ECLI:NL:RBLIM:2018:4716

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
22 mei 2018
Publicatiedatum
22 mei 2018
Zaaknummer
03/142514-12, 03/866337-15 (ttzgev), 03/165452-15 (ttzgev), 03/700644-14 (ttzgev)
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Mishandeling en wederspannigheid; vrijspraak belaging

Op 22 mei 2018 heeft de Rechtbank Limburg in Maastricht uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte, geboren in 1954, die werd bijgestaan door mr. C. Reijntjes-Wendenburg. De zaak betrof meerdere parketnummers, waaronder 03/142514-12, 03/866337-15, 03/165452-15 en 03/700644-14. De verdachte werd beschuldigd van onder andere poging tot zware mishandeling, belaging, en verzet tegen politieambtenaren. Tijdens de zitting op 8 mei 2018 zijn de standpunten van de officier van justitie en de verdediging besproken. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet bewezen kon worden dat hij geprobeerd had zijn buurman zwaar te mishandelen of te bedreigen, en sprak hem vrij van deze beschuldigingen. Ook de beschuldigingen van belaging werden verworpen, omdat de rechtbank onvoldoende bewijs vond voor stelselmatige inbreuken op de persoonlijke levenssfeer van de aangevers. De rechtbank concludeerde dat de verdachte zich wel schuldig had gemaakt aan wederspannigheid door zich te verzetten tegen zijn aanhouding door de politie. De rechtbank legde een voorwaardelijke taakstraf op van 20 uren, met een proeftijd van 2 jaren, en verklaarde de benadeelde partijen niet-ontvankelijk in hun vorderingen voor zover deze gebaseerd waren op de vrijgesproken feiten. De uitspraak benadrukte de ernst van geweld tegen politieambtenaren en de impact van langdurige conflicten op de betrokkenen.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
Parketnummers: 03/142514-12, 03/866337-15 (ttzgev), 03/165452-15 (ttzgev), 03/700644-14 (ttzgev)
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 22 mei 2018
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum] 1954 ,
wonende te [adres verdachte] .
De verdachte wordt bijgestaan door mr. C. Reijntjes-Wendenburg, advocaat kantoorhoudende te Maastricht.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 8 mei 2018. De verdachte en zijn raadsvrouw zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte:
Feit met parketnummer 03/142514-12:
Feit 1: geprobeerd heeft [slachtoffer 1] zwaar te mishandelen, dan wel [slachtoffer 1] heeft bedreigd;
Feit 2: een muur van [slachtoffer 1] heeft beschadigd;
Feit 3: verzet heeft gepleegd tegen politieambtenaren;
Feit 4: [slachtoffer 1] heeft mishandeld;
Feit met parketnummer 03/866337-15
Feit 1: stelselmatig inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] (belaging);
Feiten 2 en 3: [slachtoffer 1] en [slachtoffer 3] heeft mishandeld en bedreigd;
Feit met parketnummer 03/165452-15: [slachtoffer 1] heeft mishandeld;
Feit met parketnummer 03/700644-14: verzet heeft gepleegd tegen politieambtenaren.

3.De voorvragen

De raadsvrouw heeft de rechtbank verzocht de dagvaarding gedeeltelijk nietig te verklaren ten aanzien van het feit met parketnummer 03/866337-15 (de belaging), omdat dit feit verjaard zou zijn voor zover het de periode januari 2006 tot 4 juli 2011 betreft. De rechtbank begrijpt dat de raadsvrouw bedoeld heeft te verzoeken de officier van justitie voor dat gedeelte niet ontvankelijk in zijn vervolging te verklaren, want dat zou immers het gevolg zijn van het gegeven dat feiten verjaard zouden zijn.
De rechtbank verwerpt dit verweer. Het verweer ziet op het recht tot vervolging van de officier van justitie. De verjaringstermijn voor misdrijven waarop niet meer dan 3 jaren gevangenisstraf is gesteld, waaronder het misdrijf belaging van artikel 285b van het Wetboek van Strafrecht, is 6 jaren.
