ECLI:NL:RBLIM:2018:4750

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
22 mei 2018
Publicatiedatum
22 mei 2018
Zaaknummer
C/03/248763 / KG ZA 18-212
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis in kort geding over bewaarneming van spaceboxen en spoedeisend belang

In deze zaak, die op 22 mei 2018 door de Rechtbank Limburg is behandeld, gaat het om een kort geding tussen COCON B.V. en SCHELDEBOUW B.V. over de teruggave van twee spaceboxen die door Cocon aan Scheldebouw in bewaring waren gegeven. Cocon vorderde in conventie onder andere de teruggave van de spaceboxen, herstelwerkzaamheden en betaling van een bedrag van € 83.406,-. Scheldebouw voerde verweer en vorderde in reconventie dat Cocon de spaceboxen binnen vijf dagen zou ophalen, op straffe van een dwangsom. De voorzieningenrechter oordeelde dat Cocon niet aannemelijk had gemaakt dat er sprake was van een spoedeisend belang voor de vorderingen in conventie, en wees deze af. In reconventie werd geoordeeld dat Scheldebouw wel een spoedeisend belang had, en Cocon werd veroordeeld om de spaceboxen binnen vijf dagen op te halen. De proceskosten werden aan Cocon opgelegd, zowel in conventie als in reconventie.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
zaaknummer / rolnummer: C/03/248763 / KG ZA 18-212
Vonnis in kort geding van 22 mei 2018
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
COCON B.V.,
gevestigd te Naarden,
eiseres in conventie, verweerster in reconventie, hierna: Cocon,
advocaat mr. H.J. Smit,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
SCHELDEBOUW B.V.,
gevestigd te Heerlen,
gedaagde in conventie, eiseres in reconventie, hierna: Scheldebouw,
advocaat mr. M. van Sintmaartensdijk.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding d.d. 11 april 2018 met producties
  • de aanvullende producties van Cocon van 16 april 2018
  • de vermeerdering van eis van Cocon met producties van 24 april 2018
  • de producties van Scheldebouw van 3 mei 2018
  • de eis in reconventie met productie van Scheldebouw van 7 mei 2018
  • de mondelinge behandeling d.d. 8 mei 2018, waarbij beide partijen pleitnota’s hebben overgelegd.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Cocon heeft als bedrijfsactiviteit het ontwerpen, verkopen en bemiddelen van verhuur van zogenaamde spaceboxen. Scheldebouw heeft onder andere als bedrijfsactiviteit het vervaardigen van metalen constructiewerken en dakconstructies en het vervaardigen en monteren van gevels.
2.2.
De partijen hebben met ingang van 15 april 2014 samengewerkt op grond van een door hen gesloten “
Proprietary Information Agreement”. Cocon heeft medio 2014 twee van haar spaceboxen (een grote ingerichte oranje spacebox en een kleine lege beige spacebox) aan Scheldebouw in bewaring gegeven. De spaceboxen zijn op het terrein van Scheldebouw geplaatst.
2.3.
Scheldebouw heeft Cocon op 8 januari 2016 per mail gevraagd wat de plannen zijn van Cocon met de twee spaceboxen die nog steeds bij haar in opslag staan, en gevraagd om de spaceboxen tijdelijk elders op te mogen slaan.
2.4.
Cocon heeft per mail van op 15 januari 2016 Scheldebouw verzocht te wachten met de verplaatsing van de twee spaceboxen.
2.5.
Scheldebouw heeft op 18 januari 2016 aan Cocon gemaild:
Ik ben genoodzaakt deze 2 units snel te verplaatsen.
