Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
1.De procedure
- de dagvaarding van 9 april 2018,
- de conclusie van antwoord van 26 april 2018,
- de mondelinge behandeling van 1 mei 2018, waarbij namens [gedaagde] een pleitnota is overgelegd.
Rechtbank Limburg
In deze zaak heeft de rechtbank Limburg op 8 mei 2018 uitspraak gedaan in een kort geding tussen eiser en gedaagde, die een affectieve relatie hebben gehad en samenwoonden. Uit deze relatie is een zoon geboren. Na het verbreken van de relatie in november 2016 heeft gedaagde de woning verlaten en heeft eiser de sloten vervangen. Gedaagde heeft eiser gesommeerd om de gemeenschappelijke eigendommen te verdelen en toegang tot de woning te verlenen, maar eiser heeft hier niet op gereageerd. In een eerdere procedure is eiser veroordeeld tot afgifte van persoonlijke papieren en juwelen aan gedaagde, maar hij heeft hieraan niet voldaan. Gedaagde heeft daarop beslag gelegd op de WW-uitkering van eiser.
Eiser vordert in dit kort geding de opheffing van het beslag en de dwangsommen die aan hem zijn opgelegd. Gedaagde voert verweer en stelt dat de voorzieningenrechter niet bevoegd is om over deze zaak te oordelen. De voorzieningenrechter oordeelt dat hij wel bevoegd is, maar dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij niet aan de hoofdveroordeling kan voldoen. De vorderingen van eiser worden afgewezen, en hij wordt veroordeeld in de proceskosten van gedaagde, die zijn begroot op € 1.059,-.