[eisende partij] vordert – uitvoerbaar bij voorraad – het volgende:
I. Veilig Thuis te veroordelen binnen twee dagen na het in dezen te wijzen vonnis over te gaan tot sluiting van het dossier van [eisende partij] en het dossier gesloten te houden, zulks op straffe van een dwangsom van € 5.000 per dag, of dagdeel, dat Veilig Thuis hiermee in gebreke blijft;
II. Veilig Thuis te veroordelen in de proceskosten van [eisende partij] .
[eisende partij] stelt zich op het standpunt dat het onderzoek van Veilig Thuis onrechtmatig is jegens
hem. Veilig Thuis maakt een ongeoorloofde inbreuk op het in artikel 8 lid 1 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) verankerde recht op eerbiediging van zijn privéleven. Inmenging van Veilig Thuis is op basis van lid 2 van voornoemd artikel slechts toegestaan als dat bij wet is voorzien en in een democratische samenleving noodzakelijk is in het belang van de rechten en vrijheden van anderen. De inmenging moet daarenboven proportioneel zijn.
De huidige inmenging in het privéleven van [eisende partij] , op het moment waarop volledig duidelijk is dat de melding niet op basis van concrete gevaren maar op basis van wraak en frustratie is gedaan door mevrouw [X] , de ex-partner van [eisende partij] , is niet bij wet voorzien.
[eisende partij] stelt zich primair op het standpunt dat van een gerechtvaardigd vermoeden van huiselijk geweld en/of kindermishandeling nooit sprake is geweest. Er is weliswaar een melding gedaan bij Veilig Thuis, maar de inhoud van deze melding bevatte geen enkele concrete aanwijzing voor huiselijk geweld en/of kindermishandeling. De grondslag voor een onderzoek door Veilig Thuis als bedoeld in artikel 4.1.1 lid 2 van de Wet Maatschappelijke Ondersteuning 2015 (Wmo) en beschreven in hoofdstuk 8 Handelingsprotocol ontbreekt. De inbreuk op de privacy van [eisende partij] wordt dus niet gelegitimeerd door nationale wetgeving, waardoor deze inbreuk onrechtmatig is.
Subsidiair stelt [eisende partij] zich op het standpunt dat er weliswaar een vermoeden was op basis
waarvan nader onderzoek mocht plaatsvinden, maar dat dit vermoeden inmiddels weerlegd is door de recente uitlatingen van meldster [X] , die heeft toegegeven dat de melding uit wraak en frustratie werd gedaan en zij geen enkele concrete aanwijzing voor huiselijk geweld en/of kindermishandeling kan benoemen.
[eisende partij] stelt zich op het standpunt dat een pedofiele geaardheid en daaruit voortvloeiend recidivegevaar bij geen enkele(zeden-)delinquent voor 100 procent uitgesloten kan worden. Het zou getuigen van weinig professionaliteit als de voormalig behandelaars van [eisende partij] hun conclusies dermate stellig zouden presenteren. Dat neemt echter niet weg dat er een heel positief eindverslag van de behandeling ligt, waaruit blijkt dat [eisende partij] tijdens de behandeling een positieve ontwikkeling heeft doorgemaakt. Toch ziet Veilig Thuis in het eindverslag redenen voor haar onderzoek. Dit komt voort uit de redenering dat delictgedrag nooit volledig uitgesloten kan worden, maar met die redenering zou Veilig Thuis natuurlijk elke Nederlander aan een onderzoek kunnen onderwerpen. Dat is niet de bedoeling; ook niet bij strafrechtelijk veroordeelden. [eisende partij] heeft zijn straf uitgezeten en zijn behandeling goed afgerond. De proeftijd van [eisende partij] is tot een einde gekomen. Het is niet aan Veilig Thuis om deze proeftijd te verlengen. Veilig Thuis stelt opnieuw voorwaarden aan [eisende partij] , net als ten tijde van zijn strafrechtelijke proeftijd. [eisende partij] heeft het gevoel onder een vergrootglas te liggen en te moeten blijven aantonen dat hij geen gevaar vormt voor anderen. Die situatie is ongewenst.
Onjuist is dat [eisende partij] niet meewerkt aan het onderzoek van Veilig Thuis. [eisende partij] en zijn huidige partner mevrouw [Y] hebben begin september 2017 gehoor gegeven aan de uitnodiging van Veilig Thuis voor het ronde-tafel-overleg. De advocaat van [eisende partij] zond - op verzoek - de eindrapportage van Kairos toe aan Veilig Thuis. Aan andere verzoeken om het gesprek aan te gaan, heeft [eisende partij] geen gehoor gegeven. De reden daarvan is dat hij het eerste overleg, waarin [eisende partij] en [Y] direct werd opgedragen de ex-partner en kinderen van [Y] in te lichten over het verleden van [eisende partij] , allerminst als prettig heeft ervaren. Medewerking in dat stadium zou betekend hebben dat deze personen al in een vroeg stadium ingelicht werden, hoewel Veilig Thuis thans openlijk twijfelt of dit inlichten de veiligheid van de kinderen wel ten goede komt. Veilig Thuis bleek van begin af aan niet open te staan voor het argument van [eisende partij] dat de melding uit rancune gedaan werd, terwijl dat essentieel is bij de beantwoording van de vraag of het in de melding genoemde huiselijk geweld of kindermishandeling heeft plaatsgevonden.
Veilig Thuis stelt zich bij haar optreden op het standpunt dat het belang van het kind altijd voorop gesteld dient te worden. Anders dan Veilig Thuis doet vermoeden, is dit belang niet absoluut. Het is niet zo dat alle interventies van Veilig Thuis gelegitimeerd kunnen worden met de stelling dat het belang van het kind voorop staat. Interventies moeten, op basis van artikel 8 EVRM, proportioneel zijn. Van proportionaliteit is in deze geen sprake. Er is geen concrete melding gedaan, dus er is geen concreet gevaar voor de kinderen. Bij gebrek aan concreet gevaar, is de kleinste interventie al disproportioneel.