3.3Het oordeel van de rechtbank
Inleiding
Aangeefster [naam aangeefster] meldt op 11 en 15 november 2017 bij de politie dat zij op verschillende gegevensdragers van haar ex-man pornografische afbeeldingen heeft aangetroffen. Het betreft afbeeldingen van expliciete seksuele handelingen waarbij haar hoofd is gefotoshopt en afbeeldingen van kinderporno.
Op 16 november 2017 zijn de volgende gegevensdragers door [naam aangeefster] aan de wijkagent overgedragen en vervolgens in beslag genomen voor nader onderzoek:
- Apple iPad Air2 met rode beschermhoes;
- notebook/laptop, merk Toshiba, type Satellite C660;
- Vodafone telefoon, Smart Prime 6.
Feit 1
Onderzoek aan de gegevensdragers
De genoemde gegevensdragers zijn voor digitaal onderzoek aangeboden aan de afdeling Digitale Opsporing van de Eenheid Limburg. Na verricht onderzoek zijn de in deze gegevensdragers aanwezige bestanden ter beoordeling aan kinderpornorechercheur [naam rechercheur] aangeboden.
Alleen op de notebook van het merk Toshiba zijn in totaal 103 afbeeldingen aangetroffen, die op basis van de wet, de geldende jurisprudentie en de Aanwijzing Kinderpornografie van het College van procureurs-generaal als kinderporno aan te merken zijn.
Van deze 103 afbeeldingen waren 58 bestanden
accessible,dat wil zeggen: bestanden die normaal en zonder speciale software door de gebruiker zijn te benaderen.
45 van de 103 afbeeldingen zijn aangetroffen in de map
temporary internetfiles. In deze map worden tijdelijke internetbestanden automatisch opgeslagen, waardoor die bestanden bij volgende bezoeken door de gebruiker sneller toegankelijk zijn. Een bijzondere handeling van de gebruiker is voor die opslag dus niet vereist.
De 103 afbeeldingen zijn verwerkt in een collectiescan: een inhoudelijke beoordeling van het aangetroffen kinderpornografische materiaal. Uit die collectiescan heeft de verbalisant vervolgens een representatieve doorsnede van tien afbeeldingen samengesteld. Die tien afbeeldingen zijn samengevoegd in een toonmap, die als stuk van overtuiging aan de officier van justitie beschikbaar is gesteld. Deze tien afbeeldingen waren normaal toegankelijk voor de gebruiker van de laptop.
De tien afbeeldingen zijn ook door de verbalisant woordelijk omschreven in het proces-verbaal. Het betreft de afbeeldingen met de volgende bestandsnamen:
- [bestandsnaam 1] ;
- [bestandsnaam 2] ;
- [bestandsnaam 3] ;
- [bestandsnaam 4] ;
- [bestandsnaam 5] ;
- [bestandsnaam 6] ;
- [bestandsnaam 7] ;
- [bestandsnaam 8] ;
- [bestandsnaam 9] ;
- [bestandsnaam 10] .
Op de afbeeldingen zijn, kort samengevat, puberale meisjes en jongens (tussen de 12 en 16 jaar) en pre-puberale meisjes (tussen de 8 en 12 jaar) te zien, die seksuele handelingen verrichten bij volwassenen of bij elkaar of poseren in erotisch getinte houdingen.
Uit het proces-verbaal van verhoor van de verdachte bij de politie op 6 februari 2017 blijkt verder dat na onderzoek aan de laptop is vastgesteld dat de verdachte op 10 juli 2014 via het programma Skype vier kinderpornografische afbeeldingen heeft verstuurd.
De verklaring van de verdachte
De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat de onderzochte laptop inderdaad van hem is en dat die kinderpornografische afbeeldingen erop zijn gekomen via internet-chats. Dat waren algemene sekschats op Bullchat, die niet expliciet over kinderporno gingen. Via die chats wisselde de verdachte foto’s uit. Degene met wie hij chatte, heeft die kinderpornografische afbeeldingen naar hem gestuurd. De foto’s moest je aanklikken, voordat je kon zien wat er op de foto stond. Door de foto te openen werd deze vervolgens vanzelf opgeslagen in een map. Dit had hij zo ingesteld. Toen de verdachte begon met chatten, moest hij namelijk al aangeven in welke map de foto’s die hij zou ontvangen, opgeslagen zouden worden. De verdachte weet niet waarom hij de kinderpornografische afbeeldingen niet heeft weggegooid, maar in die map heeft laten staan. Ook weet hij niet meer of hij zelf kinderpornografische afbeeldingen heeft verstuurd. Dit is dan in ieder geval niet via Bullchat gebeurd, maar mogelijk wel in een Skypegesprek met een man waarmee hij normale seksfilmpjes uitwisselde. Daarmee bedoelt hij: filmpjes van volwassenen die seks hebben.
