ECLI:NL:RBLIM:2018:4711

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
14 mei 2018
Publicatiedatum
18 mei 2018
Zaaknummer
C/03/248514 / KG ZA 18-191
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • M.J.H.A. Venner-Lijten
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling achterstallige vergoedingen aan specialisten door kliniek, met tegenvorderingen in reconventie afgewezen

In deze zaak heeft de coöperatie Medisch Specialistisch Bedrijf Reinaert Kliniek U.A. (MSB) een kort geding aangespannen tegen de Reinaert Kliniek B.V. (Reinaert Kliniek) wegens het niet betalen van achterstallige vergoedingen voor geleverde zorg. MSB vordert een bedrag van € 197.860,98 als voorschot op het honorarium over de maanden december 2017 tot en met februari 2018, en daarnaast diverse andere vorderingen met betrekking tot het verstrekken van overzichten van gefactureerde zorg. De Reinaert Kliniek heeft verweer gevoerd en tegenvorderingen ingesteld, waaronder schadevergoeding wegens een staking van medisch personeel en schade door overschrijding van het omzetplafond.

De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat MSB recht heeft op de gevorderde bedragen, aangezien de Reinaert Kliniek in gebreke is gebleven met de betaling van de vergoedingen. De vordering van MSB is toegewezen, met de verplichting voor Reinaert Kliniek om binnen drie dagen na het vonnis te betalen. De tegenvorderingen van Reinaert Kliniek zijn grotendeels afgewezen, omdat de voorzieningenrechter oordeelde dat de medisch specialisten op goede gronden hebben geweigerd te opereren vanwege niet-naleving van infectiepreventie-eisen door de kliniek. De voorzieningenrechter heeft ook geoordeeld dat de Reinaert Kliniek verantwoordelijk is voor het verstrekken van de benodigde overzichten aan MSB.

In reconventie heeft de voorzieningenrechter de vordering van Reinaert Kliniek tot schadevergoeding wegens de staking afgewezen, evenals de vordering tot terugbetaling van bedragen in verband met de overschrijding van het omzetplafond. De kosten van de procedure zijn toegewezen aan de Reinaert Kliniek, die grotendeels in het ongelijk is gesteld.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
zaaknummer: C/03/248514 / KG ZA 18-191
Vonnis in kort geding van 14 mei 2018
in de zaak van
de coöperatie
MEDISCH SPECIALISTISCH BEDRIJF REINAERT KLINIEK U.A.,
gevestigd te Maastricht,
eiseres in conventie, verweerster in reconventie,
advocaat mr. M.J. Goedhart;
tegen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
REINAERT KLINIEK B.V.,
gevestigd te Maastricht,
gedaagde in conventie, eiseres in reconventie,
advocaat mr. L.L.M.M. Smeets.
Partijen zullen hierna MSB en Reinaert Kliniek genoemd worden.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding met producties 1 tot en met 17 van MSB;
  • de akte houdende een vermeerdering van eis en overlegging van productie 18, van MSB;
  • de conclusie van antwoord, tevens houdende een vordering van eis in reconventie, met producties 1 tot en met 18, van Reinaert Kliniek;
  • de akte vermeerdering van eis in reconventie, met producties 19 en 20, van Reinaert Kliniek;
  • de akte houdende een vermeerdering van eis, met productie 19, van MSB;
  • de mondelinge behandeling;
  • de pleitnota van MSB;
  • de pleitnota van Reinaert Kliniek en akte vermeerdering eis.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

in conventie

2.1.
MSB is een coöperatie, waarin zijn verenigd de medisch specialisten die werkzaam zijn in de door Reinaert Kliniek geëxploiteerde kliniek in Maastricht. MSB behartigt de belangen van haar leden, door het sluiten van overeenkomsten met haar leden als ook met derden. Tussen MSB en Reinaert Kliniek is op 31 december 2014 een samenwerkingsovereenkomst gesloten. De overeenkomst is aangegaan voor de periode van 1 januari 2015 tot en met 31 maart 2016. Op 5 april 2016 is de overeenkomst voor onbepaalde tijd verlengd. Inmiddels is de overeenkomst per 15 februari 2018 beëindigd.
2.2.
Artikel 10 lid 4 van de overeenkomst tussen partijen luidt als volgt:
“4. Reinaert Kliniek registreert de productie en verschaft de Coöperatie tenminste eens per maand een actueel overzicht van de productiecijfers en vergelijkt deze met het productiekader zodat een dreigende over- of onderschrijding van de productieafspraken tijdig kan worden gesignaleerd. In geval van een dreigende overschrijding zal de Coöperatie MSB tijdig met Reinaert Kliniek in overleg treden over te nemen maatregelen ter voorkoming of beperking van de overschrijding. Overschrijding van de productieafspraken wordt tussen Partijen verrekend naar rato van de toerekenbaarheid van de betreffende overschrijding aan elk van Partijen.”
2.3.