Belaging betreft echter naar haar aard een voortdurend en opbouwend delict. De gedragingen die aan de beginperiode zijn gepleegd leveren niet altijd meteen het misdrijf “belaging” op, doch pas indien dit gedurende een bepaalde periode is gebeurd. Dan kan het aanvangstijdtip van de verjaring bepaald worden op het moment dat er een einde is gekomen aan de belagende gedragingen, in casu eind februari 2015. Dat brengt mee dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging ten aanzien van de gehele tenlastegelegde periode.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht alle feiten bewezen met uitzondering van feit 1 met parketnummer 03/142514-12 (poging zware mishandeling dan wel bedreiging van [slachtoffer 1] )
.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
3.3.1.
De vrijspraken
Feit met parketnummer 03/142514-12:
De rechtbank acht niet bewezen dat de verdachte geprobeerd heeft zijn buurman [slachtoffer 1] zwaar te mishandelen of te bedreigen door met een steen naar hem te gooien. De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij een steen op het terras van [slachtoffer 1] gegooid heeft vanaf de grens tussen zijn tuin en die van zijn buurman, maar nadrukkelijk betwist dat die steen in de richting van [slachtoffer 1] is gegooid. De rechtbank vindt voor het gooien van de steen in de richting van [slachtoffer 1] onvoldoende wettig en overtuigend bewijs in de verklaringen van [slachtoffer 1] en zijn echtgenote [slachtoffer 2] , nu deze verklaringen te veel tegenstrijdigheden bevatten.
Omdat niet bewezen kan worden dat de steen die de verdachte gooide door deze handeling in de keuken van aangevers is beland, kan ook niet bewezen worden dat de beschadiging aan de muur door toedoen van de verdachte is ontstaan. Dat betekent dat de rechtbank de verdachte van feit 1, zowel primair als subsidiair, en van feit 2 met voornoemd parketnummer zal vrijspreken.
Ook voor feit 4 in die zaak ontbreekt het bewijs. De verdachte ontkent ook dit feit nadrukkelijk. De door aangever gemaakte filmbeelden zijn onduidelijk en niet bruikbaar voor het bewijs. De constatering van de huisarts dat aangever [slachtoffer 1] een rood oog had, levert ook onvoldoende steunbewijs op voor de aangifte. Per saldo is er dus slechts één bewijsmiddel beschikbaar in de vorm van de aangifte. Daarmee is niet voldaan aan het vereiste bewijsminimum en zal vrijspraak moeten volgen.
Feit met parketnummer 03/700644-14
De verdachte wordt verweten dat hij zich verzet heeft tegen zijn aanhouding door politieambtenaren op 12 november 2014 in Guttecoven . Volgens de raadsvrouw waren deze ambtenaren niet in de rechtmatige uitoefening van hun bediening en moet vrijspraak volgen. De rechtbank geeft haar daarin gelijk en overweegt het volgende.
Volgens het dossier werd de verdachte aangehouden op grond van de verdenking dat hij een politieambtenaar had bedreigd. In het dossier bevindt zich een proces-verbaal van brigadier [verbalisant 1] waarin hij beschrijft dat de verdachte een dreigende houding tegen hem aannam met een schop. Van het incident en de aanhouding zijn camerabeelden getoond ter terechtzitting, afkomstig van beveiligingscamera’s. Op deze beelden heeft de rechtbank ter terechtzitting niet kunnen waarnemen waarop die verdenking van bedreiging gebaseerd kan zijn geweest, omdat niet te zien is dat de verdachte de schop ook zodanig heeft opgeheven dat daaruit bij politieambtenaar [verbalisant 1] de redelijke vrees kon ontstaan voor het verlies van zijn leven of voor het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. Naar het oordeel van de rechtbank kan derhalve niet worden gesproken van een redelijke verdenking vereist als rechtmatige basis voor het toepassen van het dwangmiddel aanhouding Daarmee vervalt ook de grond voor de aanhouding van de verdachte door andere politieambtenaren wier hulp werd ingeroepen. Nu het bestanddeel ‘rechtmatige uitoefening van de bediening’ niet bewezen kan worden verklaard, dient vrijspraak te volgen.
Feiten met parketnummer 03/866337-15
De tenlastelegging vermeldt dat de verdachte een stelselmatige inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] . Deze inbreuken bestaan volgens de opsteller van de tenlastelegging uit:
  • het over de schutting gluren;
  • filmpopnamen maken;
  • voorwerpen over de schutting gooien;
  • afval/ontlasting op de oprit gooien;
  • het openen van het keukenraam door de verdachte en vervolgens schreeuwen, spugen of spullen gooien.