Wat zijn de kosten als wij tijdelijk huur betalen voor de tijd dat wij ze ergens anders opslaan?
2.6.
Cocon heeft op 25 januari 2016 teruggemaild:
Als je een plekje weet waar de units (tijdelijk) kunnen staan verplaats ze dan.
2.7.
Scheldebouw heeft op 23 februari 2016 aan Cocon gemaild:
Wat betreft de twee spaceboxen heb ik mogelijkheid om ze tijdelijk (ongeveer 1 jaar) ergens anders op te slaan.
Kosten en transport etc zijn voor onze rekening.
Hoop dat je hiermee in kunt stemmen.
2.8.
Cocon heeft hierop niet gereageerd. In januari/februari 2018 heeft zij bij Scheldebouw geïnformeerd naar de twee spaceboxen.
2.9.
Scheldebouw heeft op 9 maart 2018 aan Cocon gemaild:
We hebben de door u toegezonden documenten beoordeeld.
Hieruit blijkt niet zonder meer, dat u eigenaar zou zijn van de space boxen.
Niettemin zijn wij toch bereid om de spaceboxen aan u af te geven.
Daarover nog het volgende. Uw spaceboxen hebben lange tijd op ons terrein gestaan en ook nog op een andere locatie.
Al die tijd heeft u geen onderhoud aan de spaceboxen gepleegd en er verder niet naar omgekeken. Door het tijdsverloop is de staat van de spaceboxen natuurlijk niet meer exact dezelfde als voorheen.
Verder constateren wij, dat uw spaceboxen al die tijd op onze terreinen hebben gestaan zonder dat daar enige stallingskosten voor zijn betaald.
Wij zijn dus bereid om de spaceboxen aan u af te geven doch op de volgende voorwaarden:
1. De spaceboxen dienen door u voor eigen rekening te worden opgehaald bij [naam 1] (…)
2. U dient de spaceboxen uiterlijk op 30 maart te hebben opgehaald.
3. U aanvaardt de spaceboxen in de huidige staat.
4. Nadat u de spaceboxen heeft opgehaald, is deze kwestie definitief (…) afgedaan..
2.10.
Scheldebouw heeft per mail van 28 maart 2018 Cocon gesommeerd om de twee spaceboxen uiterlijk op 30 maart 2018 op te halen en Cocon - mede - bericht:
Maandagmorgen 26 maart 2018 hebben we op ons kantoor in Middelburg gesproken over uw spaceboxen.
Hierbij bevestig ik het volgende:
Per e-mail van 9 maart 2018 (…) hebben wij aangegeven, dat u de spaceboxen uiterlijk op 30 maart 2018 voor eigen rekening kunt ophalen bij de firma [naam 1] in [vestigingsplaats] .
Maandag gaf u aan, dat u van plan bent dit niet te zullen doen.
Wij hebben met de firma [naam 1] kunnen afspreken om de spaceboxen tot en met 30 maart 2018 voor u beschikbaar te houden om door u te worden afgehaald.
Na deze datum kunnen wij daar niet meer voor instaan en dient u daarover zelf afspraken met de firma [naam 1] .
Vanaf 31 maart 2018 kunt u Scheldebouw niet meer aanspreken op het afgeven van de spaceboxen. Ofwel u haalt de spaceboxen uiterlijk op 30 maart 2018 op bij de firma [naam 1] ofwel u maakt zelf afspraken met deze firma over het stallen van de spaceboxen op hun terrein vanaf 31 maart 2018.
Wij wijzen u erop, dat uw eigendommen (de 2 spaceboxen) op het terrein staan van [naam 1] en dat dit uiteraard niet kan voortduren zonder daarover concrete afspraken te maken.
2.11.
Cocon heeft de spaceboxen niet opgehaald en op 29 maart 2018 een factuur van
€ 21.780,- aan Scheldebouw gezonden. De factuur vermeldt:
Hiermee belasten wij u voor de huur van 2 Spacebox studio’s, door u ingezet als tijdelijk kantoor ruimte bij [naam 2] , België en tevens ten behoeve van Project [naam 3]
Huurperiode: 1 maart 2016 t/m 1 maart 2018.
2.12.
Scheldebouw heeft die factuur niet voldaan.

