Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
1.Het verloop van de procedure
- het vonnis in het incident van 23 augustus 2017 waarin het [gedaagde zaaknr. C/03/235360 en eiser zaaknr. C/03/241270] is toegestaan om [gedaagde zaaknr. C/03/241270] in vrijwaring op te roepen;
- de conclusie van antwoord met producties;
- het vonnis in hoofdzaak en vrijwaring van 22 november 2017 waarin onder meer een verschijning van partijen is bevolen;
- de door DCH genomen akte schorsing en hervatting.
- de dagvaarding met producties;
- het vonnis in hoofdzaak en vrijwaring van 22 november 2017 waarin onder meer een verschijning van partijen is bevolen;
2.De feiten in beide zaken
3.Het geschil in zaak C/03/235360 / HA ZA 17-254
4.De beoordeling
in zaak C/03/235360 / HA ZA 17-254
aanneemovereenkomstnaar eigen zeggen € 7.600,- aan [gedaagde zaaknr. C/03/241270] verstrekt in verband met een afspraak die pas “enige weken na het sluiten van de overeenkomst op 17 augustus 2016” zou zijn gemaakt. Namens [gedaagde zaaknr. C/03/235360 en eiser zaaknr. C/03/241270] is overigens tijdens de comparitie aangevoerd dat de betreffende nadere afspraak met [gedaagde zaaknr. C/03/241270] zou zijn gemaakt nadat [naam] de grondwerkzaamheden heeft verricht, en dat zou dan, blijkens de factuur van [naam] , dus zelfs na 17 november 2016 zijn geweest. De rechtbank leidt uit dit alles af dat als de door [gedaagde zaaknr. C/03/235360 en eiser zaaknr. C/03/241270] gestelde nadere afspraak met [gedaagde zaaknr. C/03/241270] is gemaakt, dit, zo al niet eerder, in elk geval tegelijk met de ondertekening van de aannemingsovereenkomst op 17 augustus 2016 is gedaan. De door [gedaagde zaaknr. C/03/235360 en eiser zaaknr. C/03/241270] aan [gedaagde zaaknr. C/03/241270] gedane betalingen laten zich niet anders verklaren. Dat betekent dat ook deze factuur van 18 augustus 2016 vals is. [gedaagde zaaknr. C/03/235360 en eiser zaaknr. C/03/241270] wist immers op de dag van datering van deze factuur dat er geen sprake meer was van een aannemingsovereenkomst op grond waarvan hij aanspraak kon maken op betaling van de eerste termijn. De ter comparitie door [gedaagde zaaknr. C/03/235360 en eiser zaaknr. C/03/241270] betrokken stelling dat hij meer zaken met [gedaagde zaaknr. C/03/241270] heeft gedaan en dat die betalingen ook kunnen zien op een andere bouw voldoet niet. [gedaagde zaaknr. C/03/235360 en eiser zaaknr. C/03/241270] heeft immers zelf de hiervoor genoemde vijf betalingen aangeduid als betalingen op grond van de nadere afspraak dat [gedaagde zaaknr. C/03/241270] de bouw zelf ter hand zou nemen. Dit alles leidt tot het uitgangspunt dat ook de vordering van Dynamic tot terugbetaling van € 58.500,- in beginsel kan worden toegewezen.