Het dossier bevat logboeken die aangevers [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] hebben bijgehouden vanaf december 2006 tot en met februari 2015 in het kader van langslepende spanningen en conflicten tussen aangevers, de verdachte en een andere buurman. De rechtbank constateert dat het aantal incidenten tot aan 2013 in aantal niet zo groot is, nog los van de vraag of de incidenten aan de verdachte kunnen worden toegerekend. Zo zou er in 2009 sprake zijn geweest van acht keer blokkeren, hinderlijk parkeren en zich onnodig ophouden op de oprit van aangevers door de verdachte en in 2010 van drie keer hinderlijk parkeren. In 2011 zou de verdachte een groter raam in de muur van zijn woning hebben aangebracht. De frequentie van incidenten acht de rechtbank niet zodanig dat er sprake zou kunnen zijn van stelselmatige, opzettelijke inbreuken op het leven van aangevers. Bovendien geldt dat het aanbrengen van een raam in een muur van de eigen woning niet automatisch een ongerechtvaardigde inbreuk op andermans privacy oplevert. Ook andere incidenten, zoals het weigeren door de verdachte om een boom weg te halen, vallen niet onder het begrip opzettelijke inbreuk op andermans privacy.
Belangrijker is dat van veel van de beschreven incidenten helemaal niet vastgesteld kan worden dat de verdachte deze begaan heeft of daarbij betrokken is geweest. Overlast van ratten is uiteraard heel vervelend, maar er is geen bewijs dat de verdachte deze rattenoverlast opzettelijk heeft veroorzaakt of laten bestaan met het doel zijn buren te treiteren. Ook worden er handelingen door aangevers specifiek aan de echtgenote van de verdachte toegeschreven. De opsteller van de tenlastelegging heeft echter geen medeplegen opgenomen, dus die handelingen, als ze al bewezen geacht kunnen worden op basis van de getuigenverklaring van beide aangevers, kunnen de verdachte niet worden aangerekend.
Vanaf 2013 melden aangevers zeer veel incidenten (tientallen of zelfs meer dan honderd in 2013). Die bestaan volgens aangevers onder meer uit (intimiderend) staren, gluren, foto’s maken, dreigende blikken, grijnzen, lawaai maken en het zich in de beleving van aangevers door de verdachte onnodig ophouden op de oprit en in zijn tuin. Verder zou de verdachte voortdurend zijn keukenraam openen, zodra aangevers zich op de oprit bevonden. Ook zou er met uitwerpselen, tissues en andere voorwerpen gegooid zijn. Ook voor deze gemelde gedragingen geldt dat veelal niet vastgesteld kan worden dat de verdachte die begaan heeft of dat deze juist door aangevers worden toegeschreven aan zijn echtgenote.
Andere gedragingen, voor zover je die aan zou kunnen nemen op basis van de verklaringen van aangevers, zoals het kijken door de tuinafscheiding naar de buren, kunnen zonder de subjectieve en door het conflict ingekleurde interpretatie van aangevers als normale gedragingen worden beschouwd. Voor het maken van foto’s (en het gebruik van beveiligingscamera’s) geldt ten slotte dat uit het dossier duidelijk wordt dat dit in het kader van het langslepende burenconflict over en weer gebeurt. Niet valt in te zien dat dat van de zijde van de verdachte als belaging moet worden aangemerkt.
De rechtbank komt dan ook tot de conclusie dat het dossier onvoldoende bewijs bevat dat de verdachte zich aan belaging heeft schuldig gemaakt. Zij zal hem van dit feit dan ook vrijspreken.
Ook van de feiten 2 en 3 van voornoemd parketnummer zal de rechtbank de verdachte vrijspreken. De rechtbank komt tot die vrijspraak omdat de verklaringen van aangevers [slachtoffer 3] en [slachtoffer 1] uiteenlopen en tegenstrijdig zijn. Zo heeft aangever [slachtoffer 3] het over het grijpen bij de keel van [slachtoffer 1] , terwijl aangever [slachtoffer 1] daar zelf niets over heeft gezegd. Omgekeerd heeft [slachtoffer 1] het over het slaan van [slachtoffer 3] , maar daar heeft [slachtoffer 3] in zijn aangifte weer niets over gezegd. Verder is onduidelijk waarmee de verdachte hen bedreigd dan wel geslagen zou hebben. [slachtoffer 1] heeft verklaard dat dit gebeurd zou zijn met een stuk hout of een stok, terwijl [slachtoffer 3] heeft verklaard dat de verdachte een langwerpig voorwerp, lijkend op een stuk betonplex in handen heeft gehad. De verdachte heeft wel bevestigd dat hij een latje in handen had, maar heeft nadrukkelijk betwist dat hij hiermee gedreigd heeft. Op basis van de tegenstrijdige verklaringen van aangevers kan dan ook geen bedreiging worden aangenomen.