3.Het geschil in conventie

3.1.
Cocon vordert, na vermeerdering van eis, samengevat, veroordeling van Scheldebouw:
I. om alle bescheiden met betrekking tot het project [naam 3] , waarbij de spaceboxen van Cocon zijn ingezet, aan haar beschikbaar te stellen,
II. tot het uitvoeren van herstelwerkzaamheden aan de spaceboxen,
III. tot betaling aan Cocon van € 83.406,-.
3.2.
Cocon stelt ter onderbouwing - samengevat - het volgende.
Ten aanzien van de bij Scheldebouw gestalde spaceboxen gold een gemengde overeenkomst met elementen van inbewaargeving, bruikleen en huur. Op grond daarvan diende Scheldebouw te zorgen voor het behoud van die boxen en was zij een vergoeding voor het gebruik ervan aan Cocon verschuldigd. Scheldebouw heeft de oranje spacebox ingezet als kantoorruimte voor een project in opdracht van [naam 3] . Scheldebouw moet hiervoor een vergoeding van [naam 3] hebben ontvangen. Cocon maakt aanspraak op doorbetaling van die vergoeding en wil aan de hand van de gevorderde inzage in bescheiden inzichtelijk krijgen welk profijt Scheldebouw heeft gehad door het gebruik van de spaceboxen. Scheldebouw heeft bovendien de spaceboxen ook zelf gebruikt en daardoor kosten (voor kantoorruimte) bespaard. Beide omstandigheden maken dat Scheldebouw is verrijkt en een vergoeding aan Cocon verschuldigd is. Cocon is bij de berekening van de huur voor de beide spaceboxen uitgegaan van een redelijke huurprijs en heeft deze achteraf (bij factuur van 29 maart 2018) in rekening gebracht. Daarnaast is Scheldebouw een gebruiksvergoeding van € 73.000,- verschuldigd.
Cocon heeft ter zitting - desgevraagd - meegedeeld dat zij de twee spaceboxen wil ophalen, maar dat de staat waarin de spaceboxen verkeren ernstig verslechterd is en dat Scheldebouw, die ‘als goed huisvader’ voor de spaceboxen moest zorgen, die boxen moet herstellen alvorens ze terug te geven. Cocon heeft ter zitting gesteld dat zij de spaceboxen had kunnen verkopen als de staat ervan niet verslechterd was, dat zij in januari 2018 een potentiële koper had die er € 10.000,- (samen) voor wilde betalen, maar dat die koper van de aankoop heeft afgezien en dat het opknappen van de spaceboxen ongeveer € 7.000,- kost.
3.3.
Scheldebouw voert verweer.

4.Het geschil in reconventie

4.1.
Scheldebouw vordert samengevat - veroordeling van Cocon om binnen vijf dagen na betekening van dit vonnis beide spaceboxen terug te nemen (door deze voor eigen rekening en risico op te halen bij [naam 1] aan de [adres] te [vestigingsplaats] ), op verbeurte van een dwangsom, een en ander vermeerderd met rente en kosten.
4.2.
Scheldebouw stelt hiertoe - samengevat - dat de door partijen mondeling gesloten overeenkomst van bewaarneming ex art. 7:600 BW door haar is beëindigd, dat zij herhaaldelijk, doch tevergeefs aan Cocon heeft gevraagd om de spaceboxen terug te nemen en dat zij een spoedeisend belang heeft bij de terugname van die boxen door Cocon, nu [naam 1] haar heeft gesommeerd om de twee spaceboxen (die eigendom van Cocon zijn) uiterlijk op 11 mei 2018 op te halen.
4.3.
Cocon voert verweer.