Maandelijks ontving MSB een overzicht van Reinaert Kliniek met betrekking tot de zorg die twee maanden eerder was gefactureerd door Reinaert Kliniek. In dat overzicht werd een onderscheid gemaakt tussen verzekerde zorg en niet-verzekerde zorg. Het aan MSB toekomende honorarium bedraagt 20% van de door Reinaert Kliniek gefactureerde kosten.
in reconventie
2.4.
Artikel 2 leden 4 en 5 van de samenwerkingsovereenkomst luidt als volgt:
“4. Met inachtneming van het Productiekader maken partijen jaarlijks voor aanvang van het desbetreffende jaar productie- en prijsafspraken met betrekking tot de dienstverlening door de Coöperatie MSB. De productieafspraken hebben betrekking op het volume en de kwaliteit en de overige hoedanigheden van de dienstverlening door de Coöperatie MSB. De prijsafspraken worden gerelateerd aan de productieafspraken. Daarnaast maken partijen afspraken over ondersteunend medisch en niet-medisch personeel, voor zover dat niet in loondienst is bij de Coöperatie MSB.
5. Indien het Productiekader dreigt te worden overschreden of onderschreden treden partijen met elkaar en zo nodig met de zorgverzekeraar(s) in overleg over een eventuele aanpassing van het Productiekader.”

3.Het geschil

in conventie
3.1.
MSB stelt dat tot en met augustus 2017 de facturatie zonder problemen werd uitgevoerd. Op 28 februari 2018 is Reinaert Kliniek het honorarium voor de gefactureerde zorg over december 2017 aan MSB verschuldigd geworden. Op die datum is volgens MSB echter geen overzicht van de geleverde zorg verstrekt, noch heeft betaling plaatsgevonden.
3.2.
Op 28 maart 2018 had Reinaert Kliniek volgens MSB de overzichten van de gefactureerde zorg in de maand januari 2018 moeten verstrekken. Deze zijn inmiddels, na sommatie door de advocaat van MSB verstrekt, maar nog niet betaald door Reinaert Kliniek.
3.3.
Uit de door Reinaert Kliniek verstrekte overzichten volgt volgens MSB dat Reinaert Kliniek over de maand december 2017 een bedrag is verschuldigd van € 62.444,38. Over de maand januari 2018 is Reinaert Kliniek volgens MSB een bedrag verschuldigd van € 82.568,30, over de maand februari 2018 een bedrag van € 52.878,30 en, ten slotte, over de maand maart 2018 een bedrag van € 41.879,52.
3.4.
De maandelijks door Reinaert Kliniek aan MSB verschuldigde bedragen betreffen, zo stelt MSB, het inkomen van de bij MSB aangesloten medisch specialisten. Indien Reinaert Kliniek niet betaalt, ontvangen de specialisten volgens MSB geen inkomen. Daardoor komen zij in financiële problemen en dienen zij reserves aan te spreken om te voldoen aan hun vaste lasten. De vordering van MSB op Reinaert Kliniek staat volgens MSB tussen partijen niet ter discussie, nu deze is gebaseerd op door Reinaert Kliniek verstrekte financiële gegevens, welke in het verleden steeds als basis hebben gediend voor de afrekening en betaling. Tegen de verschuldigdheid daarvan is door Reinaert Kliniek geen bezwaar gericht, zodat dit bedrag volgens MSB vaststaat.
3.5.
MSB stelt recht te hebben op en belang bij overlegging van overzichten aan de hand waarvan zij kan berekenen op welke vergoedingen haar leden recht hebben.
3.6.
MSB vordert – na een tweetal wijzigingen van haar eis en precisering daarvan ter zitting – dat de voorzieningenrechter bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, kort gezegd:
I. Reinaert Kliniek veroordeelt om aan MSB te voldoen een bedrag van € 197.860,98, althans een bedrag door de voorzieningenrechter in goede justitie vast te stellen, als voorschot op het nog definitief vast te stellen aan MSB toekomende honorarium over de maanden december 2017 tot en met februari 2018, en wel binnen drie dagen na het wijzen van het onderhavige vonnis, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente ex artikel 6:119a BW:
a. met betrekking tot het honorarium voor december 2017 over een bedrag van € 62.444,38 vanaf 28 februari 2018 tot aan de dag der algehele voldoening;
b. met betrekking tot het honorarium voor januari 2018 over een bedrag van € 82.568,30 vanaf 28 maart 2018 tot aan de dag der algehele voldoening;
c. met betrekking tot het honorarium voor februari 2018 over een bedrag van € 52.878,30 vanaf 28 april 2018 tot aan de dag der algehele voldoening;
II. Reinaert Kliniek veroordeelt om uiterlijk op 28 mei 2018 aan MSB te voldoen een bedrag van € 41.879,52, althans een door de voorzieningenrechter in goede justitie vast te stellen bedrag, als voorschot op het nog definitief vast te stellen aan MSB toekomende honorarium voor verzekerde zorg over de maand maart 2018, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente ex artikel 6:119a BW vanaf 28 mei 2018 tot aan de dag der algehele voldoening;
III. Reinaert Kliniek veroordeelt om uiterlijk op 28 mei 2018 aan MSB het overzicht te verstrekken van de gefactureerde niet-verzekerde zorg over de maand maart 2018, zulks op straffe van een dwangsom van € 1.000,-- per dag, met een maximum van € 50.000,--;
IV. Reinaert Kliniek veroordeelt om voorts maandelijks uiterlijk op de 28e van de maand juni en op de 28e van iedere volgende maand de overzichten te verstrekken van gefactureerde verzekerde en niet-verzekerde zorg over de maanden april 2018 en volgende, zulks op straffe van een dwangsom van € 1.000,-- per dag met een maximum van € 50.000,--;
V. Reinaert Kliniek veroordeelt het aan MSB op grond van de door haar verstrekte overzichten verschuldigde honorarium zonder verrekeningen of inhoudingen aan MSB te voldoen uiterlijk binnen 24 uur na het verstrekken van de overzichten, evenwel niet eerder dan de 28e van de maand, bij gebreke waarvan de wettelijke handelsrente ex artikel 6:119a BW over het aan MSB toekomende honorarium verschuldigd zal zijn, tot aan de dag der algehele voldoening;
VI. Reinaert Kliniek veroordeelt in de kosten van deze procedure, met daarbij de bepaling dat deze kosten dienen te zijn voldaan binnen drie dagen na het wijzen van het vonnis, bij gebreke waarvan de wettelijke rente voer de proceskosten verschuldigd zal zijn tot aan de dag der algehele voldoening.
