ECLI:NL:RBLIM:2018:3875

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
12 april 2018
Publicatiedatum
23 april 2018
Zaaknummer
248154 HA RK 18-85
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van wrakingsverzoeken tegen rechters van de rechtbank Limburg

In deze zaak heeft de wrakingskamer van de rechtbank Limburg op 12 april 2018 een beslissing genomen op een verzoek tot wraking van alle leden van de wrakingskamer door de verzoeker. De verzoeker heeft eerder wrakingsverzoeken ingediend tegen verschillende rechters, waaronder mr. D.J.E. Hamers-Aerts, en heeft nu mr. J.W. Rijksen en mr. M.B.T.G. Steeghs gewraakt, die beide deel uitmaken van de wrakingskamer. De wrakingskamer overweegt dat het niet te vermijden is dat verzoeker wordt beoordeeld door rechters die eerder over zijn verzoeken hebben geoordeeld. De wrakingskamer concludeert dat deze omstandigheid op zichzelf niet voldoende is om te concluderen dat de rechters niet onpartijdig zijn. Het verzoek tot wraking wordt afgewezen op grond van artikel 9.1, onder d, van het wrakingsprotocol wegens kennelijke niet-ontvankelijkheid. De procedure voor de behandeling van het verzoek tot wraking van mr. Hamers-Aerts zal worden voortgezet in de eerste wrakingskamer.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG
Zittingsplaats Roermond
Wrakingskamer
Zaaknummer: 248154 HA RK 18-85
Beslissing van de meervoudige kamer belast met de behandeling van wrakingsverzoeken van 12 april 2018
in de zaak van:
[verzoeker], wonende te [woonplaats verzoeker] aan de [adres verzoeker] ,
hierna genoemd: verzoeker,
indiener van verzoeken die strekken tot wraking van mr. J.W. Rijksen en mr. M.B.T.G. Steeghs, beiden rechter in deze rechtbank, en beiden lid van de wrakingskamer belast met de beoordeling van het door verzoeker ingediende wrakingsverzoek strekkende tot wraking van mr. D.J.E. Hamers-Aerts. Het wrakingsverzoek is voorts gericht tegen alle rechters van de wrakingskamer in de rechtbank Limburg.

1.Procesverloop

1.1.
Verzoeker heeft voorafgaand aan de behandeling van het wrakingsverzoek gericht tegen bestuursrechter mr. D.J.E. Hamers op 27 maart 2018 twee leden van de wrakingskamer, mr. Rijksen en mr. Steeghs voornoemd, als ook alle rechters van de wrakingskamer in de rechtbank Limburg gewraakt.
1.2.
De leden van de wrakingskamer hebben niet in de wraking berust.

2.De gronden voor het wrakingsverzoek

2.1.
Verzoeker voert als grond voor de wraking aan dat mr. J.W. Rijksen en mr. M.B.T.G. Steeghs in een eerder door verzoeker ingediend wrakingsverzoek – strekkende tot wraking van bestuursrechter mr. K.M.P. Jacobs – deel uit hebben gemaakt van de wrakingskamer die over dit verzoek negatief heeft geoordeeld. Daarnaast voert verzoeker aan dat zijn wrakingsverzoek tevens is gericht tegen alle rechters van de wrakingskamer in de rechtbank Limburg. Naar het oordeel van verzoeker zijn al deze rechters partijdig en bestaat er een grote vriendschap tussen de rechters. Verzoeker acht om die reden het inschakelen van een andere rechtbank, bijvoorbeeld de rechtbank Utrecht (de wrakingskamer leest: Midden-Nederland), geïndiceerd.

3.De beoordeling

3.1.
De wrakingskamer stelt vast dat de door verzoeker ingediende wrakingsverzoeken niet enkel gericht zijn tegen mr. J.W. Rijksen en mr. M.B.T.G. Steeghs, maar ook tegen de overige leden van de wrakingskamer in de rechtbank Limburg.
3.2.
De wrakingskamer zal de onderhavige verzoeken tot wraking onder verwijzing naar artikel 9.1, onder h, van het wrakingsprotocol rechtbank Limburg (hierna: het wrakingsprotocol) wegens kennelijke niet-ontvankelijkheid zonder behandeling ter zitting aanstonds afwijzen nu het verzoeken tot wraking van (twee leden van) de wrakingskamer betreft en het berust op feiten of omstandigheden die voor elke wrakingskamer – in welke samenstelling dan ook – gelden. De wrakingskamer neemt hierbij aanmerking dat het gelet op de bezetting van de wrakingskamer van de rechtbank Limburg en de veelheid aan wrakingsverzoeken die de laatste jaren door verzoeker zijn ingediend, niet (meer) kan worden voorkomen dat een wrakingsverzoek van verzoeker wordt behandeld door een wrakingskamer waarin leden zitten die reeds eerder over een wrakingsverzoek van verzoeker hebben geoordeeld. Deze (enkele) omstandigheid is evenwel onvoldoende om het vermoeden te wettigen dat de betrokken leden ten aanzien van het door hen te behandelen wrakingsverzoek niet onpartijdig of onafhankelijk zijn, dan wel dat het onderhavige wrakingsverzoek aan de wrakingskamer van een andere rechtbank dient te worden voorgelegd.
Voor zover het wrakingsverzoek is gericht tegen alle rechters van de rechtbank Limburg, dient dit op grond van artikel 9.1, onder d, van het wrakingsprotocol wegens kennelijke niet-ontvankelijkheid te worden afgewezen.

4.Beslissing:

De wrakingskamer van de rechtbank Limburg:
- wijst de wrakingsverzoeken af;
- bepaalt dat de procedure ter behandeling van het verzoek tot wraking van mr. Hamers-Aerts wordt voortgezet ten overstaan van de eerste wrakingskamer.
Deze beslissing is gegeven door mr. R.M.M. Kleijkers, voorzitter, en mr. R.A.J. van Leeuwen en mr. J.J.M. Wassenberg, leden, bijgestaan door P.J.C. Hendriks als griffier en in het openbaar uitgesproken op 12 april 2018.
type: ph
coll:
Tegen deze beslissing staat geen gewoon rechtsmiddel open.