3.3.2.
De bewijsmiddelen voor de overige feiten en de overwegingen van de rechtbank ten aanzien van het bewijs
Zaak met parketnummer 03/142514-12 feit 3 [1]
Op 30 maart 2012 wilden politieambtenaren de verdachte aanhouden op basis van de verdenking dat hij een straatklinker naar zijn buurman [slachtoffer 1] had gegooid. De verbalisanten arriveerden ter plaatse op het adres [adres slachtoffer 1+2] te in Guttecoven , nadat zij omstreeks 17.30 uur van de meldkamer de opdracht hadden gekregen daarheen te gaan. [slachtoffer 1] gaf aan dat hij aangifte wilde doen van het feit dat de verdachte een straatklinker naar hem gegooid had en wees een klinker aan die in zijn keuken op de vloer lag. De verbalisanten namen deze klinker waar en zagen op aanwijzing van aangever een beschadiging in de muur. In overleg met hun leidinggevende besloten de verbalisanten, hoofdagent [verbalisant 3] en brigadier [verbalisant2] , over te gaan tot aanhouding.
Nadat verbalisant [verbalisant 2] de verdachte had medegedeeld dat hij was aangehouden ter zake van poging tot zware mishandeling en vernieling, draaide de verdachte zich om en liep hij weg. [verbalisant 2] heeft de verdachte vervolgens vastgegrepen en bij herhaling medegedeeld dat hij mee moest komen. Daarop begon de verdachte te rukken en te trekken in een andere richting dan waarin [verbalisant 2] hem probeerde te bewegen. Omdat de verdachte een fors postuur had en behoorlijke kracht, werkte [verbalisant 2] hem met een voetveeg tegen de grond. Nadat de verdachte had ingestemd mee te zullen werken en overeind gekomen was, liep hij echter weer in de richting van zijn woning. Toen [verbalisant 2] hem daarop weer vastpakte, ontdeed de verdachte zich van zijn t-shirt. De verdachte is vervolgens vrijwillig meegegaan. [2] De aanhouding vond plaats om 18.00 uur. [3]
Op basis van het hiervoor weergegeven bewijs in de vorm van de bevindingen van de verbalisanten kan de rechtbank vaststellen dat de verdachte verzet heeft gepleegd tegen zijn aanhouding. De raadsvrouw heeft aangevoerd dat er geen sprake meer was van een heterdaadsituatie, als gevolg waarvan die aanhouding als onrechtmatig moet worden aangemerkt en er vrijspraak zou moeten volgen. De rechtbank verwerpt dit verweer. Er verstrijkt nu eenmaal enige tijd tussen de melding bij de politie van aangevers en het uitsturen van een beschikbare surveillance. Dat maakt nog niet dat van een heterdaadsituatie geen sprake meer is. De verbalisanten hebben vervolgens terecht eerst de tijd genomen om de aangever en diens partner te horen en onderzoek te doen om vast te stellen of sprake was van een redelijke verdenking die als rechtmatige basis zou kunnen dienen voor het toepassen van het dwangmiddel aanhouding.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat het tijdsverloop tussen het tijdstip waarop het feit zich heeft afgespeeld volgens aangever, gelegen na 16.45 uur, de opdracht van 17.30 uur en het optreden van de politieambtenaren gericht op de opsporing en daarna de aanhouding, nog valt binnen het criterium “terstond nadat het feit is begaan” van artikel 128 van het Wetboek van Strafvordering. Gelet daarop is dus sprake geweest van rechtmatig binnentreden ook zonder schriftelijke machtiging daartoe.
Zaak met parketnummer 03/165452-15 [4]
[slachtoffer 1] heeft aangifte gedaan van mishandeling. Volgens aangever heeft de verdachte hem op 14 augustus 2015 te Guttecoven tegen een muur geduwd. Hierdoor had aangever krassen op zijn rechter elleboog opgelopen. De verbalisant die de aangifte opnam zag een kleine kras op de rechter elleboog van aangever. [5]
Ter terechtzitting zijn camerabeelden bekeken van het incident. De rechtbank heeft op die beelden waargenomen dat de verdachte, die ter terechtzitting ook verklaard heeft ter plaatse te zijn geweest, aangever [slachtoffer 1] tegen een muur heeft geduwd.
