 meter van het bouwplan voldoende parkeerplaatsen aanwezig zijn. Daarenboven is op grond van de bijlagen eveneens aannemelijk gemaakt dat, ook indien uitgegaan zou moeten worden van een loopafstand van 200 meter, voldoende parkeerplaatsen aanwezig zijn. Het betoog slaagt niet.
11.Het beroep is ongegrond.
12.Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.M.J.A. barones van Hövell tot Westerflier-Dassen (voorzitter), en T.M. Schelfhout en mr. J. Bijveld, leden, in aanwezigheid van mr. P.M. van den Brekel, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 17 april 2018.
Afschrift verzonden aan partijen op: 17 april 2018
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.