ECLI:NL:RBLIM:2018:4395

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
9 mei 2018
Publicatiedatum
9 mei 2018
Zaaknummer
C/03/233371 / HA ZA 17-158
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Auteursrechtelijke aansprakelijkheid van Leaper Beheer B.V. voor het aanbieden van IPTV-abonnementen en hyperlinks naar illegale content

Op 9 mei 2018 heeft de Rechtbank Limburg in Maastricht uitspraak gedaan in een civiele zaak tussen Stichting Brein en Leaper Beheer B.V. De zaak betreft de vraag of Leaper met het aanbieden van IPTV-abonnementen en hyperlinks naar illegale content inbreuk maakt op de auteursrechten van rechthebbenden. Stichting Brein, die de belangen van auteursrechthebbenden behartigt, vorderde dat de rechtbank zou verklaren dat Leaper een openbaarmaking in de zin van de Auteurswet verrichtte door toegang te verschaffen tot beschermde werken zonder toestemming van de rechthebbenden. De rechtbank oordeelde dat Leaper inderdaad een mededeling aan het publiek verrichtte door het aanbieden van IPTV-abonnementen en hyperlinks naar illegale content. De rechtbank legde Leaper verschillende verplichtingen op, waaronder het staken van het aanbieden van deze diensten en het betalen van dwangsommen bij niet-naleving. De rechtbank oordeelde dat Leaper in de proceskosten moest worden veroordeeld, en dat de vordering van Brein toewijsbaar was. Dit vonnis benadrukt de verantwoordelijkheid van aanbieders van digitale content om te zorgen dat zij geen inbreuk maken op auteursrechten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
zaaknummer: C/03/233371 / HA ZA 17-158
Vonnis bij vervroeging van 9 mei 2018
in de zaak van
Stichting Brein,
gevestigd te Amsterdam,
eiseres,
advocaat mr. I.M.C.A. Reinders Folmer,
tegen:
Leaper Beheer B.V.tevens handelend onder de naam ”
Flickstore”, “
Dump Die Deal” en “
Live TV Store”,
gevestigd te Maastricht,
gedaagde
advocaat mr. M.F.H. van Delft.
Eiseres zal hierna Brein genoemd worden. Gedaagde zal hierna Leaper worden genoemd.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding met producties;
  • de conclusie van antwoord met een productie;
  • de conclusie van repliek tevens akte houdende aanvullende producties, met producties;
  • de conclusie van dupliek;
  • het op 12 maart 2018 gehouden pleidooi, waar Brein een pleitnotitie en Leaper een pleitnota heeft voorgedragen en overgelegd.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1
De rechtbank gaat uit van de volgende vaststaande feiten.
a. Brein is een stichting die de belangen behartigt van auteursrechthebbenden. Art. 3.1 van haar statuten (productie 2 dagvaarding) vermeldt als doelstelling van Brein:
“het bestrijden van de onrechtmatige exploitatie van Informatiedragers en Informatie en het te dien einde behartigen van de belangen van de rechthebbenden op Informatie en van de rechtmatige exploitanten daarvan, met name van haar Aangeslotene, in het bijzonder door het handhaven, het bevorderen en verkrijgen van een afdoende juridische bescherming van de rechten en belangen van die rechthebbenden en exploitanten, alles in de ruimste zin.”.
b. Brein is bevoegd de onderhavige vordering op de voet van art. 3:305a BW in stellen.
c. Leaper is een onderneming die via diversie webshops tegen betaling consumenten informatie verschaft waarmee de consument via het internet aangeboden inhoud als tv-kanalen en speelfilms op zijn tv kan bekijken (Internet Protocol Television; IPTV).