Op grond van de bewijsmiddelen, de aangifte van [slachtoffer 1] en de waarneming van het letsel, alsmede de waarneming van de rechter ter terechtzitting, kan de rechtbank vaststellen dat de verdachte [slachtoffer 1] heeft mishandeld.
De rechtbank acht niet alles bewezen wat ten laste is gelegd onder dit feit. Aangever [slachtoffer 1] heeft verklaard dat de verdachte hem ook de keel heeft dichtgeknepen en heeft geslagen, maar dat heeft de rechtbank niet aan de hand van de beelden kunnen bevestigen. Er is weliswaar een slaande beweging te zien van de verdachte, maar niet duidelijk is of [slachtoffer 1] ook geraakt werd. Ook is te zien dat de verdachte naar de keel van [slachtoffer 1] grijpt, maar niet dat de verdachte die keel ook daadwerkelijk vast heeft gepakt. Nu de verdachte uitdrukkelijk betwist dat hij de handelingen heeft begaan zoals ten laste gelegd, is er onvoldoende wettig bewijs om hem daarvoor te beoordelen. Dat alles leidt tot een partiele vrijspraak van dit feit. De rechtbank gaat voorbij aan het verweer dat [slachtoffer 1] ten tijde van het gebeuren een dikke jas droeg en dus geen letsel zou kunnen hebben opgelopen aan zijn elleboog door de gedragingen van verdachte. Op de camerabeelden is te zien dat [slachtoffer 1] een jas droeg, niet dat hij een dikke jas droeg. Het dragen van een jas betekent niet dat daardoor geen verwonding in de vorm van een kras kan ontstaan.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte
Zaak met parketnummer 03/142514-12 feit 3
op 30 maart 2012 te Guttecoven toen een aldaar dienstdoende politieambtenaar [verbalisant2] (brigadier van politie) verdachte, op verdenking van het overtreden van artikel 45 jo 302 Wetboek van Strafrecht en artikel 350 Wetboek van Strafrecht, op heterdaad ontdekt, had aangehouden en had vastgegrepen zich met geweld tegen genoemde opsporingsambtenaar, werkzaam in de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, heeft verzet door te rukken en te trekken in een richting tegengesteld aan die, waarin die ambtenaar verdachte trachtte te geleiden;
Zaak met parketnummer 03/165452-15
op 14 augustus 2015 te Guttecoven [slachtoffer 1] heeft mishandeld door
[slachtoffer 1] te duwen.
De rechtbank acht niet bewezen wat meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert de volgende strafbare feiten op:
Feit 3 met parketnummer 03/142514-12:
wederspannigheid
Feit met parketnummer 03/165452-15
mishandeling
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Psychiater K. Foeken heeft over de geestvermogens van de verdachte op 9 december 2017 een rapport uitgebracht. De rechtbank komt op basis van de in dat rapport vervatte bevindingen niet tot de conclusie dat bij de verdachte sprake is van een omstandigheid die zijn strafbaarheid (geheel) uitsluit. De gedragsdeskundige heeft beschreven dat er geen aanwijzingen zijn dat de verdachte ten tijde van de tenlastegelegde feiten lijdende was aan enige stoornis of gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens.
De verdachte is derhalve strafbaar, omdat er ook overigens geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

7.De straf en/of de maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen hij bewezen heeft geacht gevorderd dat aan de verdachte een voorwaardelijke gevangenisstraf zal worden op gelegd van 4 maanden, met een proeftijd van 2 jaren.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft geen standpunt naar voren gebracht ten aanzien van de op te leggen straf voor het geval de rechtbank haar vrijspraakverweren niet volgt.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
De verdachte heeft strafbare feiten gepleegd in het kader van een zeer langdurige en slopende conflictsituatie met zijn buren. De rechtbank acht aanzienlijk minder feiten bewezen dan de officier van justitie voor ogen heeft gestaan. Dat betekent dat de rechtbank alleen al om die reden tot een veel lagere straf komt. Ook acht zij een gevangenisstraf niet gepast.