3.7.
Reinaert Kliniek voert verweer. De verweren en betwistingen van Reinaert Kliniek worden, voor zover van belang, hierna weergegeven en beoordeeld.
in reconventie
3.8.
Reinaert Kliniek stelt dat zij een drietal tegenvorderingen heeft op MSB. De eerste tegenvordering bestaat volgens Reinaert Kliniek uit de schade die zij stelt te hebben geleden als gevolg van een “staking” van het medisch personeel van 5 tot 15 februari 2018, aangekondigd op 2 februari 2018. De door Reinaert Kliniek geleden schade bestaat volgens Reinaert Kliniek in de kosten - € 9.988,98 - die zijn gemaakt voor ingeroosterd personeel, ingehuurde anesthesie en verloren uren op de verpleegafdeling. Daarnaast stelt Reinaert Kliniek als gevolg van de staking omzetverlies te hebben geleden tot een bedrag van € 72.278,43.
3.9.
Een tweede tegenvordering die Reinaert Kliniek stelt te hebben op MSB bestaat volgens Reinaert Kliniek in schade wegens overschrijding van het omzetplafond; dat is het maximumbedrag dat diverse zorgverzekeraars bereid zijn aan Reinaert Kliniek te vergoeden wegens geleverde zorg. Van de totale overschrijding, van € 267.323,--, die door Reinaert Kliniek moet worden terugbetaald aan diverse zorgverzekeraars, dient op grond van het bepaalde in artikel 10 van de samenwerkingsovereenkomst tussen partijen naar rato van toerekenbaarheid, 20% – € 53.464,60 – door MSB te worden terugbetaald.
3.10.
Ten slotte stelt Reinaert Kliniek een tegenvordering te hebben op MSB bestaande uit de kosten van vervanging van medisch specialist [naam 1] tijdens haar zwangerschapsverlof. De kosten van vervanging hebben volgens Reinaert Kliniek € 33.187,20 bedragen. Op grond van artikel 3 lid 2 van de samenwerkingsovereenkomst is MSB verplicht om de continuïteit van de zorg te waarborgen en dient zij te zorgen voor vervanging van een afwezige medisch specialist. MSB heeft weliswaar een specialist ter vervanging voorgedragen, maar deze is volgens Reinaert Kliniek op goede gronden geweigerd, nu deze een van de eisers is in een tegen Reinaert Kliniek aangespannen procedure.
3.11.
Bij wege van eisvermeerdering heeft Reinaert Kliniek nog gevorderd dat MSB wordt veroordeeld tot betaling van de factuur, ten bedrage van € 5.718,31, van de aansprakelijkheidsverzekering van de afzonderlijke medisch specialisten die door Reinaert Kliniek is betaald maar voor rekening komt van de medisch specialisten.
3.12.
