In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 8 mei 2018 uitspraak gedaan in een kort geding tussen [eiser], vertegenwoordigd door mr. I.M. van den Heuvel, en de gemeente Stein, vertegenwoordigd door C.J. Schoute. De zaak betreft een vordering van [eiser] tot betaling van voorschotten op zijn bijstandsuitkering op grond van de Participatiewet. De rechtbank heeft vastgesteld dat de gemeente [eiser] op 18 april 2018 een voorschot van € 848,00 heeft toegekend, maar dat er nog geen definitieve beslissing over zijn aanvraag was genomen.
De gemeente heeft verweer gevoerd en gesteld dat de rechtbank niet bevoegd is om de vordering te behandelen, omdat er een bestuursrechtelijke voorliggende voorziening bestaat. De rechtbank heeft geoordeeld dat de onderliggende aanspraak een bestuursrechtelijke grondslag heeft en dat de rechtsgang naar de voorzitter van gedeputeerde staten als adequate voorliggende voorziening moet worden beschouwd. [Eiser] heeft deze weg niet bewandeld en heeft onvoldoende onderbouwd waarom deze rechtsgang niet adequaat zou zijn.
De rechtbank heeft geconcludeerd dat het gesloten systeem van rechtsmiddelen het treffen van een voorziening door de civiele rechter uitsluit, waardoor de voorzieningenrechter onbevoegd is. [Eiser] is als in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de kosten van het geding, die aan de zijde van de gemeente zijn begroot op € 633,-. De rechtbank heeft zich onbevoegd verklaard en de kosten van de procedure toegewezen aan de gemeente.