De omstandigheden waaronder de verdachte de feiten heeft begaan, zijn inmiddels ruim publiekelijk bekend en de rechtbank ziet ervan af om deze nog uitgebreid te beschrijven. Helder is verder dat er zeer intensieve bemoeienis van diverse instanties nodig is geweest bij dit conflict met als triest eindpunt dat de verdachte en zijn voormalige buurman [voormalig buurman verdachte] vervolgd zijn door justitie en er mogelijk nog een vervolging van een derde volgt. De verdachte en zijn voormalige buurman zijn psychisch door de onophoudelijke conflictueuze situatie flink aangedaan en ook andere naast betrokkenen hebben onder de situatie geleden. Al met al komt deze strafzaak voort uit een situatie die veel verliezers heeft gekend.
Dat alles neemt niet weg dat de verdachte niet het recht heeft zijn buurman te mishandelen. Doorgaans wordt een eenvoudige mishandeling als de onderhavige afgedaan met een geldboete. De rechtbank zou, als dit het enige feit was geweest, gelet op alle omstandigheden volstaan hebben met een rechterlijk pardon.
Ernstiger vindt de rechtbank het verzet tegen politieambtenaren. Zij oefenen een vaak moeilijke taak uit, die van groot maatschappelijk belang is. Geconfronteerd met de vele aangiften, meldingen en wat dies meer zij in deze zaak hebben zij geprobeerd hun taak naar eer en geweten uit te oefenen. Brigadier [verbalisant 2] heeft door het verzet van de verdachte letsel opgelopen. Dat rekent de rechtbank de verdachte aan en ook in algemene zin moet er een signaal gegeven worden dat geweld tegen mensen met een publieke taak niet toelaatbaar is en leidt tot een sanctie. Daarom acht de rechtbank het opleggen van een taakstraf gepast en geboden en wel voor de duur van 20 uren.
Daar staat tegenover dat de verdachte ernstig geleden heeft en nog steeds ernstige psychische klachten heeft als gevolg van het conflict, als ook dat de feiten enigszins gedateerd zijn. Bovendien is de angel uit het conflict, heeft de verdachte een blanco strafblad en is er geen gevaar voor herhaling. Dat alles brengt de rechtbank ertoe de taakstraf voorwaardelijk op te leggen.

8.De vordering van de benadeelde partij

De benadeelde partij [slachtoffer 1] vordert een schadevergoeding ter zake van de feiten met parketnummers 03/165452-15 en 03/866337-15. Het betreft een bedrag van € 3.500,- voor geleden immateriële schade (smartengeld). Daarnaast vordert de benadeelde partij vergoeding van gemaakte reiskosten en de kosten van het eigen risico van de ziektekostenverzekering.
De benadeelde partij W.A.L.M. [slachtoffer 2] vordert een schadevergoeding van € 1.700,- ter zake van het feit met parketnummer 03/866337-15 (belaging). Het betreft immateriële schade (smartengeld). Daarnaast vordert zij een vergoeding van gemaakte reiskosten.
De benadeelde partij M.N.M. [slachtoffer 3] vordert een schadevergoeding van € 1.000,- ter zake van de feiten 2 en 3 met parketnummer 03/866337-15. Dit betreft immateriële schade (smartengeld).
8.1
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal de benadeelde partijen [slachtoffer 3] en [slachtoffer 2] niet-ontvankelijk verklaren, nu zij de verdachte zal vrijspreken van de feiten waarop de vorderingen gebaseerd zijn (overeenkomstig artikel 361, tweede lid, onder a van het Wetboek van Strafvordering).
Dat geldt eveneens voor de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] voor zover deze gebaseerd is op feiten waarvan de rechtbank de verdachte vrij zal spreken.
Voor zover deze vordering betrekking heeft op de bewezenverklaarde mishandeling (het feit met parketnummer 03/165452-15), zal de rechtbank de vordering afwijzen. Zij overweegt daartoe dat de bewezenverklaarde mishandeling van [slachtoffer 1] heeft bestaan uit een duw, waarbij het letsel dat [slachtoffer 1] bij die mishandeling heeft opgelopen van geringe aard is. Er kan dan ook redelijkerwijs van uit worden gegaan dat deze mishandeling niet heeft geleid tot immateriële schade van enige omvang.

9.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 57, 180 en 300 van het Wetboek van Strafrecht.