Conclusies
De rechtbank stelt voorop dat voor bezit als bedoeld in artikel 240b van het Wetboek van Strafrecht vereist is (voorwaardelijk) opzet, hetgeen tot uitdrukking komt in een zekere (beschikkings)macht. Voor digitale gegevens is daartoe een element van bewuste vastlegging van het materiaal vereist. Alleen het bekijken van digitale kinderpornografie levert daarom in zijn algemeenheid nog geen strafrechtelijk verwijtbaar ‘bezit’ op.
De rechtbank leidt uit voornoemde onderzoeksbevindingen af dat er in ieder geval sprake is geweest van verwerven en het bezit van de 58 bestanden die als
accessiblezijn bestempeld. Met betrekking tot die bestanden neemt de rechtbank aan dat de verdachte ze door een door hem verrichte actieve handeling heeft verkregen (namelijk het chatten via een communicatiedienst) en op een toegankelijke plaats op zijn notebook heeft bewaard.
De rechtbank acht ook bewezen dat de verdachte van die kinderpornografische afbeeldingen, vier afbeeldingen heeft verstuurd. Daarmee heeft de verdachte zich ook schuldig gemaakt aan het verspreiden van kinderporno.
De overige 45 kinderpornografische bestanden bevonden zich in de
temporary files. Van die bestanden kan niet gezegd worden dat er sprake was van een bewuste vastlegging van het materiaal, omdat de bestanden automatisch door het systeem zijn aangemaakt. Daardoor kan het verwerven of bezit ten aanzien van die afbeeldingen niet worden bewezen.
De vraag is of de verdachte zich ten aanzien van de 45
temporary fileswel schuldig heeft gemaakt aan het zich toegang verschaffen tot kinderporno via een geautomatiseerd werk of communicatiedienst. Deze uitbreiding van de strafbaarstelling onder artikel 240b van het Wetboek van Strafrecht heeft namelijk tot doel om ook het actief op zoek gaan naar kinderporno, zonder dat er sprake is van bezit, strafbaar te stellen. Het zich toegang verschaffen impliceert een
actievehandeling
gerichtop het verkrijgen van toegang tot kinderpornografische afbeeldingen. De memorie van toelichting geeft als voorbeelden van dergelijke actieve en gerichte handelingen het aanklikken van een link, terwijl die link zelf al een indicatie geeft voor de (kinderpornografische) inhoud van de daarachter liggende website, het vaker bezoeken van een website met kinderpornografische afbeeldingen en het betalen voor toegang tot een site. Hetzelfde lijkt te gelden als een ontvanger kinderpornografische afbeeldingen opent die als bijlage bij aan een hem (via een communicatiedienst) gestuurd bericht zijn gevoegd, mits eerdere of onderliggende communicatie of de naam van de bijlage de ontvanger al een indicatie gaven van de mogelijke inhoud van die bijlage.
De rechtbank kan echter in de onderhavige zaak ten aanzien van die 45
temporary filesniet vaststellen dat aan de verdachte, voorafgaande aan het openen van de toegezonden afbeeldingen, al uit de omschrijving of benaming duidelijk moest zijn dat het om kinderpornografische afbeeldingen ging. Het openen van die afbeeldingen kan daarmee niet als een op het verkrijgen van kinderpornografisch materiaal gerichte handeling worden aangemerkt. Een en ander kan de rechtbank ook niet afleiden uit onderliggende communicatie of andere bewijsmiddelen. De verdachte heeft zelf verklaard dat hij (ook) kinderpornografische bestanden heeft ontvangen tijdens sekschats, maar dat hij pas na het openen van een afbeelding kon zien dat het om kinderporno ging. Ook zou hij niet gevraagd hebben om kinderporno. Van het tegendeel is de rechtbank uit het uitgevoerde onderzoek niet gebleken.
De rechtbank acht dus bewezen dat de verdachte 58 kinderpornografische afbeeldingen heeft verworven en in zijn bezit heeft gehad en vier van dergelijke afbeeldingen ook heeft verspreid. Tot die 58 afbeeldingen heeft hij zich toegang verschaft door middel van een geautomatiseerd werk of met gebruikmaking van een communicatiedienst. Aan dit strafbare feit heeft de verdachte zich meermalen schuldig gemaakt in de periode van 10 juli 2014 tot en met 16 november 2016. De rechtbank acht verder bewezen dat dit strafbare feit in Gennep is gepleegd, aangezien de verdachte in de bewezenverklaarde periode blijkens het zich in het dossier bevindende uittreksel uit het SKDB van 30 maart 2018 in Gennep woonde. De rechtbank gaat ervan uit dat hij vanuit zijn huis chatte, aangezien uit het dossier niets anders blijkt en door de verdachte ook niet anders is gesteld.
