ECLI:NL:RBLIM:2018:4359

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
9 mei 2018
Publicatiedatum
7 mei 2018
Zaaknummer
04 6443870/CV 17-8615
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing van vordering ter zake accountantswerkzaamheden met verwerping van verweer en beroep op verrekening

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Limburg op 9 mei 2018 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen een besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid, hierna te noemen eisende partij, en meerdere gedaagde partijen. De eisende partij vorderde betaling van een bedrag van € 7.033,95, bestaande uit een hoofdsom van € 6.214,29, wettelijke handelsrente en buitengerechtelijke kosten. De vordering was gebaseerd op een overeenkomst die in augustus 2014 was gesloten, waarbij de gedaagde partij boekhoudkundige en fiscale werkzaamheden had laten verrichten door de eisende partij.

De gedaagde partij voerde verweer en stelde dat zij was opgelicht en dat er in het verleden te veel was betaald. Tevens werd een beroep gedaan op verrekening, omdat de gedaagde partij meende dat zij schade had geleden door te veel betaalde bedragen aan andere rechtspersonen. De kantonrechter oordeelde echter dat het verweer van de gedaagde partij ontoereikend was en dat de eisende partij recht had op betaling van de gevorderde bedragen. De kantonrechter wees erop dat de gedaagde partij zich had verbonden aan de tarieven en werkzaamheden zoals vastgelegd in de schriftelijke opdrachtbevestiging.

De kantonrechter concludeerde dat de vordering van de eisende partij toewijsbaar was en dat de gedaagde partij als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten moest worden veroordeeld. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de gedaagde partij onmiddellijk moest betalen, ongeacht eventuele hoger beroep procedures.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Roermond
Zaaknummer: 6443870 \ CV EXPL 17-8615
Vonnis van de kantonrechter van 9 mei 2018
in de zaak van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [bedrijfsnaam eisende partij] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats eisende partij] ,
eisende partij,
gemachtigde mr. P.H.A. Jacobs, DAS Rechtsbijstand,
tegen:

1.[gedaagde partij sub 1] ,wonend [adres gedaagde partij sub 1] ,[woonplaats gedaagde partij sub 1] ,

2.
[gedaagde partij sub 2],
wonend [adres gedaagde partij sub 2] ,
[woonplaats gedaagde partij sub 2] ,
3.
de maatschap [gedaagde partij sub 3],
kantoorhoudende te [kantoorplaats gedaagde partij sub 3] ,
gedaagde partij,
in rechte verschenen.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding
  • de conclusie van antwoord
  • de conclusie van repliek
  • de conclusie van dupliek
  • de beslissing waarbij een comparitie van partijen is bepaald
  • de comparitie van partijen op 9 april 2018.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
In ieder geval vanaf het jaar 2009 heeft [bedrijfsnaam X] BV in opdracht en voor rekening van gedaagde partij boekhoudkundige-, loonadministratieve-, adviserende en fiscale werkzaamheden verricht.
2.2.
Bij akte van cessie van 9 juli 2014 zijn de vorderingen van [bedrijfsnaam X] gecedeerd aan [bedrijfsnaam Y] BV. Laatstgenoemde heeft deze vorderingen via de akte van cessie van 16 juli 2014 overgedragen aan [bedrijfsnaam Z] BV, zijnde een 100% dochteronderneming van [bedrijfsnaam Y] BV. Bij statutenwijziging van 10 maart 2017 is de naam van [bedrijfsnaam Z] BV gewijzigd in [bedrijfsnaam eisende partij] BV.
2.3.
In augustus 2014 heeft gedaagde partij een schriftelijke opdrachtbevestiging ondertekend voor de jaren 2014, 2015, 2016 en 2017.
2.4.
Gedaagde partij heeft de facturen d.d. 10 oktober 2014 ad € 2.919,25, 22 oktober 2014 ad € 1.382,69, 24 april 2015 ad € 1.651,92 en 11 juni 2015 ad € 260,43 met een totaal bedrag van € 6.214,29 onbetaald gelaten.
2.5.
De samenwerking is inmiddels beëindigd.