10.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt de verdachte vrij van de volgende tenlastegelegde feiten:
- feit 1 (primair en subsidiair), feit 2 en feit 4 van de zaak met parketnummer
03/142514-12;
  • feit 1, feit 2 en feit 3 van de zaak met parketnummer 03/866337-15;
  • het feit met parketnummer 03/700644-14;
Bewezenverklaring
  • verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hierboven onder 4.4 is omschreven;
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde de strafbare feiten oplevert zoals hierboven onder 5 is omschreven;
  • verklaart de verdachte strafbaar;
Straf
  • veroordeelt de verdachte voor de bewezenverklaarde feiten tot
  • bepaalt dat de straf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde voor het einde van
- beveelt dat indien de veroordeelde de taakstraf bij tenuitvoerlegging niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast van 10 dagen;
- beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van deze taakstraf in mindering zal worden gebracht, naar rato van twee uren per dag;
Benadeelde partij(en) en schadevergoedingsmaatregel(en)
  • verklaart
  • bepaalt dat de verdachte en de benadeelde partij ieder de eigen kosten draagt;
  • wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1], wonende te Guttecoven , voor zover betrekking hebben op het bewezenverklaarde feit met parketnummer 03/165452-15,
    af;
  • verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 1] , wonende te Guttecoven ,
  • bepaalt dat de verdachte en de benadeelde partij ieder de eigen kosten draagt;
  • verklaart
  • bepaalt dat de verdachte en de benadeelde partij ieder de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.H.J.M. Mertens-Steeghs, voorzitter, mr. G.P.C. Dijkshoorn-Sleebe, en mr. dr. D.L.F. de Vocht, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A.P. Jansen, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 22 mei 2018.
Buiten staat
Mr. J.H.J.M. Mertens-Steeghs en mr. dr. D.L.F. de Vocht zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
Zaak met parketnummer 03/142514-12)
1.
hij op of omstreeks 30 maart 2012 te Guttecoven , in elk geval in de gemeente Sittard-Geleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer 1] , opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet een (bak)steen ter hand heeft genomen en/of (vervolgens) die (bak)steen (met kracht) in de richting van genoemde [slachtoffer 1] heeft gegooid, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid; (parketnummer 142514-12)
subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden, dat:
hij op of omstreeks 30 maart 2012 te Guttecoven , in elk geval in de gemeente Sittard-Geleen, [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend een (bak)steen ter hand genomen en/of (vervolgens) (met kracht) die (bak)steen in de richting van genoemde [slachtoffer 1] gegooid; (parketnummer 142514-12)
2.
hij op of omstreeks 30 maart 2012 te Guttecoven , gemeente Sittard-Geleen, opzettelijk en wederrechtelijk een wand, althans een muur (behorende tot het pand gelegen aan de [adres slachtoffer 1+2] ), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt; (parketnummer 142514-12)
3.
hij op of omstreeks 30 maart 2012 te Guttecoven , in elk geval in de gemeente Sittard-Geleen, toen (een) aldaar dienstdoende politieambtena(a)r(en) [verbalisant2] (brigadier van politie, regio Limburg Zuid) en/of [verbalisant 3] (hoofdagent van politie, regio Limburg Zuid) verdachte, op verdenking van het overtreden van artikel 45 jo 302 Wetboek van Strafrecht en/of artikel 350 Wetboek van Strafrecht, in elk geval op verdenking van het gepleegd hebben van enig strafbaar feit, op heterdaad ontdekt, had(den) aangehouden en had(den) vastgegrepen, althans vast had(den) teneinde verdachte, ter geleiding voor een
hulpofficier van justitie, over te brengen naar een politiebureau, te weten Districtsbureau Maastricht, zich met geweld tegen genoemde opsporingsambtena(a)r(en), werkzaam in de rechtmatige uitoefening van hun/zijn bediening, heeft verzet door te rukken en te trekken in een richting tegengesteld aan die, waarin die ambtena(a)r(en) verdachte trachtte(n) te geleiden; (parketnummer 03/142514-12)
4.
hij op of omstreeks 07 oktober 2013 te Guttecoven , in elk geval in de gemeente Sittard-Geleen, opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer 1] ), bij de keel heeft gegrepen en/of tegen de keel en/of het gezicht heeft geslagen en/of gestompt, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden; (parketnummer 03/180690-13)
Tenlastelegging bij gevoegde verdachte met parketnummer: 03/165452-15
1.