5.De beoordeling

5.1.
In art. 254 lid 1 Rv is bepaald dat in alle spoedeisende zaken waarin, gelet op de belangen van de partijen, een onmiddellijke voorziening bij voorraad wordt vereist, de voorzieningenrechter bevoegd is deze te geven.
in conventie
5.2.
Van een dergelijk spoedeisend belang van Cocon is de voorzieningenrechter niet gebleken. Cocon heeft ter zitting desgevraagd gesteld dat de staat waarin de spaceboxen verkeren ernstig verslechterd is, dat die boxen daardoor minder waard geworden zijn en moeten worden opgeknapt om voor (ongeveer) € 10.000,- te kunnen worden verkocht. Zij heeft echter niet aannemelijk gemaakt dat die omstandigheden ook meebrengen dat thans uit hoofde van onverwijlde spoed een onmiddellijke voorziening is vereist. De huidige situatie moet immers al geruime tijd bestaan. De voorzieningenrechter neemt hierbij in aanmerking dat Cocon de beide spaceboxen geruime tijd bij Scheldebouw heeft laten staan zonder te informeren naar (de staat van) de beide spaceboxen en dat van een thans in die boxen geïnteresseerde koper niet is gebleken. Nu een ander spoedeisend belang, ten aanzien van de overige vorderingen, evenmin is gesteld of gebleken, zullen de vorderingen in conventie reeds daarom worden afgewezen.
5.3.
De voorzieningenrechter overweegt ten overvloede dat, gelet op de onderbouwing door Cocon en het verweer van Scheldebouw, ook niet voldoende aannemelijk is dat in een bodemprocedure de geldvordering zal worden toegewezen.
5.4.
De vorderingen in conventie dienen derhalve te worden afgewezen en Cocon zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Scheldebouw worden begroot op:
- griffierecht € 626,00
- salaris advocaat €
633,00
totaal € 1.259,00.
in reconventie
5.5.
Scheldebouw heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat zij een spoedeisend belang heeft bij de gevorderde voorziening. Uit de door haar overgelegde e-mail van 4 mei 2018 (productie 35 van Scheldebouw) blijkt immers dat [naam 1] niet meer voor stallingsruimte voor de beide spaceboxen wil zorgen en dat die gestalde boxen uiterlijk op 11 mei 2018 moeten worden opgehaald. Cocon, de eigenaar van de twee spaceboxen, is tevergeefs gesommeerd om die boxen op te halen.
5.6.
De voorzieningenrechter is voorshands van oordeel dat de overeenkomst tussen de partijen, betreffende de twee spaceboxen die door Cocon bij Scheldebouw in bewaring zijn gegeven en die door Scheldebouw ten behoeve van Cocon zijn gestald, essentialia bevat als opgenomen in art. 7:600 BW en dient te worden gekwalificeerd als een overeenkomst van bewaarneming. Doordat Cocon terugname van de twee spaceboxen wil en Scheldebouw tot teruggave bereid is, dient er voorshands van te worden uitgegaan dat partijen de overeenkomst van bewaarneming hebben beëindigd. Gelet hierop en op de mails van 9 en 28 maart 2018 waarin Cocon is meegedeeld dat de spaceboxen uiterlijk op 30 maart 2018 moeten zijn opgehaald, kan van Scheldebouw niet meer gevergd worden dat zij nog langer zorg draagt voor de opslag van die boxen.
5.7.
Cocon heeft onvoldoende aannemelijk gemaakt dat zij de terugname van de twee spaceboxen kan weigeren zolang die boxen niet door Scheldebouw zijn hersteld. Hiertoe wordt overwogen dat Cocon foto’s heeft overgelegd van de twee spaceboxen in de huidige staat en van spaceboxen in het algemeen, maar dat geen foto’s van de twee spaceboxen bij aflevering in 2014 zijn overgelegd. De twee spaceboxen waren immers niet nieuw toen zij bij Scheldebouw werden gestald. Hoe dan ook ontbreekt relevant vergelijkingsmateriaal en kan niet worden vastgesteld in hoeverre de staat van de spaceboxen meer is ‘verslechterd’ dan alleen al door het tijdsverloop zou zijn gebeurd. In deze procedure kan dan ook niet worden vastgesteld dat Scheldebouw in haar zorgplicht als bewaarnemer toerekenbaar is tekortgeschoten. Nu deze procedure zich niet leent voor een verdere bewijslevering op dit punt, is niet aannemelijk geworden dat Cocon herstel van de beide spaceboxen door Scheldebouw kan eisen als voorwaarde voor de terugname van die boxen.
5.8.
De gevorderde voorziening moet derhalve worden toegewezen, met dien verstande dat de gevorderde dwangsom zal worden afgewezen. De voorzieningenrechter overweegt hiertoe dat Cocon op de mondelinge behandeling heeft toegezegd dat Cocon de twee spaceboxen zal ophalen en dat is gebleken dat ook Cocon het niet wenselijk acht dat een derde partij ( [naam 1] ) de dupe wordt van het geschil tussen de partijen. Een financiële prikkel om Cocon te bewegen die spaceboxen op te halen, acht de voorzieningenrechter gelet hierop niet nodig.
5.9.
Cocon zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Scheldebouw worden begroot op € 316,50 (tarief € 633,- × factor 0,5) aan kosten advocaat.

6.De beslissing

De voorzieningenrechter
in conventie
6.1.
wijst de vorderingen af,
6.2.
veroordeelt Cocon in de proceskosten, aan de zijde van Scheldebouw tot op heden begroot op € 1.259,-, te vermeerderen met de wettelijke rente, bedoeld in art. 6:119 BW, met ingang van 14 dagen na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
6.3.
verklaart deze kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad,
in reconventie
6.4.
veroordeelt Cocon om binnen vijf dagen na betekening van dit vonnis de beide spaceboxen terug te nemen, door deze op te halen bij [naam 1] aan de [adres] te [vestigingsplaats] ,
6.5.
veroordeelt Cocon in de proceskosten, aan de zijde van Scheldebouw tot op heden begroot op € 316,50, te vermeerderen met de wettelijke rente, bedoeld in art. 6:119 BW, met ingang van 14 dagen na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
6.6.
verklaart dit vonnis in reconventie uitvoerbaar bij voorraad,
6.7.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. F.J.F. Gerard en in het openbaar uitgesproken op 22 mei 2018. [1]

Voetnoten

1.type: CM