In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Limburg op 25 april 2018 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een man en een vrouw, die eerder met elkaar gehuwd zijn geweest en samen drie minderjarige kinderen hebben. De man heeft de vrouw gedagvaard om de bestaande zorgregeling voor de jongste twee kinderen, [minderjarige 2] en [minderjarige 3], te handhaven, terwijl de vrouw deze zorgregeling had stopgezet. De vrouw voerde aan dat de omgang met de man niet in het belang van de kinderen was, onder andere vanwege beschuldigingen van intimidatie en psychische mishandeling door de man. De man ontkende deze beschuldigingen en stelde dat de vrouw hem zwart probeerde te maken. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de vrouw onvoldoende bewijs heeft geleverd voor haar claims en dat de zorgregeling in het belang van de kinderen moet worden nageleefd. De vrouw is veroordeeld om de zorgregeling na te komen, met een dwangsom van € 100,- per dag bij niet-nakoming, tot een maximum van € 5.000,-. De voorzieningenrechter heeft ook de proceskosten tussen partijen gecompenseerd.