hij op of omstreeks 14 augustus 2015 te Guttecoven , in elk geval in de gemeente Sittard-Geleen, [slachtoffer 1] heeft mishandeld door (met kracht) de keel van voornoemde
[slachtoffer 1] dicht te knijpen en/of meermalen, althans eenmaal, te duwen en/of te slaan tegen het lichaam van deze [slachtoffer 1] ; (parketnummer 03/165452-15)
Tenlastelegging bij gevoegde verdachte met parketnummer: 03/866337-15
1.
hij in of omstreeks de periode van januari 2006 tot en met februari 2015 te Guttecoven , in de gemeente Sittard-Geleen,, in elk geval in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van K. [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , in elk geval van een ander, met het oogmerk die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , in elk geval die ander
te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen, immers heeft hij verdachte, in die periode, met voornoemd oogmerk, veelvuldig
-over de schutting gegluurd terwijl genoemde [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] buiten in de tuin waren en/of
-foto’s dan wel filmopnamen gemaakt van genoemde [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of
-voorwerpen (puin) over de schutting gegooid en/of
-afval en/of ontlasting van dieren althans voorwerpen op de oprit gegooid en/of
-het keukenraam geopend terwijl genoemde [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] zich op deze oprit bevonden om vervolgens dingen in de richting van [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] te schreeuwen en/of in hun richting te staren en/of spugen, dan wel spullen op de oprit te gooien; (parketnummer 03/86337-15)
2.
hij op of omstreeks 22 augustus 2013 te Guttecoven , gemeente Sittard-Geleen, [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 1] heeft mishandeld door die [slachtoffer 3] en/of die [slachtoffer 1] te slaan en/of te duwen en/of bij de keel te grijpen;
3.
hij op of omstreeks 22 augustus 2013 te Guttecoven , gemeente Sittard-Geleen, [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend een voorwerp boven zijn hoofd gehouden terwijl hij in de richting van die [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 1] liep en/of (daarbij) deze dreigend de woorden toegevoegd : "Donder op!" en/of "Maak dat jullie wegkomen!", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
Tenlastelegging bij gevoegde verdachte met parketnummer: 03/700644-14
1.
hij, op of omstreeks 12 november 2014 te Guttecoven , in elk geval in de gemeente Sittard-Geleen, toen de aldaar dienstdoende politieambtena(a)r(en) [verbalisant 1] , brigadier van politie Eenheid Limburg, en/of [verbalisant 4] , brigadier van politie Eenheid Limburg, en/of [verbalisant 5] , hoofdagent van politie Eenheid Limburg, en/of [verbalisant 6] , agent van politie Eenheid Limburg, en/of [verbalisant 7] , brigadier van politie Eenheid Limburg, verdachte op verdenking van het overtreden van artikel 285, eerste lid, Wetboek van Strafrecht, in elk geval op verdenking van het gepleegd hebben van enig strafbaar feit, op heterdaad ontdekt, had(den) aangehouden en vastgegrepen, althans vast had(den), teneinde hem ten spoedigste voor te geleiden voor een hulpofficier van justitie en hem daartoe over te brengen naar een plaats van verhoor, te weten een politiebureau, zich meermalen, althans eenmaal, met geweld heeft
verzet tegen bovengenoemde politieambtena(a)r(en), werkzaam in de rechtmatige uitoefening van zijn/hun bediening, door zich opzettelijk gewelddadig los te rukken en/of in een richting te bewegen tegengesteld aan de richting waarin voornoemde politieambtena(a)r(en) hem, verdachte, trachtte(n) te geleiden;

Voetnoten

1.Verwezen wordt naar paginanummers uit het proces-verbaal van Politie Regio Limburg Zuid, proces-verbaalnummer PL2440 2012035849, gesloten d.d. 13 april 2012, doorgenummerd van pagina 1 tot en met 24.
2.Het proces-verbaal van bevindingen, dossierpagina 12 en 13.
3.Het proces-verbaal aanhouding, dossierpagina 17.
4.Verwezen wordt naar paginanummers uit het proces-verbaal van Politie Regio Limburg Zuid, proces-verbaalnummer PL2440 2015152689, gesloten d.d. 19 augustus 2015, doorgenummerd van pagina 1 tot en met 21.
5.Het proces-verbaal aangifte, dossierpagina 3, onderaan de pagina en pagina 4 onder korte opmerking verbalisant.