ECLI:NL:RBLIM:2018:4715

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
16 mei 2018
Publicatiedatum
22 mei 2018
Zaaknummer
6386978 \ CV EXPL 17-8133
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verdelingsperikelen na echtscheiding met betrekking tot onderwaarde woning en schulden aan familieleden

In deze zaak, die voor de Rechtbank Limburg is behandeld, gaat het om verdelingsperikelen tussen twee gewezen echtelieden na hun echtscheiding. De echtscheiding werd uitgesproken op 31 oktober 2012, en de inschrijving vond plaats op 6 december 2012. In het echtscheidingsconvenant werd bepaald dat de echtelijke woning aan de man werd toebedeeld, zonder dat er enige verrekening met de vrouw hoefde plaats te vinden. De woning werd op 10 oktober 2016 verkocht voor € 129.000, wat resulteerde in een onderwaarde van € 10.173,42, die door de vrouw aan de notaris werd betaald. De vrouw vorderde in deze procedure betaling van een bedrag van € 23.250,02, vermeerderd met rente en kosten, en voerde verweer tegen de vordering in reconventie van de man.

De kantonrechter heeft de vordering van de vrouw tot betaling van de helft van het tekort in verband met de verkoop van de woning toegewezen, aangezien de man en de vrouw gelijkelijk gerechtigd waren in de gemeenschap van goederen. De rechter oordeelde dat de vrouw aansprakelijk was voor de onderwaarde van de woning en dat de vermeerdering van eis met betrekking tot schulden aan familieleden werd afgewezen, omdat niet was aangetoond dat daarop was afgelost. De gestelde schuld van de vrouw aan het Gastouderbureau bleef buiten beschouwing, omdat daarop geen tegenvordering was gegrond.

Uiteindelijk werd de man veroordeeld tot betaling van € 5.086,71 aan de vrouw, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 16 augustus 2017. De proceskosten werden gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij de eigen kosten draagt. Dit vonnis is uitgesproken door mr. G.M.P. Brouns op 16 mei 2018.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Roermond
Zaaknummer: 6386978 \ CV EXPL 17-8133
Vonnis van de kantonrechter van 16 mei 2018
in de zaak van:
[eisende partij in conventie, verweerder in reconventie],
wonend te [woonplaats eisende partij in conventie, verweerder in reconventie] ,
eisende partij in conventie, verweerder in reconventie,
gemachtigde mr. L.G.T. Paulus,
tegen:
[gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie],
wonend op een bij de deurwaarder bekend adres in de gemeente [woonplaats gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] ,
gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie,
gemachtigde mr. A.M.I. Spauwen.
Partijen zullen hierna [eisende partij in conventie, verweerder in reconventie] en [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding;
  • de conclusie van antwoord in conventie en van voorwaardelijke eis in reconventie;
  • de beslissing waarbij een comparitie van partijen is bepaald;
  • de conclusie van antwoord in voorwaardelijke reconventie;
  • de comparitie van partijen op 19 december 2017;
  • de akte uitlaten en vermeerdering van eis van [eisende partij in conventie, verweerder in reconventie] ;
  • de antwoordakte van [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] .
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Partijen zijn gewezen echtelieden. De echtscheiding is uitgesproken op 31 oktober 2012 en de inschrijving van de beschikking vond plaats op 6 december 2012.
Partijen hebben een echtscheidingsconvenant opgemaakt.
2.2.
Ten aanzien van de woning vermeldt het convenant het volgende:
“De aan de vrouw en de man in eigendom toebehorende echtelijke woning, staande en gelegen aan de [adres voormalige echtelijke woning partijen] te [voormalige echtelijke woonplaats partijen] , kadastraal bekend als gemeente [plaatsnaam gemeente] , sectie [sectieletter] , nummer [kadastraalnummer] groot [grootte perceel] are, wordt toebedeeld aan de man zonder dat er enige verrekening met de vrouw hoeft plaats te vinden. De kosten verbonden aan de tenaamstelling van het onroerend goed zijn voor rekening van de man. De lasten van het onroerend goed zijn met ingang van de dag waarop de vrouw de echtelijke woning heeft verlaten (per 26 juni 2012) eveneens voor rekening van de man.
De marktwaarde van de echtelijke woning bedraagt, naar partijen bij recentelijke taxatie zijn overeengekomen; € 156.500,00. De echtelijke woning is per 31 december 2011 belast met een hypothecaire geldlening, ten bedrage van € 156,000,00 in totaal bij ING onder nr. [nummer spaarhypotheek] (spaarhypotheek) en nr.: [nummer aflossingsvrij gedeelte hypotheek] (aflossingsvrij). De man zal in ieder geval trachten deze geldlening op zich te nemen en te voldoen, zich tevens zal inspannen dat de vrouw uit de hoofdelijke aansprakelijkheid jegens de hypotheekhouder wordt ontslagen. De hieraan verbonden kosten tevens voor rekening van de man komen. De vrouw een schriftelijke bevestiging ontvangt dat zij uit de hoofdelijke aansprakelijkheid voor betreffende hypotheekschuld is ontslagen.
De vrouw en de man gaan er bij bovenstaande toebedeling ervan uit dat de man de financiering rond zal krijgen en de vrouw zal worden ontslagen uit haar hoofdelijke aansprakelijkheid voor de hypothecaire geldlening en eventuele verdere aansprakelijkheid dienaangaande. Indien dit niet het geval is, de man en vrouw tijdig nader overleg met elkaar zullen hebben om de echtelijke woning dan alsnog eventueel te verkopen.”.
Ten aanzien van de kapitaalverzekering vermeldt het convenant het volgende:
“De kapitaalverzekering bij NN Leven Particulieren onder polisnummer: [polisnummer kapitaalverzekering] en welke te naam is gesteld van de man wordt aan hem toegescheiden zonder dat er enige verrekening met de vrouw hoeft plaats te vinden.”
2.3.
Op 10 oktober 2016 is de echtelijke woning verkocht voor een bedrag van € 129.000,00 en overgedragen aan een koper. Uit de nota van afrekening bleek dat er een tekort, onderwaarde, resteert van € 10.173,42. [eisende partij in conventie, verweerder in reconventie] heeft dit bedrag aan de notaris betaald.