Op grond van het vorenstaande vordert Reinaert Kliniek – na een tweetal vermeerderingen van haar eis – dat de voorzieningenrechter bij vonnis, zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, MSB veroordeelt om binnen twee dagen na betekening van het in dezen te wijzen vonnis:
tot betaling over te gaan van € 53.464,60 als voorschot op een nog definitief vast te stellen bedrag inzake de vordering uit hoofde van de omzetplafondoverschrijdingen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf datum vordering 16 november 2017;
tot betaling over te gaan van € 10.000,-- als voorschot op een nog definitief vast te stellen bedrag inzake de vordering uit hoofde van de omzetplafondoverschrijdingen van zorgverzekeraars waar thans nog geen terugvordering van is ontvangen, maar Reinaert Kliniek wel een terugvordering van verwacht;
tot betaling over te gaan van € 22.244,91 als voorschot op een nog definitief vast te stellen bedrag inzake de vordering uit hoofde van de toerekenbare tekortkoming in de nakoming van de samenwerkingsovereenkomst door MSB;
tot betaling over te gaan van € 33.187,20 als voorschot op een nog definitief vast te stellen bedrag inzake de vordering uit hoofde van toerekenbare tekortkoming in de nakoming van de samenwerkingsovereenkomst door MSB, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 28 november 2017;
tot betaling over te gaan van € 7.552,19 (€ 5.718,31 plus € 1.833,88) , als voorschot op een nog definitief vast te stellen bedrag inzake de vordering doorbelasting aansprakelijkheidsverzekering, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf vervaldatum factuur, onder veroordeling van MSB in de kosten van deze procedure, het salaris van de advocaat daaronder begrepen, te vermeerderen met de nakosten ten belope van € 131,-- zonder betekening, dan wel € 199,-- in geval van betekening, met veroordeling van MSB de toegewezen proceskosten binnen veertien dagen na betekening van het in dezen te wijzen vonnis te voldoen, bij gebreke waarvan MSB de wettelijke handelsrente zoals bedoeld in artikel 6:119a BW verschuldigd is vanaf het eind van voormelde termijn tot aan de dag der algehele voldoening.
3.13.
MSB voert verweer. De verweren en betwistingen van MSB zullen, voor zover van belang, hieronder worden weergegeven en beoordeeld.

4.De beoordeling

in conventie en in reconventie

4.1.
Gelet op de samenhang tussen de vorderingen en verweren in conventie en in reconventie, zal de voorzieningenrechter de vorderingen in conventie en in reconventie gezamenlijk behandelen.
4.2.
Het meest verstrekkende verweer van Reinaert Kliniek houdt in dat MSB geen spoedeisend belang heeft bij haar vorderingen.
4.3.
Reinaert Kliniek betwist de stelling van MSB dat haar leden hun reserves hebben moeten aanspreken wegens de niet-betaling van de in conventie bedoelde vergoedingen.
4.4.
De voorzieningenrechter gaat aan dit verweer van Reinaert Kliniek voorbij. De vordering van MSB heeft betrekking op het inkomen van haar leden. Daarmee is het spoedeisend belang gegeven. Dat de bedoelde leden slechts een (klein) gedeelte van hun totale werkzaamheden voor Reinaert Kliniek zouden verrichten en voor het grootste gedeelte elders werkzaam zouden zijn en daar het grootste deel van hun inkomen zouden verdienen, neemt niet weg dat MSB een spoedeisend belang heeft bij haar vorderingen jegens Reinaert Kliniek.
4.5.
Het verweer van Reinaert Kliniek, dat MSB nalaat te stellen dat zij een spoedeisend belang heeft en dat de individuele leden geen partij zijn in deze procedure, zodat een spoedeisend belang van een lid niet leidt tot een spoedeisend belang van MSB, moet worden gepasseerd. Immers, MSB kan namens haar leden de verschuldigde vergoedingen declareren. Artikel 10 lid 1 van de samenwerkingsovereenkomst bepaalt ook dat
MSB(cursivering voor de voorzieningenrechter) haar prestaties aan Reinaert Kliniek declareert. MSB is degene die uiteindelijk de aan de individuele leden toekomende vergoedingen aan hen kan uitkeren. Ook uit artikel 2:53 lid 1 BW volgt dat MSB, als coöperatie, dient te voorzien in de stoffelijke behoeften van haar leden. Een spoedeisend belang bij een of meer leden van MSB levert derhalve een spoedeisend belang van MSB op.
4.6.
Evenmin is relevant de stelling van Reinaert Kliniek dat zij niet in gebreke is gesteld. De gevorderde vergoedingen zijn immers maandelijks verschuldigd en wel op de 28e van iedere maand. Reinaert Kliniek erkent dat ook, nu zij zelf in haar pleitnotitie (de voorlaatste zin van alinea 8) stelt dat betaling dient te geschieden op de 28ste van iedere maand. Dat is een overeengekomen en voor voldoening bepaalde termijn in artikel 6:83 onder a BW, zodat op grond van het bepaalde in de aanhef van dat artikel een ingebrekestelling niet nodig is, nu het verzuim zonder ingebrekestelling intreedt.
4.7.
Dat er geen risico op het gebied van de continuïteit van MSB bestaat, aangezien de samenwerkingsovereenkomst met MSB met ingang van 15 februari 2018 is ontbonden, en zij derhalve in een afrondende fase verkeert, betekent niet dat er geen sprake is van een spoedeisend belang. Dat belang is gegeven door de aard van (een deel van) de vorderingen, te weten de betaling van vergoedingen die de inkomsten van de medisch specialisten uitmaken. Dat Reinaert Kliniek stelt een tegenvordering te hebben op MSB, hetgeen volgens haar MSB verplicht de te ontvangen gelden in bewaring te houden, dan wel niet uit te keren aan haar leden, betekent evenmin dat er geen sprake is van een spoedeisend belang.
4.8.
