ECLI:NL:RBLIM:2018:3926

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
24 april 2018
Publicatiedatum
24 april 2018
Zaaknummer
6725271 AZ VERZ 18-18
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding van de arbeidsovereenkomst op e-grond wegens verwijtbaar handelen van de werknemer

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Limburg op 24 april 2018 uitspraak gedaan in een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst tussen de besloten vennootschap Balanz facilitair B.V. en de verwerende partij, een schoonmaakster. De verwerende partij was niet verschenen op de zittingen, ondanks dat zij bij exploot was opgeroepen. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de verwerende partij, die sinds 6 december 2012 in dienst was bij Balanz, zich op 20 november 2017 ziek had gemeld en sindsdien niet meer had gereageerd op verzoeken van de werkgever om contact op te nemen. Dit gebrek aan communicatie en het niet verschijnen op de werkplek werd door de kantonrechter aangemerkt als verwijtbaar handelen van de werknemer.

De kantonrechter heeft geoordeeld dat er sprake was van een redelijke grond voor ontbinding van de arbeidsovereenkomst op basis van artikel 7:669 lid 3 BW, specifiek de e-grond, die verwijst naar verwijtbaar handelen of nalaten van de werknemer. De kantonrechter heeft de arbeidsovereenkomst ontbonden met ingang van 1 juni 2018 en de verwerende partij veroordeeld in de proceskosten, die tot dat moment waren begroot op € 184,65. De beslissing is openbaar uitgesproken door mr. P. Hoekstra.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: 6725271 AZ VERZ 18-18
Beschikking van de kantonrechter van 24 april 2018
MD
in de zaak van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
balanz facilitair b.V.,
gevestigd te Heerlen,
verzoekende partij,
vertegenwoordigd door [naam manager P&O] (manager P&O),
tegen:
[verweerster],
thans wonend aan de [adres] ,
[woonplaats] ,
verwerende partij,
niet verschenen.
Partijen zullen hierna Balanz en [verweerster] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- een op 12 maart 2018 ter griffie ontvangen verzoekschrift met producties;
- de mondelinge behandeling op 10 april 2018 alwaar [verweerster] niet is verschenen en [naam manager P&O] een schriftelijke machtiging van directeur [naam directeur] van Balanz heeft overgelegd om Balanz in dit geschil te vertegenwoordigen;
- het bij exploot betekende verzoekschrift met producties;
- de voortgezette mondelinge behandeling op 19 april 2018 alwaar [verweerster] wederom niet is verschenen.
1.2.
Ten slotte is beschikking bepaald.

2.De feiten

2.1.
[verweerster] , geboren op [geboortedatum] , is op 6 december 2012 krachtens arbeidsovereenkomst voor thans onbepaalde tijd bij Balanz in dienst getreden als schoonmaakster tegen een uurloon van laatstelijk € 11,58 bruto.
2.2.
Op 20 november 2017 heeft [verweerster] zich ziek gemeld.
2.3.
In de periode na die ziekmelding heeft de objectleider van Balanz ( [naam objectleider] ) meerdere malen getracht telefonisch contact te krijgen met [verweerster] , zonder resultaat.
2.4.
Bij brief van 4 december 2017 is [verweerster] verzocht om contact op te nemen met de objectleider. [verweerster] heeft geen contact opgenomen.
2.5.
Op 7 december 2017 is de objectleider op huisbezoek gegaan, maar [verweerster] is niet aangetroffen. Bij brief van 8 december 2017 is [verweerster] nogmaals verzocht om contact op te nemen met de objectleider. Ook is aangegeven dat de betaling van het loon wordt opgeschort indien [verweerster] niet reageert. [verweerster] heeft wederom geen contact opgenomen met Balanz.
2.6.
Bij brief van 14 december 2017 is de aangekondigde loonopschorting aan [verweerster] bevestigd en wederom – zonder resultaat – gevraagd om contact op te nemen met de objectleider. Ook op een brief van 19 januari 2018 heeft [verweerster] niet gereageerd.
2.7.
Bij brief van 6 maart 2018 heeft Balanz nogmaals met klem aan [verweerster] verzocht om contact op te nemen en aangekondigd dat – bij het uitblijven van een reactie van [verweerster] – een ontslagprocedure in gang wordt gezet.