3.De vordering

3.1.1
Brein vordert dat de rechtbank Limburg (locatie Maastricht), bij vonnis, voor zover
mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, de gevorderde proceskostenveroordeling daaronder begrepen:
I. voor recht verklaart dat Leaper met het aanbieden van en het verschaffen van toegang tot IPTV-abonnementen op een wijze zoals toegelicht in het lichaam van deze dagvaarding, een openbaarmaking c.q. een “mededeling aan het publiek” verricht in de zin van de artikelen 1 en 12 Auteurswet, artikelen 2, 6, 7a en 8 Wet op de Naburige Rechten jo. artikel 3 Auteursrecht-richtlijn;
II. voor recht verklaart dat Leaper met het aanbieden van hyperlinks naar bronnen waar films en (live)-uitzendingen evident zonder toestemming van de rechthebbenden worden aangeboden, een openbaarmaking c.q. “mededeling aan het publiek” verricht in de zin van de artikelen 1 en 12 Auteurswet, artikelen 2, 6, 7a en 8 Wet op de Naburige Rechten jo. artikel 3 Auteursrecht-richtlijn;
III. Leaper beveelt om binnen 48 uur na betekening van het in deze te wijzen vonnis te staken en gestaakt te houden:
ieder aanbieden van en verschaffen van toegang tot IPTV-abonnementen zonder toestemming van de rechthebbenden en op basis van bronnen die zonder toestemming van de rechthebbenden worden aangeboden;
en
ieder aanbieden van hyperlinks die gebruikers toegang bieden tot illegale (live)streams of ander illegaal aanbod van beschermde werken, uitvoeringen, vastleggingen en uitzendingen;
IV. Leaper veroordeelt tot betaling van een onmiddellijk opeisbare dwangsom van € 10.000,- (zegge tienduizend euro), per individueel aangeboden IPTV-abonnement, individueel aangeboden hyperlink ofwel per dag (een deel van de dag daaronder mede begrepen) dat Leaper in gebreke blijft aan het onder sub III genoemde verbod te voldoen, zulks ter keuze van Brein;
V. Leaper beveelt om binnen 12 dagen na betekening van het te dezen te wijzen vonnis aan de advocaten van Brein een door een accountant gecontroleerde opgave, gestaafd door (duidelijke leesbare kopieën van) alle relevante bescheiden, te doen van alle bij haar bekende (contact)gegevens van de (rechts)persoon of (rechts)personen met wie zij contact heeft gehad over de beschikbaarstelling van IPTV-abonnementen en/of het verschaffen van hyperlinks naar bronnen waar films en (live)-uitzendingen evident zonder toestemming van de rechthebbenden worden aangeboden;
VI. Leaper beveelt om binnen 7 dagen na betekening van het te dezen te wijzen vonnis aan al haar afnemers die een IPTV-abonnement bij haar hebben besteld en/of een email hebben ontvangen waarmee toegang wordt verleend tot een IPTV-abonnement, een brief of email
te sturen met uitsluitend de volgende inhoud, d.w.z. zonder enige toevoeging in woord of beeld;
Geachte heer, mevrouw,
U heeft een IPTV-abonnement bij ons afgenomen die toegang geeft tot evident illegaal aanbod van televisiekanalen en speelfilms.
Op [datum] heeft de rechtbank in Maastricht bepaald dat Leaper Beheer B.V. met de verkoop en levering van IPTV-abonnementen inbreuk heeft gemaakt op de auteursrechten van de rechthebbenden op films en televisiekanalen. Om die reden heeft de rechter Leaper
Beheer B.V. geboden het aanbod en de levering van IPTV-abonnementen direct te staken.
Hoogachtend,
Leaper Beheer B.V.
dit onder gelijktijdige toezending aan de advocaten van Brrein van kopieën van deze brief en/of email;
VII. Leaper veroordeelt tot betaling van een dwangsom van € 5.000,- (zegge; vijfduizend euro) per dag (een gedeelte van de dag daaronder begrepen) waarop zij in gebreke blijft aan de bevelen onder V en VI te voldoen;