Reinaert Kliniek heeft verder aangevoerd dat MSB geen spoedeisend belang bij haar vordering heeft, omdat haar belang bij betaling niet opweegt tegen het belang van Reinaert Kliniek om de continuïteit van de patiëntenzorg te kunnen verzekeren. Volgens Reinaert Kliniek heeft MSB slechts een financieel belang, terwijl Reinaert Kliniek een breder belang verdedigt, te weten de zorgverlening.
4.9.
Dat het voortbestaan van Reinaert Kliniek wordt bedreigd bij toewijzing van de vorderingen van MSB, is naar het voorshandse oordeel van de voorzieningenrechter geen omstandigheid die voor de bepaling van het spoedeisend belang relevant is.
4.10.
Ten aanzien van de belangenafweging overweegt de voorzieningenrechter dat wat daar ook van zij, dat niet wegneemt dat de medisch specialisten recht hebben op voldoening van hetgeen hun toekomt.
4.11.
Met betrekking tot een voorziening in kort geding, bestaande in veroordeling tot betaling van een geldsom, is terughoudendheid op zijn plaats. De rechter zal daarbij niet alleen hebben te onderzoeken of het bestaan van een vordering van de eiser op de gedaagde voldoende aannemelijk is, maar ook of daarnaast sprake is van feiten en omstandigheden die meebrengen dat uit hoofde van onverwijlde spoed een onmiddellijke voorziening is vereist, terwijl de rechter in de afweging van de belangen van partijen mede zal hebben te betrekken de vraag naar – kort gezegd – het risico van onmogelijkheid van terugbetaling, welk risico kan bijdragen tot weigering van de voorziening.
4.12.
Het door MSB gevorderde bedrag ad € 197.860,98 (€ 193.892,68 + € 221,90 +
€ 3.776,40) heeft de Reinaert Kliniek slechts in zoverre gemotiveerd betwist, dat zij stelt dat op de vorderingen van MSB in mindering moeten worden gebracht de vergoedingen van de door medisch specialisten in februari 2018 verrichte werkzaamheden, omdat met ingang van 15 februari 2018 de samenwerkingsovereenkomst tussen partijen is beëindigd en MSB derhalve geen betaling meer kan vorderen ten behoeve van haar leden, en thans niet is te bepalen welke vergoedingen nog samenhangen met de door leden van MSB tot 15 februari 2018 verleende zorg en of deze is verleend door individuele medisch specialisten op basis van met hen individueel gesloten overeenkomsten.
4.13.
Het bedrag dat op grond daarvan in mindering moet worden gebracht, bedraagt volgens Reinaert Kliniek € 26.439,15. Derhalve resteert volgens Reinaert Kliniek van de door MSB oorspronkelijk ingestelde vordering een bedrag van € 167.453,53 (€ 193.892,68 - € 26.439,15). Daarnaast stelt Reinaert Kliniek dat op de vorderingen van MSB in mindering moeten worden gebracht de tegenvorderingen die Reinaert Kliniek in reconventie ook heeft ingesteld. Per saldo zou MSB volgens Reinaert Kliniek recht hebben op een bedrag van ongeveer € 42.838,51.
4.14.
De vorderingen sub I en II worden in beginsel door Reinaert Kliniek erkend, hetgeen ook impliciet volgt uit haar verweer dat met die vorderingen moeten worden verrekend haar vorderingen in reconventie.
4.15.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat de tot 15 februari 2018 door de leden van MSB geleverde zorg aan MSB moet worden vergoed. Dat Reinaert Kliniek niet in staat zou zijn dat bedrag te berekenen, is geen grond om de vordering af te wijzen.
4.16.
Het beroep van Reinaert Kliniek op een restitutierisico, in zoverre dat zou zien op de geldelijke vorderingen in conventie, kan de voorzieningenrechter, gelet op de erkenning van die vorderingen, niet plaatsen.
4.17.
Ten aanzien van de vorderingen sub III en IV overweegt de voorzieningenrechter inleidend dat op grond van het bepaalde in artikel 3:296 BW altijd nakoming kan worden gevorderd van hetgeen is overeengekomen. Dat een vordering nog niet opeisbaar is, staat niet in de weg aan een vordering tot nakoming, met dien verstande dat niet kan worden gevorderd dat eerder wordt nagekomen dan is overeengekomen. Dat is hier echter niet het geval. Gevorderd wordt dat wordt nagekomen op de dag dat een vordering opeisbaar is op grond van de overeenkomst. MSB heeft haar vorderingen sub III en IV ter zitting gepreciseerd/gewijzigd, in die zin dat aan het bezwaar van Reinaert Kliniek, dat in deze vorderingen hetzelfde wordt gevorderd, hetgeen er toe zou kunnen leiden dat dwangsommen ten onrechte tweemaal worden verbeurd, is tegemoetgekomen. De vraag die enkel nog resteert is of een veroordeling tot nakoming moet worden versterkt met een dwangsom.
4.18.
Tot het opleggen van een dwangsom bestaat enkel aanleiding, indien er gelet op het feit dat de verzochte overzichten in het verleden niet (tijdig) zijn verstrekt de gegronde vrees bestaat dat ook in de toekomst bedoelde overzichten niet (tijdig) zullen worden verstrekt, dan wel de gegronde vrees bestaat dat hoewel deze in het verleden (tijdig) zijn verstrekt, deze in de toekomst niet meer (tijdig) zullen worden verstrekt.