3.Het verzoek

3.1.
Balanz verzoekt om de tussen partijen bestaande arbeidsovereenkomst te ontbinden, wegens ‘verwijtbaar handelen en/of nalaten’ van [verweerster] [de kantonrechter begrijpt: de e-grond als bedoeld in art. 7:669 lid 3 BW].

4.De beoordeling

4.1.
Vooropgesteld wordt dat door de betekening van het verzoekschrift bij exploot, [verweerster] in ieder geval in kennis moet zijn gesteld van het tegen haar gerichte verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst en de datum waarop de voortgezette mondelinge behandeling van dat verzoek zou plaatsvinden. Op grond daarvan kan tegen de niet verschenen [verweerster] verstek verleend worden.
4.2.
Ondanks de ziekmelding van [verweerster] , is niet gebleken dat het onderhavige verzoek daarmee verband houdt. Evenmin is gebleken dat er bijzondere opzegverboden als bedoeld in art. 7:670 BW of met deze opzegverboden naar aard en strekking vergelijkbare opzegverboden in een ander wettelijk voorschrift gelden.
4.3.
[verweerster] heeft geen verweer gevoerd tegen de verzochte ontbinding van de arbeidsovereenkomst op de ‘e-grond’, zodat strikt genomen alleen al daarom de ontbinding op die grond kan worden uitgesproken. Daar komt bij dat het vanaf 4 december 2017 door de werknemer op geen enkele wijze reageren op verzoeken van de werkgever om met haar in contact te treden en het vanaf die datum zonder enig bericht van verhindering niet meer verschijnen op de werkplek, als verwijtbaar handelen en/of nalaten in de zin van
art. 7:669 lid 3, onderdeel e, BW is aan te merken.
4.4.
Het vorenstaande brengt mee dat er sprake is van een redelijke grond voor ontbinding als bedoeld in art. 7:671b lid 1, onderdeel a, BW, in verbinding met art. 7:669 lid 1 en 3, onderdeel e, BW. Het al dan niet kunnen herplaatsen van de werknemer speelt, gelet
op de grond van de ontbinding van de arbeidsovereenkomst, geen rol.
4.5.
Volgens artikel 7:671b lid 8, onderdeel a, BW geldt dat voor de ontbindingsdatum rekening dient te worden gehouden met de geldende opzegtermijn, door het einde van de arbeidsovereenkomst te bepalen op het tijdstip waarop de arbeidsovereenkomst bij regelmatige opzegging zou zijn geëindigd, waarbij de duur van de ontbindingsprocedure in mindering wordt gebracht, met een minimum van één maand. Dit leidt ertoe dat de arbeidsovereenkomst tussen partijen met ingang van 1 juni 2018 wordt ontbonden.
4.6.
Aangezien er aan de ontbinding van de arbeidsovereenkomst geen vergoeding wordt verbonden, behoeft Balanz niet in de gelegenheid te worden gesteld om haar verzoek in te trekken en kan aanstonds eindbeschikking worden gegeven.
4.7.
[verweerster] dient als de geheel in het ongelijk gestelde partij te worden veroordeeld in de proceskosten. Die kosten worden aan de zijde van Balanz tot op heden begroot op € 184,65 (zijnde € 119,00 aan griffierecht plus € 65,65 kosten betekening verzoekschrift). Er wordt geen salaris gemachtigde toegekend, nu Balanz is vertegenwoordigd door haar manager P&O.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
ontbindt de tussen partijen bestaande arbeidsovereenkomst met ingang van
1 juni 2018;
5.2.
veroordeelt [verweerster] tot betaling van de proceskosten aan de zijde van Balanz gerezen en tot op heden begroot op € 184,65.
Deze beschikking is gegeven door mr. P. Hoekstra en is in het openbaar uitgesproken.