VIII. Leaper veroordeelt in de volledige kosten van dit geding als bedoeld in artikel 1019h Rv.
3.1.2
Brein legt aan deze vordering het volgende ten grondslag. Leaper verstrekt na betaling door een consument, die consument een activatiecode. Die unieke activatiecode vult de consument in op een speciale Live TV app op de TV Box, waarna de consument toegang heeft tot duizenden publieke en commerciële zender, inclusief abonnee-zenders en filmkanalen. Die unieke activatiecode, aldus Brein, betreft een hyperlink. Met die hyperlink heeft de consument toegang tot livestreams van televisiezenders die niet met toestemming van de rechthebbenden worden aangeboden. Het door Leaper aangeboden IPTV-abonnement verschaft ook toegang tot meer dan 1.000 links naar illegaal aanbod van films. Dit alles vormt een door Leaper gedane nieuwe mededeling aan het publiek zoals is bedoeld in art. 3 lid 1 van de Auteursrechtrichtlijn (hierna Arl).
3.2
De vordering wordt gemotiveerd betwist door Leaper.

4.De beoordeling

4.1
Gelet op het over en weer door partijen aangevoerde gaat de rechtbank er in dit geding van uit dat de hiervoor in rov. 2.1 sub c genoemde informatieverschaffing door Leaper als volgt gebeurt en/of de volgende inhoud heeft:
a. Leaper heeft een website waarop zij onder de naam “FlicksStore” onder het hoofd “Iedereen houdt toch van gratis?” de mogelijkheid vermeldt om meer dan 4000 live TV kanalen, waaronder Fox Sports, alle filmkanalen, alle commerciële & publieke kanalen en nog veel meer te bekijken. Er wordt verder meegedeeld dat kortingen worden gegeven (productie 12 dagvaarding). Uit de mededeling dat korting wordt gegeven, leidt de rechtbank af dat Leaper het tegen betaling door de kijker-in-spé mogelijk maakt om meer dan 4000 live TV kanalen te bekijken.
b. Om de betreffende aangeboden mogelijkheid te verwezenlijken moet de kijker-in-spé zich aanmelden bij Leaper, moet hij na aanmelding akkoord gaan met de algemene voorwaarden en moet hij een bedrag betalen voordat de bestelling door Leaper wordt uitgevoerd. Na de betaling ontvangt de kijker-in-spé van Leaper een code, een hyperlink, waarmee een .m3u bestand kan worden geopend of gedownload welk bestand hyperlinks bevat naar die “meer dan 4000 live TV kanalen” (zie productie 7 dagvaarding en nrs. 26-27 conclusie van dupliek).
c. Uit de opmerking van Leaper dat niet van alle op deze manier via IPTV aangeboden kanalen kan worden gezegd dat deze niet op deze manier toegankelijk mogen worden gemaakt (zie onder meer nr. 11 van haar pleitnota), leidt de rechtbank af dat het merendeel van de kanalen die via deze weg toegankelijk worden gemaakt, niet aldus toegankelijk gemaakt mogen worden. Leaper verkondigt wat dit betreft dat de keuze om illegale inhoud te bekijken volledig aan de consument is (nr. 12 van haar pleitnota).
4.2
De kernvraag in dit geding is of Leaper met de hiervoor in 4.1 omschreven informatieverschaffing, een (nieuwe) mededeling(shandeling) aan het publiek doet in de zin van art. 3 lid 1 van de Auteursrechtrichtlijn (hierna Arl) dan wel of, zoals Leaper stelt, enkel sprake is van bemiddeling die niet binnen het bereik valt van de Arl. Leaper stelt dat de provider een openbare website heeft waarop de hyperlink wordt aangeboden (nrs. 6 en 14 pleitnota). Die stuurt desgevraagd een toegangscode (link) aan de consument, die echter zolang is dat de consument deze niet vaak gebruikt (nr. 10 pleitnota). Leaper vervaardigt en verkoopt vervolgens een kortere link aan de consument (onder meer nr. 27 van haar pleitnota). Volgens Leaper kan een ieder – ook zonder dat zij beschikt over een hyperlink van Leaper – zichzelf toegang verschaffen tot de content waarnaar Leaper verwijst. Leaper maakt het de consument in haar visie slechts wat makkelijker. Leaper is van mening dat zij geen informatie verspreidt die niet al bekend is en/of niet al openbaar is gemaakt.