3.Het geschil

3.1.
Eisende partij vordert – samengevat – veroordeling van gedaagde partij tot betaling van € 7.033,95 (€ 6.214,29 aan hoofdsom, € 133,95 aan wettelijke handelsrente en € 685,71 aan buitengerechtelijke kosten), vermeerderd met rente en kosten.
Eisende partij grondt haar vordering op de gesloten overeenkomst zoals vastgelegd in de schriftelijke opdrachtbevestiging van augustus 2014. Alle in de facturen gedeclareerde werkzaamheden zijn daarop terug te voeren.
3.2.
Gedaagde partij voert verweer dat er kort samengevat op neer komt dat zij zijn opgelicht, dat zij al jarenlang te veel hebben betaald en dat zij een vaste prijs van € 2.800,00 exclusief btw zijn overeengekomen. Er zijn gesprekken met de heer en mevrouw [A en B] gevoerd over de hoge kosten en er is gesjoemeld met bv’s. Gedaagde partij heeft altijd te maken gehad met de heer [A] .
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Op 9 april 2018 heeft de comparitie van partijen plaatsgevonden. Ondanks daartoe uitdrukkelijk te zijn uitgenodigd, is van de zijde van eisende partij niemand verschenen. De gemachtigde verklaart op de ochtend van de comparitie een ziekmelding te hebben ontvangen van de contactpersoon van eisende partij. De gemachtigde van eisende partij en gedaagde partij hebben hun stellingen mondeling toegelicht.
4.2.
De kantonrechter stelt voorop dat al hetgeen partijen naar voren hebben gebracht over de persoon van de heer [A] buiten beschouwing wordt gelaten. Dit is immers niet relevant voor de beantwoording van de vraag of gedaagde partij gehouden is de facturen van eisende partij te voldoen.
4.3.
Vast staat dat in juli 2014 de vorderingen van [bedrijfsnaam X] BV in eigendom zijn overgedragen. Het verweer van gedaagde partij, voor zover dit de periode voorafgaand aan het cederen van de vorderingen behelst, laat de kantonrechter buiten beschouwing. Dit heeft immers betrekking op een andere rechtspersoon dan de rechtspersoon die thans de vordering heeft ingesteld. De kantonrechter ziet in dat een en ander voor gedaagde partij onbegrijpelijk is of kan zijn omdat zij immers altijd contact hebben onderhouden met de heer [A] , maar er is nu eenmaal door de overdracht van de vorderingen sprake van andere rechtspersonen en juridische entiteiten.
4.4.
De gemachtigde van eisende partij heeft zowel ter zitting als ook in de stukken betoogd dat de facturen allemaal betrekking hebben op de overeenkomst van augustus 2014. Dit is door gedaagde partij niet dan wel onvoldoende onderbouwd betwist. Het verweer van gedaagde partij ten aanzien van deze facturen richt zich met name op de, in de ogen van gedaagde partij, exorbitant hoge bedragen. De boekhouder/accountant die zij nu heeft ingeschakeld, verricht de werkzaamheden tegen een aanzienlijk lager bedrag. De kantonrechter overweegt in dit verband dat het feit dat een andere accountant aanzienlijk minder declareert, gedaagde partij niet ontslaat van haar betalingsverplichting. Door de ondertekening van de schriftelijke opdrachtbevestiging heeft gedaagde partij zich immers verbonden aan de daarin opgenomen tarieven en werkzaamheden.
4.5.
Gedaagde partij voert verder aan in 2014 tweemaal een bedrag van om en nabij de € 7.000,00 te hebben betaald. Deze betalingen hebben echter betrekking op facturen van voor de schriftelijke opdrachtbevestiging en hebben geen betrekking op de facturen waarvan thans betaling wordt gevorderd. De kantonrechter laat dit verweer daarom buiten beschouwing.
4.6.
Voor zover gedaagde partij zich op verrekening beroept, passeert de kantonrechter ook dit verweer. Hij overweegt daartoe als volgt. Gedaagde partij stelt schade te hebben geleden door in elk geval vanaf 2009 te veel betaald te hebben. Zoals hiervoor reeds is overwogen zijn de facturen waarvan betaling is gevorderd, gebaseerd op de overeenkomst zoals die in augustus 2014 is gesloten en worden deze vorderingen aan eisende partij toegewezen. In de periode daaraan voorafgaand tot 2009 heeft gedaagde partij gecontracteerd met een of meerdere andere besloten vennootschappen. Deze besloten vennootschappen zijn echter geen contractspartij in deze procedure, zodat ten aanzien van die vennootschappen in beginsel geen verrekening kan plaatsvinden. Dit kan immers enkel tussen contractspartijen en hiervan is geen sprake. Voor zover gedaagde partij de mening is toegedaan dat zij een vordering heeft op [bedrijfsnaam X] BV dan wel de heer [A] , dan zal zij dit recht in een separate procedure geldend moeten maken. Hierbij verliest de kantonrechter het bij artikel 6:130 BW bepaalde niet uit het oog. Voor zoveel verrekening op grond van deze wetsbepaling (wèl) mogelijk zou zijn, is de omvang van de (tegen)vordering van gedaagde partij op een van deze voorgangers van eisende partij niet of nauwelijks naar omvang te bepalen op een concreet bedrag. Om die reden zou een dergelijke (tegen)vordering al ter zijde worden geschoven op basis van artikel 6:136 BW.
4.7.
De kantonrechter komt dan ook tot de slotsom dat de gevorderde hoofdsom kan worden toegewezen. Dit geldt eveneens voor de gevorderde handelsrente en buitengerechtelijke kosten. Tegen deze vorderingen is immers niet op aparte gronden verweer gevoerd, terwijl deze vorderingen de kantonrechter ook niet onredelijk voorkomen.
4.8.
De kantonrechter acht geen termen aanwezig gedaagde partij toe te laten tot nadere bewijslevering.
4.9.
Gedaagde partij zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van deze procedure. De kosten aan de zijde van eisende partij worden begroot op:
  • dagvaarding € 110,59
  • griffierecht 470,00
  • salaris gemachtigde
totaal € 1.330,59
4.10.
De kantonrechter zal dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad verklaren.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
veroordeelt gedaagde partij om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan eisende partij te betalen:
-een bedrag van € 6.214,29 aan hoofdsom;
- een bedrag van € 133,95 aan wettelijke handelsrente over € 6.214,29 berekend tot en met 15 december 2015;
- de wettelijke handelsrente over € 6.214,29 vanaf 16 december 2015 tot aan de van volledige betaling;
- een bedrag van € 685,71 aan buitengerechtelijke kosten.
5.2.
veroordeelt gedaagde partij in de proceskosten aan de zijde van eisende partij gevallen en tot op heden begroot op € 1.330,59,
5.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.M.P. Brouns en in het openbaar uitgesproken.
type: PL
coll: