ECLI:NL:RBLIM:2018:3936

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
24 april 2018
Publicatiedatum
24 april 2018
Zaaknummer
03/659003-18
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte wegens onvoldoende bewijs van geweldsdelict

Op 1 januari 2018 vond er vroeg in de ochtend een geweldsincident plaats op de Kerkveldsweg Oost in Echt, waarbij het slachtoffer, aangeduid als [slachtoffer], een hersenkneuzing opliep. De verdachte, bijgestaan door zijn advocaat mr. M.J.M. Houben, werd beschuldigd van poging tot doodslag en andere geweldsdelicten. Tijdens de zitting op 10 april 2018 werden de standpunten van de officier van justitie en de verdediging gepresenteerd. De officier van justitie eiste bewezenverklaring van de poging tot doodslag, terwijl de verdediging pleitte voor integrale vrijspraak, stellende dat de verklaringen van het slachtoffer inconsistent waren en onvoldoende bewijs boden voor de betrokkenheid van de verdachte.

De rechtbank beoordeelde de verklaringen van het slachtoffer en getuigen. Het slachtoffer had in verschillende verklaringen tegenstrijdige informatie gegeven over de rol van de verdachte en de gebeurtenissen tijdens het geweldsincident. Getuigenverklaringen ondersteunden niet de stelling dat de verdachte actief betrokken was bij het geweld. De rechtbank concludeerde dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte te veroordelen voor de tenlastegelegde feiten. Daarom werd de verdachte vrijgesproken van alle beschuldigingen.

De benadeelde partij, [slachtoffer], had een schadevergoeding van 7.561,64 euro gevorderd, maar omdat de verdachte werd vrijgesproken, werd de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering. Het vonnis werd uitgesproken door de meervoudige kamer van de rechtbank Limburg op 24 april 2018.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Roermond
Strafrecht
Parketnummer: 03/659003-18
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 24 april 2018
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboortegegevens verdachte] ,
wonende te [adresgegevens verdachte] .
De verdachte wordt bijgestaan door mr. M.J.M. Houben, advocaat kantoorhoudende te Wessem.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 10 april 2018. De verdachte en zijn raadsvrouw zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte al dan niet samen met een ander of anderen:
  • primair: [slachtoffer] heeft geprobeerd te doden,
  • subsidiair: die [slachtoffer] zwaar letsel heeft toegebracht,
  • meer subsidiair: geprobeerd heeft die [slachtoffer] zwaar letsel toe te brengen,
  • meest subsidiair: openlijk geweld heeft gepleegd tegen die [slachtoffer] .