4.3
De in rov. 4.2 gestelde vraag moet worden beantwoord aan de hand van art. 3 lid 1 Arl. Dit artikel luidt:
“De lidstaten voorzien ten behoeve van auteurs in het uitsluitend recht, de mededeling van hun werken aan het publiek, per draad of draadloos, met inbegrip van de beschikbaarstelling van hun werken voor het publiek op zodanige wijze dat deze voor leden van het publiek op een door hen individueel gekozen plaats en tijd toegankelijk zijn, toe te staan of te verbieden.”In het kader van de harmonisatie van deze richtlijn is in de Nederlandse wetgeving (Aw en WNR) het begrip ‘openbaarmaking’ opgenomen.
4.4
Het begrip ‘mededeling aan het publiek’ (openbaarmaking volgens de Auteurswet) is niet in de Arl gepreciseerd. Dat betekent dat in het kader van de uitleg van dit begrip
‘met de betekenis en de draagwijdte ervan rekening moet worden gehouden met de door de richtlijn nagestreefde doelstellingen en met de context van de uit te leggen bepaling’. De belangrijkste doelstelling van de Arl is het verwezenlijken van een hoog beschermingsniveau voor auteurs. Aan het begrip ‘mededeling aan het publiek’ moet gelet daarop, aldus het HvJ-EU, een ruime betekenis worden gegeven. De doelstelling dat een hoog beschermingsniveau voor de auteur moet worden verwezenlijkt, brengt met zich, aldus de rechtbank, dat geconstrueerde (om)wegen om toegang te krijgen tot beschermd materiaal mogen, zo niet moeten, worden gekwalificeerd als verboden openbaarmaking. Art. 12 Auteurswet geeft hiertoe de ruimte omdat daarin onder openbaarmaking geen limitatieve opsomming wordt gegeven. Genoemd art. 12 Auteurswet geeft bij wijze van voorbeelden een niet-limitatieve opsomming van wat volgens de wetgever in elk geval onder openbaarmaking valt. Het begrip “openbaarmaking” is flexibel en open, zodat het onder meer mogelijk is om snelle technologische ontwikkelingen onder dat begrip te laten vallen.
4.5.1
Bij de beantwoording van de vraag of de onderhavige informatieverschaffing door Leaper valt onder openbaarmaking in de zin van de Auteurswet moeten relevante uitspraken van het HvJ-EU in acht worden genomen. Hierbij mag niet uit het oog worden verloren dat ook dit hof niet in staat is om in haar uitspraken rekening te houden met ten tijde van die uitspraken onbekende technologische ontwikkelingen en/of ten tijde van de laatste uitspraak nog onbekende handelingen die duidelijk in de weg staan aan de verwezenlijking van een hoog beschermingsniveau voor auteurs. Dit brengt met zich dat voor zover dit relevant is voor het betreffende geval, acht moet worden geslagen op de mogelijk van toepassing zijnde uitspraken van het HvJ-EU. Dit brengt ook mee dat niet kan worden volstaan met het als het ware afvinken van de elementen die dit hof tot op heden heeft gegeven in zaken waarin uitspraak is gedaan betrekking hebbende op ‘mededeling aan het publiek’. Bij het geven van die mogelijke elementen moet immers voor ogen worden gehouden dat het HvJ-EU niet alle mogelijke ontwikkelingen en/of ontduikingshandelingen voor ogen heeft gehad.
4.5.2
Met inachtneming van het in rov. 4.5.1 overwogene, weegt de rechtbank bij de beoordeling van de vraag of de informatieverschaffingshandelingen van Leaper onder openbaarmaking in de zin van de Auteurswet vallen mee dat het HvJ-EU heeft geoordeeld dat het begrip ‘mededeling aan het publiek’ uit twee cumulatieve elementen bestaat. Ten eerste ‘een handeling bestaande in een mededeling’ van een werk en ten tweede de mededeling daarvan aan een ‘publiek’. De toetsing van het begrip vindt plaats door middel van een geïndividualiseerde beoordeling. Het HvJ-EU heeft in dat kader criteria benoemd die individueel en in onderling verband moeten worden getoetst.
