Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
1.De procedure
- de dagvaarding
- de conclusie van antwoord
- de conclusie van repliek
- de conclusie van dupliek.
2.De feiten
3.Het geschil
4.De beoordeling
- dagvaarding € 101,89
- griffierecht 476,00
- salaris gemachtigde
Rechtbank Limburg
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Limburg op 2 mei 2018 uitspraak gedaan in een geschil tussen de stichting Zowonen en een huurder. De huurder had vanaf 14 augustus 2012 een woning gehuurd van de stichting, maar deze woning werd gesloten door de burgemeester op basis van artikel 13b van de Opiumwet van 7 oktober 2013 tot 7 januari 2014. De stichting ontbond de huurovereenkomst op 6 januari 2014 en vorderde betaling van achterstallige huur, herstelkosten en buitengerechtelijke incassokosten van de huurder. De huurder voerde verweer en stelde dat hij niet verantwoordelijk was voor de huur tijdens de sluiting van de woning, omdat hij geen gebruik kon maken van de woning. De kantonrechter oordeelde dat de huurder verantwoordelijk blijft voor de huurpenningen, ook tijdens de sluiting, en dat hij zijn verplichtingen uit de huurovereenkomst moest nakomen. De kantonrechter wees de vordering van de stichting toe, met uitzondering van de buitengerechtelijke incassokosten, omdat niet kon worden vastgesteld dat de huurder de aanmaning had ontvangen. De huurder werd veroordeeld tot betaling van € 4.836,02, vermeerderd met wettelijke rente, en in de proceskosten van € 1.077,89.