4.19.
Reinaert Kliniek heeft gesteld dat zij tot op heden altijd alle overzichten heeft overgelegd en dat ook zal blijven doen en zij zelfs heeft vooruitgewerkt, doordat zij de overzichten met betrekking tot de maand maart al heeft opgesteld en verstrekt.
4.20.
MSB heeft weliswaar diverse sommaties overgelegd die betrekking hebben op de betaling van de aan de medisch specialisten verschuldigde vergoedingen, maar een bewijs dat Reinaert Kliniek in het verleden is gesommeerd om de gevorderde overzichten (tijdig) te verstrekken, heeft MSB, anders dan zij onder alinea 19 van de dagvaarding stelt, niet overgelegd. Als productie 10, bedoeld onder alinea 19, is immers slechts een overzicht overgelegd en niet een sommatie om dat overzicht te verstrekken. Daaruit volgt dat MSB niet aannemelijk heeft gemaakt dat Reinaert Kliniek in het verleden de overzichten niet (tijdig) zou hebben verstrekt, noch dat de gegronde vrees bestaat dat de overzichten in de toekomst niet (tijdig) zullen worden verstrekt. De vorderingen sub III en IV liggen als op de wet gebaseerd derhalve voor toewijzing gereed. De gevorderde dwangsomveroordeling zal echter worden afgewezen.
4.21.
De vordering sub V ligt als niet betwist voor toewijzing gereed.
4.22.
Hieronder zal de voorzieningenrechter overgaan tot de beoordeling van de vorderingen in reconventie. Nu deze vorderingen niet voorwaardelijk zijn ingesteld, te weten onder de voorwaarde dat het beroep op verrekening in conventie niet wordt gehonoreerd, begrijpt de voorzieningenrechter dat deze vorderingen alleen moeten worden beoordeeld in het kader van een vordering in reconventie, zodat bij toewijzing van een dergelijke vordering de voorzieningenrechter deze niet zal verrekenen met de vorderingen in conventie, doch in reconventie een veroordeling van MSB tot betaling zal uitspreken.
Het omzetplafond
4.23.
Tussen partijen is in geschil wier verantwoordelijkheid het is dat het omzetplafond – het totaal van de maximale vergoedingen die de individuele zorgverzekeraars bereid zijn te vergoeden wegens door Reinaert Kliniek verleende zorg – is overschreden. Reinaert Kliniek stelt dat het een gedeelde verantwoordelijkheid is van partijen, en dat MSB naar rato van haar verantwoordelijkheid een gedeelte van de teveel ontvangen vergoedingen terug moet betalen. MSB stelt dat enkel Reinaert Kliniek verantwoordelijk is voor de terugbetaling, nu zíj het plafond moet bewaken en dat dat niet de verantwoordelijkheid is van de medisch specialisten.
4.24.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat niet aannemelijk is dat de overschrijding van de omzetplafonds is te wijten aan MSB en evenmin dat dit in dit geval haar verantwoordelijkheid is. Reinaert Kliniek heeft niet gemotiveerd betwist dat de inplanning van de poliklinische behandelingen en de operaties geschiedt door Reinaert Kliniek, waarop de medisch specialisten geen invloed hebben. Onvoldoende aannemelijk is derhalve dat de medisch specialisten invloed hebben op de omvang van de “productie.” Uit het bepaalde in artikel 10 lid 4 van de samenwerkingsovereenkomst volgt ook niet dat het in het oog houden en respecteren van de omzetplafonds allereerst een verantwoordelijkheid was van MSB, dan wel een gedeelde verantwoordelijkheid van partijen was, zodanig dat overschrijding daarvan ook de specialisten verplicht tot terugbetaling van een gedeelte van de teveel ontvangen vergoedingen van de zorgverzekeraars. Dat artikel bepaalt immers dat
Reinaert Kliniek(cursivering door de voorzieningenrechter) de productie registreert en aan MSB ten minste één keer per maand een actueel overzicht van de productiecijfers verschaft en deze vergelijkt met het productiekader, zodat een dreigende over- of onderschrijding van de productieafspraken tijdig kan worden gesignaleerd. Het is ook niet aannemelijk dat de medisch specialisten (lees: MSB) verantwoordelijk zijn voor de overschrijding, omdat zij geen inzicht hebben in de totale productiecijfers, maar enkel in de productiecijfers van henzelf. Nu Reinaert Kliniek de productie registreert, is zij degene die dat noodzakelijke totale overzicht heeft. Artikel 10 lid 4 laatste zin van de samenwerkingsovereenkomst bepaalt weliswaar dat overschrijding van de productieafspraken tussen partijen wordt verrekend naar rato van toekenbaarheid van de betreffende overschrijding aan elk van partijen, maar Reinaert Kliniek heeft niet, dan wel onvoldoende onderbouwd, mede in het licht van hetgeen hiervoor is overwogen, waarom en in welke mate MSB schuld treft aan de omstreden overschrijding.