- Het eerste criterium betreft de centrale rol van de gebruiker en het weloverwogen karakter van de interventie. Er is sprake van een handeling wanneer de gebruiker met volledige kennis van de gevolgen van zijn handelwijze, intervenieert om zijn klanten toegang te verlenen tot beschermd werk, met name daar waar deze klanten zonder een dergelijke interventie in beginsel geen toegang zouden hebben tot het verspreide werk.
- Het tweede criterium ziet op het begrip ‘publiek’. Dit begrip wordt gepreciseerd als een onbepaald aantal potentiële ontvangers. Dit impliceert een vrij groot aantal personen. Het beschermde werk moet worden medegedeeld volgens een specifieke technische werkwijze. Deze werkwijze moet verschillen van eerdere werkwijzen of gericht zijn aan een nieuw publiek.
- Het derde criterium betreft de vraag of de gebruiker met de ‘mededeling aan het publiek’ een winstoogmerk had.
4.6
Vaststaat dat Leaper een verkorte voor de betreffende klant unieke hyperlink aanbiedt die toegang geeft tot een .m3u bestand. Dit bestand geeft toegang tot andere hyperlinks. Met die andere hyperlinks kunnen klanten vervolgens de content van de desbetreffende sites openen en bekijken. Vaststaat ook dat Leaper betaalt voor de aanschaf van credits waarmee zij de aanschafprijs van de (‘lange’) hyperlinks betaalt. Die lange hyperlinks worden door Leaper uniek per klant verkort en die verkorte link wordt aan de klant verkocht. Met die verkorte unieke link wordt de klant van Leaper geleid naar beschermde werken, waarmee de verstrekking van die unieke link een ‘mededeling aan het publiek’ is. Het feit dat Leaper beweerdelijk telkens per klant een andere korte link verkoopt, maakt niet dat er geen sprake zou zijn van een mededeling aan het publiek: gesteld noch gebleken is dat die verkorting van de lange link enige serieus te nemen handeling vergt. De constructie is enkel bedacht om Leaper de gelegenheid te geven aan te voeren dat haar unieke handeling geen mededeling aan het publiek zou zijn. Voldoende duidelijk is verder dat de content die kan worden ontsloten met de door Leaper aan haar klanten doorgegeven verkorte link, op de desbetreffende website(s) aanwezig is zonder toestemming van de rechthebbenden. BREIN heeft dat immers zodanig gemotiveerd en onderbouwd gesteld (zie onder meer productie 4 dagvaarding) dat de enkele stelling van Leaper dat niet alle via IPTV aangeboden content als illegaal kan worden gekwalificeerd (nr. 11 pleitnota), als een onvoldoende gemotiveerde betwisting moet worden beschouwd. De rechtbank weegt hierbij ook mee de eigen advertentietekst van Leaper voor zover inhoudende ‘Ook zo klaar met het beperkte zenderaanbod en onoverzichtelijke TV abonnementen die bakken met geld kosten?”.
Al met al is de conclusie dan ook dat de handelingen van Leaper gekwalificeerd moeten worden als een openbaarmaking in de zin van art. 12 Auteurswet, terwijl zij weet, in elk geval behoort te weten (zie ook productie 11A en D dagvaarding), dat deze openbaarmaking een illegaal karakter heeft.
4.7
Vast staat verder dat Leaper een mededelingshandeling pleegt met de verstrekking door haar van de bewerkte hyperlinks aan haar klanten. Leaper intervenieert immers met volledige kennis van de gevolgen van haar handelwijze teneinde haar klanten toegang te verlenen tot beschermd werk. De toegang daartoe op een andere wijze zou voor die klanten, wanneer Leaper niet haar in geding zijnde diensten zou verlenen, slechts met moeite kunnen worden verkregen.