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde medeplegen van poging tot doodslag. Daartoe heeft zij aangevoerd – kort gezegd – dat de verklaringen van aangever onder meer ondersteund worden door de verklaring van de medeverdachte [medeverdachte] inhoudende dat hij geschopt en geslagen heeft, door de verklaring van getuige [getuige 1] die verklaarde dat sprake was van een vechtpartij tussen aangever en twee mannen, waarbij beide mannen ook schopten naar aangever, en enigszins door de verklaring van getuige [getuige 2] .
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft integrale vrijspraak bepleit. Daartoe heeft zij – kort gezegd – het volgende aangevoerd: De enige die verdachte belast is aangever, maar zijn verklaringen lopen uiteen en zijn tegenstrijdig. Uit de getuigenverklaringen komt duidelijk naar voren dat er geweld heeft plaatsgevonden tussen medeverdachte [medeverdachte] en aangever. Doorslaggevende betekenis dient te worden toegekend aan de verklaring van getuige [getuige 3] , die slechts één persoon heeft gezien die geweld heeft gebruikt. Kortom: uit geen enkel bewijsmiddel blijkt voldoende overtuigend dat verdachte actief betrokken is geweest bij de vechtpartij door te slaan of te schoppen.
3.3
De overwegingen en het oordeel van de rechtbank
Op 1 januari 2018 vond vroeg in de ochtend op de Kerkveldsweg Oost in Echt een geweldsincident plaats, waarbij [slachtoffer] onder meer een hersenkneuzing opliep. De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of de verdachte bij dit incident een strafrechtelijke betrokkenheid had. De verdachte ontkent stellig [slachtoffer] geschopt en/of geslagen te hebben.
Aangever [slachtoffer] verklaarde in eerste instantie – kort gezegd – dat hij door twee personen, waarvan hij een persoon herkende als medeverdachte [medeverdachte] , belaagd, geschopt en geslagen werd, waarbij de tweede persoon onder meer meermalen tegen zijn hoofd schopte (pg. 18). In tweede instantie verklaarde aangever – kort gezegd – zich niet meer alles te kunnen herinneren, 100% zeker te weten dat beide personen hem tegen het lichaam hebben getrapt toen hij op de grond was gevallen, in een worsteling terecht te zijn gekomen met beiden en te denken dat de tweede persoon hard tegen de rechterkant van zijn gezicht heeft geschopt omdat hij zich niet voor kan stellen dat iemand zo hard kan slaan en de tweede persoon aan de kant stond waar de klap vandaan kwam (pg. 27). In zijn derde verklaring verklaarde aangever dat de worsteling niet met beiden is geweest, maar alleen met medeverdachte [medeverdachte] , dat de harde trap door de verdachte is gedaan en dat hij niet meer weet wat er daarna is gebeurd (aanvullend verhoor d.d. 22 maart 2018).
De rechtbank moet vaststellen dat aangever niet geheel consistent is in zijn verklaring en dan vooral voor wat betreft de handelingen van de (tweede) persoon die de verdachte zou zijn. Uit de verklaring van aangever is verder af te leiden dat hij deels niet meer weet wat er precies is gebeurd. De politie heeft aangever ter plaatse ook verward aangetroffen, waarbij aangever niet kon vertellen wat er is gebeurd.
De rechtbank ziet zich dan voor de vraag gesteld of het dossier (voldoende) steunbewijs bevat voor de stelling dat ook de verdachte geschopt en/of geslagen heeft.
Diverse getuigen en medeverdachten zijn gehoord over wat er gebeurd zou zijn die ochtend. Getuigen [getuige 2] (pg. 106) en [getuige 6] (p. 127) hebben het slaan en/of schoppen niet gezien. Getuige [getuige 3] (pg. 109 e.v. en pg. 112 e.v.) verklaarde expliciet over één dader. Getuige [getuige 1] verklaarde in eerste instantie dat hij een vechtpartij tussen de twee mannen en de man met de hond (naar de rechtbank begrijpt: aangever) zag (pg. 119). Nadien verklaarde hij echter enkel dat hij twee jongens bij het latere slachtoffer heeft gezien en heeft gezien dat het slachtoffer later op de grond lag, maar verklaarde hij niet dat hij (een van) de twee jongens heeft zien slaan en/of schoppen (pg. 123). Medeverdachte [medeverdachte] verklaarde dat de verdachte alleen aangever van hem af heeft geduwd (pg. 145) en dat verdachte niet geschopt heeft (pg. 156). Medeverdachte [getuige 5] verklaarde eveneens niet gezien te hebben dat verdachte heeft geslagen of geschopt, doch dat hij enkel misschien geduwd heeft en geprobeerd heeft om zijn broer en aangever uit elkaar te halen (pg. 175-176). Tenslotte verklaarde medeverdachte [getuige 4] gezien te hebben dat verdachte zijn broertje van aangever probeerde af te halen (pg. 213).
Aldus biedt alleen de eerste verklaring van getuige [getuige 1] steun aan de stelling dat ook de verdachte een aandeel heeft gehad in de geweldshandelingen jegens aangever. Echter, die verklaring wordt in tweede instantie aanzienlijk genuanceerd; de getuige heeft eigenlijk niet gezien dat er geslagen en/of geschopt is door een van beide mannen. De andere getuigen hebben niet gezien wie geslagen en/of geschopt hebben, verklaren expliciet over één dader of, zoals de medeverdachten, verklaren juist ontlastend over de rol van de verdachte inhoudende dat hij zijn broer heeft proberen weg te halen bij aangever.
Alles overziend is de rechtbank van oordeel dat de verklaring van aangever dat hij door twee personen, waaronder de verdachte, is geschopt en geslagen, onvoldoende steun vindt in de rest van het dossier. De rechtbank acht dan ook niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte aangever geschopt en/of geslagen heeft, dan wel op een andere wijze betrokken is geweest bij de geweldpleging jegens aangever dat hem daarvan ook strafrechtelijk een verwijt kan worden gemaakt.
De rechtbank zal de verdachte daarom vrijspreken van het ten laste gelegde.

4.De benadeelde partij

De benadeelde partij [slachtoffer] vordert een schadevergoeding van 7.561,64 euro.
Nu de verdachte ter zake van het ten laste gelegde handelen waardoor de gestelde schade veroorzaakt zou zijn, wordt vrijgesproken, kan de benadeelde partij in de vordering niet worden ontvangen en zal de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering.

5.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt de verdachte vrij van het tenlastegelegde;
Benadeelde partij
  • verklaart de benadeelde partij [slachtoffer] niet-ontvankelijk in zijn vordering;
  • veroordeelt de benadeelde partij in de kosten, door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, begroot tot heden op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. C. Wapenaar, voorzitter, mr. E.H.A.F.M. Krol en
mr. A.M. Koster-van der Linden, rechters, in tegenwoordigheid van mr. O.A.G. Corten, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 24 april 2018.
Buiten staat
mr. C. Wapenaar en mr. A.M. Koster-van der Linden zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE I: De tenlastelegging.
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 1 januari 2018 in de gemeente Echt-Susteren, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven, die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal, (tegen het hoofd) heeft geslagen en/of getrapt, ook terwijl genoemde [slachtoffer] op de grond lag, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden, dat:
hij op of omstreeks 1 januari 2018 in de gemeente Echt-Susteren, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een hersenkneuzing en/of kleine bloeduitstortingen in de hersenen, heeft toegebracht, door die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal, (tegen het hoofd) te slaan en/of te trappen, ook terwijl genoemde [slachtoffer] op de grond lag;
meer subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden, dat:
hij op of omstreeks 1 januari 2018 in de gemeente Echt-Susteren, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal, (tegen het hoofd) heeft geslagen en/of getrapt, ook terwijl genoemde [slachtoffer] op de grond lag, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
meest subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden, dat:
hij op of omstreeks 1 januari 2018 in de gemeente Echt-Susteren, op de Kerkveldsweg Oost, in elk geval op of aan de openbare weg, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon te weten [slachtoffer] door die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal, (tegen het hoofd) te slaan en/of te trappen, ook terwijl genoemde [slachtoffer] op de grond lag.