4.25.
Daarbij dient te worden opgemerkt dat de specialisten zelf ook van het belang van het in acht nemen van het omzetplafond doordrongen waren, nu zij dat probleem bij Reinaert Kliniek in het verleden hebben aangekaart, namelijk bij e-mail van 2 december 2016, 11:36 uur (productie 17 bij de dagvaarding).
4.26.
De voorzieningenrechter merkt wel op dat het merkwaardig is dat in artikel 10 lid 4 van de samenwerkingsovereenkomst is vermeld dat in geval van een dreigende overschrijding van het omzetplafond
MSB(cursivering door de voorzieningenrechter) tijdig met Reinaert Kliniek in overleg zal treden over te nemen maatregelen ter voorkoming of beperking van de overschrijding. Dat lijkt te suggereren dat het initiatief tot een dergelijk overleg van MSB dient uit te gaan, nu zij kennelijk wordt geacht overzicht te hebben over de behaalde omzet, terwijl het de voorzieningenrechter meer voor de hand liggend lijkt dat niet MSB dat overzicht heeft, maar Reinaert Kliniek dat wél heeft, zodat het initiatief van Reinaert Kliniek zou moeten uitgaan. Hoe het ook zij, Reinaert Kliniek heeft, in het licht van hetgeen in rechtsoverweging 4.24 is overwogen, onvoldoende onderbouwd dat de medisch specialisten verantwoordelijk zijn voor de overschrijding.
4.27.
Hieruit volgt dat de vordering in reconventie sub a van € 53.464,60 moet worden afgewezen. Hetzelfde geldt voor de daarmee samenhangende vordering in reconventie sub b van € 10.000,--.
De “stakingsschade”
4.28.
MSB heeft als verweer aangevoerd dat er een rechtvaardiging voor haar leden was om te “staken”. Reinaert Kliniek had een groot aantal zaken niet op orde. De Inspectie voor de Gezondheidszorg en Jeugd heeft zelfs ingegrepen. MSB stelt zich op het standpunt dat haar leden op grond van de constateringen van de Inspectie de patiëntveiligheid niet meer konden garanderen. Zij hebben derhalve terecht tijdelijk niet geopereerd, doch wel nog patiënten onderzocht, aldus MSB.
4.29.
Uit de overgelegde stukken blijkt dat aan Reinaert Kliniek op 12 januari 2018 (productie 12 bij de dagvaarding) door de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd een last onder dwangsom is opgelegd, omdat Reinaert Kliniek aan een groot aantal kwaliteitseisen op medisch gebied, onder andere op het gebied van infectiepreventie en reanimatiebeleid, niet heeft voldaan.
4.30.
De voorzieningenrechter is (met MSB) voorshands van oordeel dat uit de last onder dwangsom blijkt dat Reinaert Kliniek niet voldeed aan een groot aantal kwaliteitseisen die van wezenlijk belang zijn voor de patiëntveiligheid en dat de medisch specialisten, gelet op hun verantwoordelijk tegenover hun patiënten, terecht hebben geweigerd in de periode van 5 februari 2018 tot 15 februari 2018 patiënten te opereren. Niet aannemelijk is dat het opleggen van de last onder dwangsom kan worden toegerekend aan de medisch specialisten. Uit het bepaalde in artikel 9A lid 4 van de samenwerkingsovereenkomst volgt ook dat het de verantwoordelijkheid van Reinaert Kliniek is de zorg zodanig te organiseren dat steeds sprake is van verantwoorde zorg.
4.31.
Hieruit volgt dat uit de “staking” voortvloeiende schade niet door Reinaert Kliniek kan worden verhaald op MSB. De vordering in reconventie sub c van € 22.244,91 moet derhalve worden afgewezen.
De kosten van vervanging van [naam 1]
4.32.
MSB heeft deze vordering betwist. Volgens haar zijn de werkzaamheden van [naam 1] waargenomen door dr. [naam 2] . Zij betwist derhalve dat Reinaert Kliniek schade heeft geleden.
4.33.
Reinaert Kliniek heeft in haar pleitnotitie gesteld dat dit niet juist is, omdat, indien die stelling juist zou zijn, dr. [naam 2] meer dagen werkzaam zou zijn geweest, en meer “productie” zou hebben gemaakt dan volgens de met Reinaert Kliniek overeengekomen aanstelling van [naam 1] (0,2 fte), terwijl uit de cijfers gedurende de zwangerschap van [naam 1] blijkt dat dr. [naam 2] juist minder “productie” heeft gemaakt.
4.34.
MSB heeft deze stelling van Reinaert Kliniek niet, dan wel ongemotiveerd betwist, zodat de stelling van Reinaert Kliniek al juist moet beschouwd. Daaruit volgt naar het voorshandse oordeel van de voorzieningenrechter dat de overigens niet betwiste vordering, € 33.187,20, van Reinaert Kliniek voor toewijzing gereed ligt.
De kosten van de aansprakelijkheidsverzekering
4.35.