4.8
Voor zover uit het vorenstaande niet voldoende duidelijk zou zijn dat de door Leaper gedane mededelingen worden gedaan aan een publiek, stelt de rechtbank dit bij deze expliciet vast. Leaper bereikt met haar tegen betaling verstrekte handelingen immers een onbepaald aantal potentiële ontvangers die van de beschermde werken kennis kunnen nemen en een nieuw publiek vormen. De kopers die zich aanmelden bij Leaper zijn te beschouwen als ontvangers die door de rechthebbenden niet in aanmerking zijn genomen toen zij toestemming verleenden voor de oorspronkelijke mededeling van hun werk aan het publiek.
4.9
Leaper heeft tegen de vordering ook aangevoerd dat Brein ten onrechte geen onderscheid heeft gemaakt tussen de kanalen waarvoor de rechthebbenden wel en geen toestemming hebben gegeven om deze zonder nadere beperkingen openbaar te maken (nr. 2.3.a conclusie van antwoord). Leaper miskent met deze stelling dat de vordering van Brein niet kan worden uitgelegd als ook betrekking hebbende op kanalen waarvoor wel toestemming is gegeven. Anders gezegd: indien de rechtbank de vordering van Brein volledig toewijst, staat het Leaper nog steeds vrij om de door haar gestelde shortener te verkopen, voor zover die shortener alleen maar toegang geeft tot werk waarvoor de rechthebbenden wel toestemming hebben gegeven om deze zonder nadere beperkingen openbaar te maken. Gelet hierop passeert de rechtbank ook het door Leaper onder 2.3.b van haar conclusie van antwoord aangevoerde.
4.10.1
Anders dan Leaper heeft aangevoerd in 4.1.b van haar conclusie van antwoord, is de vordering van Brein niet te algemeen en/of niet voldoende gespecificeerd. Zoals hiervoor al overwogen, houdt de vordering niet in dat Leaper geen shorteners zou mogen verkopen die alleen maar toegang geven tot kanalen waarvoor de rechthebbenden wel toestemming hebben gegeven om deze zonder nadere beperkingen openbaar te maken.
4.10.2
De gevorderde dwangsom is bovenmatig en disproportioneel en zal daarom worden gematigd. Bij die matiging moet wel in acht worden genomen dat Leaper, aldus de rechtbank, welbewust inbreuk maakt op rechten van anderen. De rechtbank ziet verder geen redenen waaruit voortvloeit dat Leaper niet terstond met haar handelingen zou kunnen stoppen. De dwangsom zal verder worden gemaximeerd.
4.10.3
Het enkele feit dat Brein niet weet met wie Leaper kort gezegd, contact heeft gehad over ter beschikking stelling van IPTV-abonnementen, maakt niet dat het onder V gevorderde bevel kan worden gekwalificeerd als onrechtmatig vissen naar gegevens. Duidelijk is immers dat Leaper dergelijke contacten heeft of heeft gehad en Brein heeft rechtens alle belang bij de gevorderde gegevens. Het enkele niet weten wat er precies uitkomt, maakt niet dat sprake is van onrechtmatig vissen. De stelling van Leaper dat de privacy van de eindgebruikers in het geding komt, is onvoldoende toegelicht om op grond daarvan de vordering sub V af te wijzen. De gevraagde informatie is, anders dan Leaper aanvoert, te specifiek om gevonden te kunnen worden in de verplicht gepubliceerde jaarstukken. Het betreffende verweer van Leaper wordt dan ook gepasseerd.
4.10.4
Het ontgaat de rechtbank waarom Leaper de onder VI geformuleerde brief aan haar klanten zou moeten sturen, zodat die vordering wordt afgewezen.
4.11
Dit alles leidt tot de conclusie dat het door Brein gevorderde zal worden toegewezen zoals hierna in het dictum is vermeld. Er zijn over en weer geen betwiste feiten gesteld die, inzien zij zouden komen vast te staan, tot andere oordelen kunnen leiden, zodat de rechtbank de bewijsaanbiedingen passeert als niet relevant.
