Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
1.De procedure
2.De feiten
3.Het verzoek
4.De beoordeling
art. 7:669 lid 3, onderdeel e, BW is aan te merken.
5.De beslissing
1 juni 2018;
Rechtbank Limburg
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Limburg op 24 april 2018 uitspraak gedaan in een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst tussen de besloten vennootschap Balanz facilitair B.V. en de verwerende partij, een schoonmaakster. De verwerende partij was niet verschenen op de zittingen, ondanks dat zij bij exploot was opgeroepen. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de verwerende partij, die sinds 6 december 2012 in dienst was bij Balanz, zich op 20 november 2017 ziek had gemeld en sindsdien niet meer had gereageerd op verzoeken van de werkgever om contact op te nemen. Dit gebrek aan communicatie en het niet verschijnen op de werkplek werd door de kantonrechter aangemerkt als verwijtbaar handelen van de werknemer.
De kantonrechter heeft geoordeeld dat er sprake was van een redelijke grond voor ontbinding van de arbeidsovereenkomst op basis van artikel 7:669 lid 3 BW, specifiek de e-grond, die verwijst naar verwijtbaar handelen of nalaten van de werknemer. De kantonrechter heeft de arbeidsovereenkomst ontbonden met ingang van 1 juni 2018 en de verwerende partij veroordeeld in de proceskosten, die tot dat moment waren begroot op € 184,65. De beslissing is openbaar uitgesproken door mr. P. Hoekstra.