MSB heeft zich verzet tegen de vermeerdering van eis ter zitting, die ziet op het bedrag van € 1.833,88, nu de vermeerdering volgens haar in strijd is met de goede procesorde. De voorzieningenrechter verwerpt dat bezwaar verweer. Het is weliswaar mogelijk dat het toestaan van de vermeerdering van eis een vertraging van de procedure teweeg zal brengen en ook een bemoeilijking van de verdediging zal veroorzaken, maar de voorzieningenrechter acht deze niet van dien aard dat deze in strijd met de eisen van een goede procesorde geacht moeten worden.
4.36.
MSB heeft de verschuldigdheid van het bedrag ad € 5.718,31 erkend, doch gesteld dat de vordering in zoverre nog niet opeisbaar is, maar pas op 15 mei 2018. De vordering ter hoogte van het bedrag van € 1.833,88 heeft MSB bestreden.
4.37.
Naar het voorshandse oordeel van de voorzieningenrechter moet de vordering worden afgewezen. Reinaert Kliniek vordert, wat betreft het bedrag ad € 5.718,31, kennelijk thans reeds betaling, maar die vordering is, naar door Reinaert Kliniek niet is betwist, pas op 15 mei 2018 opeisbaar, terwijl, wat betreft het bedrag ad € 1.833,88, Reinaert Kliniek haar vordering onvoldoende heeft onderbouwd.
De proceskosten
in conventie
4.38.
Reinaert Kliniek zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. Daarbij zal de wettelijke rente over de proceskosten worden toegewezen als na te melden. De kosten aan de zijde van MSB worden begroot op:
- dagvaarding € 98,01;
- griffierecht € 3.946,00;
- salaris advocaat €
980,00;
Totaal € 5.024,01.
in reconventie
4.39.
Nu partijen over en weer op wezenlijke onderdelen in het ongelijk zijn gesteld, zullen de proceskosten worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij haar eigen kosten draagt.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter:
in conventie
5.1.
veroordeelt Reinaert Kliniek om aan MSB te betalen een bedrag van € 197.860,98, als voorschot op het nog definitief vast te stellen aan MSB toekomende honorarium over de maanden december 2017 tot en met februari 2018 en wel binnen drie dagen te vermeerderen met de wettelijke handelsrente ex artikel 6:119a BW:
met betrekking tot het honorarium voor december 2017 over een bedrag van € 62.444,38 vanaf 28 februari 2018 tot aan de dag der algehele voldoening;
met betrekking tot het honorarium voor januari 2018 over een bedrag van € 82.568,30 vanaf 28 maart 2018 tot aan de dag der algehele voldoening;
met betrekking tot het honorarium voor februari 2018 over een bedrag van € 52.878,30 vanaf 28 april 2018 tot aan de dag der algehele voldoening;
5.2.
veroordeelt Reinaert Kliniek om uiterlijk op 28 mei 2018 aan MSB te betalen een bedrag van € 41.879,52, als voorschot op het nog definitief vast te stellen aan MSB toekomende honorarium voor verzekerde zorg over de maand 2018, te vermeerderen met de wettelijke rente handelsrente ex artikel 6:119a BW vanaf 28 mei 2018 tot aan de dag der algehele voldoening;
5.3.
veroordeelt Reinaert Kliniek om uiterlijk op 28 mei 2018 aan MSB het overzicht te verstrekken van de gefactureerde niet-verzekerde zorg over de maand maart 2018;
5.4.
veroordeelt Reinaert Kliniek om voorts maandelijks uiterlijk op de 28e van de maand juni en vervolgens op de 28e van iedere volgende maand de overzichten te verstrekken van de gefactureerde verzekerde en niet-verzekerde zorg over de maanden april 2018 en volgende;
5.5.
veroordeelt Reinaert Kliniek het aan MSB op grond van de door haar verstrekte overzichten verschuldigde honorarium zonder verrekeningen of inhoudingen aan MSB te voldoen uiterlijk binnen 24 uur na het verstrekken van de overzichten, evenwel niet eerder dan de 28e van de maand, bij gebreke waarvan de wettelijke handelsrente ex artikel 6:119a BW over het aan MSB toekomende honorarium verschuldigd zal zijn, tot aan de dag der algehele voldoening;
5.6.
veroordeelt Reinaert Kliniek in de proceskosten, aan de zijde van MSB tot op heden begroot op € 5.024,01, te vermeerderen met de wettelijke rente met ingang van de vijftiende dag na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling;
5.7.
verklaart dit vonnis in conventie tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.8.
wijst het meer of anders gevorderde af;
in reconventie
5.9.
veroordeelt MSB om aan Reinaert Kliniek te betalen een bedrag van € 33.187,20, als voorschot op een nog definitief vast te stellen bedrag inzake de vordering uit hoofde van de toerekenbare tekortkoming in de nakoming van de samenwerkingsovereenkomst door MSB, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 28 november 2017 tot aan de dag der algehele voldoening;
5.10.
verklaart dit vonnis in reconventie tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.11.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij haar eigen kosten draagt;
5.12.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.J.H.A. Venner-Lijten, voorzieningenrechter, en in het openbaar uitgesproken. [1]

Voetnoten

1.type: MT