3.Het geschil in conventie en in reconventie

3.1.
[eisende partij in conventie, verweerder in reconventie] vordert – samengevat en na vermeerdering van eis – veroordeling van gedaagde partij tot betaling van € 23.250,02, vermeerderd met rente en kosten en voert verweer tegen de vordering in reconventie.
3.2.
[gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] vordert – voorwaardelijk en samengevat – :
  • veroordeling van [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] tot het inbrengen van justificatoire bescheiden ter zake het voortdurend bestaan en de waarde van de kapitaalsverzekeringspolis met polisnummer [polisnummer kapitaalverzekering] van NN Leven Particulieren dan wel van de geldswaarde waartegen genoemde polis eerder mocht zijn verzilverd;
  • veroordeling van [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] tot betaling van een bedrag gelijk aan de helft van de waarde van voornoemde polis c.q. de geldswaarde waartegen voornoemde polis reeds eerder mocht zijn verzilverd te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf datum verzilvering door [eisende partij in conventie, verweerder in reconventie] tot het moment waarop [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] haar deel zal hebben ontvangen;
  • alles op straffe van een dwangsom van € 250,00 per dag of dagdeel en met veroordeling van [eisende partij in conventie, verweerder in reconventie] in de kosten van deze procedure.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling in conventie en in reconventie