4.12
Nu Leaper heeft te gelden als de in het ongelijk gestelde partij, moet zij in de proceskosten worden veroordeeld, en wel conform art. 1019h Rv. De rechtbank kwalificeert de onderhavige zaak, die in feite de beantwoording van de hiervoor in rov. 4.2 geformuleerde kernvraag betreft, als een normale bodemzaak. De kosten worden begroot op € 618,- griffierecht, € 85,21 kosten betekening dagvaarding en € 20.000,- salaris advocaat. Het meer of anders gevorderde zal worden afgewezen.

5.De beslissing

De rechtbank:
5.1
verklaart voor recht dat Leaper met het aanbieden van en het verschaffen van toegang tot IPTV-abonnementen op een wijze zoals toegelicht in het lichaam van de inleidende dagvaarding in deze zaak, een openbaarmaking c.q. een “mededeling aan het publiek” verricht in de zin van de artikelen 1 en 12 Auteurswet, artikelen 2, 6, 7a en 8 Wet op de Naburige Rechten jo. artikel 3 Auteursrecht-richtlijn;
5.2
verklaart voor recht dat Leaper met het aanbieden van hyperlinks naar bronnen waar films en (live)-uitzendingen evident zonder toestemming van de rechthebbenden worden aangeboden, een openbaarmaking c.q. “mededeling aan het publiek” verricht in de zin van de artikelen 1 en 12 Auteurswet, artikelen 2, 6, 7a en 8 Wet op de Naburige Rechten jo. artikel 3 Auteursrecht-richtlijn;
5.3
beveelt Leaper om binnen 48 uur na betekening van dit vonnis te staken en gestaakt te houden:
ieder aanbieden van en verschaffen van toegang tot IPTV-abonnementen zonder toestemming van de rechthebbenden en op basis van bronnen die zonder toestemming van de rechthebbenden worden aangeboden;
en
ieder aanbieden van hyperlinks die gebruikers toegang bieden tot illegale (live)streams of ander illegaal aanbod van beschermde werken, uitvoeringen, vastleggingen en uitzendingen;
5.4
veroordeelt Leaper tot betaling van een onmiddellijk opeisbare dwangsom van € 5.000,- (vijfduizend euro), per individueel aangeboden IPTV-abonnement, individueel aangeboden hyperlink ofwel per dag (een deel van de dag daaronder mede begrepen) dat Leaper in gebreke blijft aan het onder 5.3 genoemde verbod te voldoen, zulks ter keuze van Brein, zulks met een maximum van € 1.000.000,- (één miljoen euro);
5.5
beveelt Leaper om binnen 12 dagen na betekening van dit vonnis aan de advocaten van Brein een door een accountant gecontroleerde opgave, gestaafd door (duidelijke leesbare kopieën van) alle relevante bescheiden, te doen van alle bij haar bekende (contact)gegevens van de (rechts)persoon of (rechts)personen met wie zij contact heeft gehad over de beschikbaarstelling van IPTV-abonnementen en/of het verschaffen van hyperlinks naar bronnen waar films en (live)-uitzendingen evident zonder toestemming van de rechthebbenden worden aangeboden;
5.6
veroordeelt Leaper tot betaling van een dwangsom van € 5.000,- (zegge; vijfduizend euro) per dag (een gedeelte van de dag daaronder begrepen) waarop zij in gebreke blijft aan het bevel onder 5.5 te voldoen met een maximum van € 250.000,- (tweehonderdvijftigduizend euro);
5.7
veroordeelt Leaper in de kosten van deze procedure, voor zover gerezen aan de zijde van Brein begroot op € 20.703,21;
5.8
verklaart de hiervoor onder 5.3 en 5.5 gegeven bevelen en de onder 5.4, 5.6 en 5.7 gegeven veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
5.9
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.R. Sijmonsma, rechter, en in het openbaar uitgesproken.