In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Limburg op 25 april 2018 uitspraak gedaan in een geschil tussen Unigarant N.V. en een gedaagde partij over de totstandkoming van een reisverzekering. De eisende partij, Unigarant, vorderde betaling van € 38,80 aan premie, vermeerderd met wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten van € 48,40, alsook veroordeling van de gedaagde partij in de proceskosten. De gedaagde partij had op 26 augustus 2013 de ANWB-winkel in Venlo bezocht en beweerde dat er geen overeenkomst tot stand was gekomen, omdat zij niet in staat was om contant te betalen en niet terug was gekomen om de verzekering af te sluiten.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedaagde partij op de genoemde datum de winkel heeft bezocht en dat er een polis aanvraagformulier is opgemaakt. De rechter oordeelde dat de gedaagde partij door haar intentie om contant te betalen, te kennen gaf de verzekeringsovereenkomst te aanvaarden. Hierdoor is er volgens de rechter wel degelijk een overeenkomst tot stand gekomen. De vordering van Unigarant tot betaling van de premie en de buitengerechtelijke incassokosten werd toegewezen.
De gedaagde partij had ook een vordering ingediend voor vergoeding van tijdverzuimkosten, maar deze werd afgewezen omdat het geen zelfstandige vordering betrof. De kantonrechter heeft de gedaagde partij veroordeeld tot betaling van het verschuldigde bedrag aan Unigarant, vermeerderd met de wettelijke rente, en in de proceskosten van Unigarant, die op € 277,40 zijn begroot. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.