4.1.
Gelet op de samenhang tussen de vorderingen zullen deze tezamen beoordeeld worden.
4.2.
[eisende partij in conventie, verweerder in reconventie] vordert betaling van de helft van het tekort in verband met de verkoop van de echtelijke woning. Bij akte heeft [eisende partij in conventie, verweerder in reconventie] zijn vordering vermeerderd in die zin dat ook betaling van de helft van de schuld ad € 6.746,88 aan de broer van [eisende partij in conventie, verweerder in reconventie] en de helft van de schuld aan de ouders van [eisende partij in conventie, verweerder in reconventie] ad € 29.579,73 wordt gevorderd. Ter zake deze laatste twee schulden stelt [eisende partij in conventie, verweerder in reconventie] dat partijen in het verleden samen een winkel (Jamin) hebben gehad en dat daaruit de schulden zijn voortgekomen. Deze schulden zijn bij de echtscheiding niet aan de orde gekomen en niet in de vaststellingsovereenkomst opgenomen.
4.3.
[gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] vordert voorwaardelijk en voor het geval de vordering tot betaling van het tekort bij de verkoop van de woning mocht worden toegewezen, betaling van de helft van de kapitaalverzekering. Primair is [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] de mening toegedaan dat zij niets aan [eisende partij in conventie, verweerder in reconventie] verschuldigd is ter zake de verkoop van de woning.
Met betrekking tot de schulden aan de familie van [eisende partij in conventie, verweerder in reconventie] stelt [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] dat deze schulden bij de echtscheiding bekend waren. Er was ook nog een schuld bij het Gastouderbureau ter grootte van € 3.542,61. Afgesproken is dat [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] deze laatste schuld voor haar rekening zou nemen en [eisende partij in conventie, verweerder in reconventie] de schuld aan zijn familie. In het convenant is uitdrukkelijk bepaald dat partijen geen andere (gemeenschaps)schulden hebben.
4.4.
Op 19 december 2017 heeft de comparitie van partijen plaatsgevonden. Partijen hebben daarbij hun stellingen mondeling toegelicht. Daarbij heeft [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] toegelicht dat zij slechts minimale kinderalimentatie heeft ontvangen teneinde [eisende partij in conventie, verweerder in reconventie] te ontlasten zodat deze de woonlasten kon blijven voldoen. Verder zou [eisende partij in conventie, verweerder in reconventie] geen draagkracht hebben om partneralimentatie te voldoen. Ten aanzien van dit laatste stelt [eisende partij in conventie, verweerder in reconventie] ter zitting dat [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] nooit om partneralimentatie heeft gevraagd.
4.5.
Voor alles herhaalt de kantonrechter de samen met partijen gedane constatering ter comparitie van partijen dat [eisende partij in conventie, verweerder in reconventie] , ingeval van het voor zijn rekening nemen van ook het aandeel van [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] in een gemeenschapsschuld, daarmee en daardoor een geringere financiële draagkracht ter betaling van bijdragen tot levensonderhoud zou kunnen hebben dan in ander geval. Het niet of niet langer voor zijn eigen rekening blijven nemen door [eisende partij in conventie, verweerder in reconventie] van zo een aandeel van [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] zou daarmee tot aanpassing of bijstelling van onderhoudsaanspraken tussen partijen kunnen leiden, hetgeen vervolgens mede in aanmerking zou kunnen worden genomen bij het antwoord op de vraag of [eisende partij in conventie, verweerder in reconventie] inderdaad het aandeel van [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] in zo een gemeenschapsschuld alsnog voor rekening van [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] zou willen laten – gaan – komen. Deels zou dat immers lood om oud ijzer kunnen blijken te zijn. Aangezien dit gezichtspunt – blijkens de nader door beide partijen uitgewisselde processtukken – niet tot bijstelling van vorderingen over en weer heeft geleid, kan dit nu verder buiten beschouwing blijven.
4.6.
