Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
1.De procedure
- de dagvaarding
- de conclusie van antwoord
- de conclusie van repliek
- de conclusie van dupliek.
2.De feiten
3.Het geschil
4.De beoordeling
- dagvaarding € 101,05
- griffierecht 117,00
- salaris gemachtigde
Rechtbank Limburg
In deze zaak vorderde de ziektekostenverzekeraar VGZ Zorgverzekeraar N.V. betaling van een bedrag van € 500,00 van de gedaagde partij, die met ingang van 11 november 2015 verzekerd was bij de eisende partij. De gedaagde had een betalingsachterstand opgebouwd, waarvoor eerder een betalingsregeling was getroffen. De eisende partij stelde dat de gedaagde een achterstand had van € 650,98, bestaande uit onbetaalde premies en declaraties. De gedaagde betwistte de verschuldigdheid van het bedrag en stelde dat zij de declaraties niet had ontvangen.
De kantonrechter oordeelde dat de gedaagde partij onvoldoende onderbouwing had gegeven voor haar verweer. De kantonrechter wees de vordering van de eisende partij toe, omdat de gedaagde niet had aangetoond dat zij de verschuldigde premie over december 2016 had betaald. Daarnaast werd het verweer van de gedaagde, dat zij niet bekend was met de declaraties, als onvoldoende gemotiveerd beschouwd. De kantonrechter oordeelde dat de eisende partij haar vordering voldoende had onderbouwd en dat de gedaagde partij als in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten werd veroordeeld.
Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en de gedaagde werd veroordeeld tot betaling van het gevorderde bedrag, vermeerderd met wettelijke rente en proceskosten.