Feit 2
Op 21 december 2016 heeft [naam aangeefster] aangifte gedaan van belediging en smaad. Op
8 februari 2017 heeft zij van deze delicten klacht gedaan, zoals door de wet is vereist.
[naam aangeefster] heeft in haar aangifte verklaard dat zij op de (voornoemde) gegevensdragers van haar ex-man pornografische afbeeldingen heeft aangetroffen, die voorzien waren van haar hoofd. Het betreft zeer herkenbare foto’s van [naam aangeefster] , al dan niet voorzien van beangstigende of ranzige teksten. Ook zou haar ex-man [verdachte] met gebruikmaking van haar identiteit (foto’s en naam) sekscontacten via chatsites onderhouden. Als gevolg daarvan wordt [naam aangeefster] op haar werk door mannen bezocht.
Onderzoek aan de gegevensdragers
De in de inleiding genoemde gegevensdragers zijn voor digitaal onderzoek aangeboden aan de afdeling Digitale Opsporing van de Eenheid Limburg. Vervolgens zijn de in deze gegevensdragers aanwezige bestanden onderzocht door een rechercheur van het Team bestrijding kinderpornografie en kindersekstoerisme van de Eenheid Limburg.
Uit dat onderzoek is gebleken dat op de notebook van het merk Toshiba afbeeldingen van [naam aangeefster] stonden. Het betrof bewerkte pornografische foto’s waarop het gezicht van [naam aangeefster] was te zien. In het proces-verbaal worden twaalf afbeeldingen omschreven. Onderzoek wees verder uit dat drie afbeeldingen verstuurd waren via Skype.Deze afbeeldingen waren bovendien in een toonmap als stuk van overtuiging ter terechtzitting aanwezig.
Ook blijkt dat er inderdaad is gechat met gebruikmaking van de naam [bijnaam aangeefster] .Uit het proces-verbaal van verhoor van de verdachte bij de politie op 6 februari 2017 blijkt dat in een Skypegesprek onder de Skypenaam ‘ [bijnaam aangeefster] ’ onder de naam ‘ [bijnaam aangeefster] ’ de tekst “ik wil een hoer zijn” is gestuurd.
De verklaring van de verdachte
De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij makkelijker sekschats had door zich voor te doen als vrouw. Hij vroeg zich af hoe andere mannen tegen zijn ex-vrouw aan keken. De foto’s heeft hij door iemand laten bewerken, die hij via de chat kende. Zelf wist hij namelijk niet hoe dat moest. Het wond hem op als andere mannen zijn ex-vrouw zo op die bewerkte pornografische afbeeldingen zagen. Na zijn eerdere veroordeling voor smaad(schrift) in de periode van 1 januari 2011 tot en met 27 augustus 2013 is hij doorgegaan met het gebruiken van foto’s en de identiteit van zijn ex-vrouw in sekschats. De persoon die de foto’s heeft bewerkt, heeft ook de teksten bij de foto’s gezet. De verdachte bekent dat hij bewerkte foto’s van zijn ex-vrouw via internet heeft verspreid, maar ontkent dat hij foto’s met daarop ranzige teksten heeft verspreid. Hij was er namelijk niet op uit dat zij haar iets zouden aandoen. Hij deed zich in die chats voor als zijn ex-vrouw en dan werd een seksuele fantasie besproken over wat er zou gebeuren bij een ontmoeting.
Conclusies
De rechtbank acht op grond van vorenstaande bewijsmiddelen bewezen dat de verdachte pornografische afbeeldingen voorzien van het hoofd van [naam aangeefster] via internet heeft verspreid en in chats teksten heeft geplaatst die beledigend, grievend, beangstigend en ranzig voor [naam aangeefster] zijn. Dit heeft volgens de rechtbank plaatsgevonden in de periode van 28 augustus 2013 tot en met 16 november 2016, gelet op de verklaring van de verdachte dat hij na zijn eerdere veroordeling is doorgegaan met het gebruiken van foto’s en de identiteit van zijn ex-vrouw in sekschats. De rechtbank acht verder bewezen dat dit strafbare feit in Gennep is gepleegd, omdat de verdachte in de bewezenverklaarde periode blijkens het zich in het dossier bevindende uittreksel uit het SKDB van 30 maart 2018 in Gennep woonde. De rechtbank gaat ervan uit dat hij vanuit zijn huis chatte, aangezien uit het dossier niets anders blijkt en door de verdachte ook niet anders is gesteld.