Vervolgens kan slechts worden geconstateerd dat er met de voormalige echtelijke woning van partijen en de daarop rustende hypothecaire schuld sprake moet zijn geweest van een zogenaamd gemeenschapsgoed enerzijds en een gemeenschapsschuld anderzijds (vergelijk artikel 1:94 BW). Beide partijen hebben daarin een eigen aandeel van een gelijke omvang (vergelijk artikel 1:100 BW). Tegen deze achtergrond kan het hierboven weergegeven beding in het echtscheidingsconvenant tussen partijen slechts aldus worden verstaan dat deze voormalige echtelijke woning met bijbehorende hypothecaire schuld aan [eisende partij in conventie, verweerder in reconventie] werd toebedeeld, onder de voorwaarde dat zulks feitelijk mogelijk mocht blijken te zijn. Die voorwaarde is kennelijk niet in vervulling gegaan, zodat de uitgangspositie terugkeert van een gemeenschapsgoed en een gemeenschapsschuld waarin beide partijen gelijkelijk gerechtigd/draagplichtig zijn. Dat leidt als vanzelf tot de conclusie dat [eisende partij in conventie, verweerder in reconventie] inderdaad aanspraak heeft op vergoeding van de helft van het door hem betaalde bedrag ad € 10.173,42, aangezien [eisende partij in conventie, verweerder in reconventie] immers daarmee het aandeel van [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] in een restant gemeenschapsschuld voor zijn rekening heeft genomen en aanspraak heeft op vergoeding. Reeds nu kan tevens worden geoordeeld dat het in voorwaardelijke reconventie door [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] aan de orde gestelde aandeel in de door haar bedoelde kapitaalverzekering daar niet aan kan veranderen. Die kapitaalverzekering is immers tot uitkering gekomen en verrekend in het kader van de uiteindelijke verkoop van de voormalige echtelijke woning, zodat de waarde daarvan reeds – mede ten gunste van de draagplicht van [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] in de resterende hypotheekschuld – in aanmerking genomen en verrekend is. De tegenvorderingen in voorwaardelijke reconventie komen daarmee alle niet voor toewijzing in aanmerking.
4.7.
Dan resteren nog de nader door [eisende partij in conventie, verweerder in reconventie] opgevoerde schulden aan directe familieleden, waarvan evenzeer verondersteld kan worden dat dit zogenaamde gemeenschapsschulden betreft. Bovendien hebben beide partijen, [eisende partij in conventie, verweerder in reconventie] zowel als [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] , door en met ondertekening van het ten processe overgelegde schriftelijke stuk (productie 12 bij akte uitlating en vermeerdering van eis) zich beiden tot kennelijk ook gelijkelijk draagplichtige schuldenaren verklaard. Daarmee is echter nog geen aanspraak van [eisende partij in conventie, verweerder in reconventie] gegeven, zoals deze die bij wege van vermeerdering van eis aan de orde heeft gesteld. Daartoe zou immers vast moeten kunnen worden gesteld dat hij ook in dit opzicht een aandeel van [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] in deze schulden voor zijn rekening heeft genomen, op grond waarvan hij op vergoeding van dit door hem voor zijn rekening genomen aandeel aanspraak zou kunnen doen gelden. Aangezien geen enkele betaling op deze schulden is aangetoond, is daar al reeds geen sprake van. De vermeerderde vordering van [eisende partij in conventie, verweerder in reconventie] ligt daarom voor afwijzing gereed.
Voor de goede orde wordt nog aangetekend dat de door [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] van haar kant aan de orde gestelde gemeenschapsschuld (gastouderbureau), waarop zij kennelijk zelfstandig afbetaalt, niet uit het oog wordt verloren. [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] heeft daar geen – al dan niet voorwaardelijke – tegenvorderingen op gegrond, zodat een en ander verder onbesproken kan blijven.
4.8.
De conclusie wordt daarmee al met al dat slechts een bedrag ad € 5.086,71 aan [eisende partij in conventie, verweerder in reconventie] toewijsbaar is gebleken te zijn. Dit bedrag zal hierna dan ook aan hem toe worden gewezen, evenals de daarover gevorderde rente vanaf 16 augustus 2017. In de omstandigheid dat partijen ex echtelieden zijn ligt voldoende grond besloten tot compensatie van proceskosten. Er wordt daarom al met al beslist als volgt.

5.De beslissing in conventie en in reconventie

De kantonrechter
in conventie
5.1.
veroordeelt [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [eisende partij in conventie, verweerder in reconventie] te betalen een bedrag van € 5.086,71, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 16 augustus 2017 tot de dag van volledige betaling,
in reconventie
5.2.
wijst de vordering af,
in conventie en in reconventie
5.3.
compenseert de proceskosten in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
5.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.M.P. Brouns en in het openbaar uitgesproken.
type: PL
coll: