ECLI:NL:RBLIM:2018:3862

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
25 april 2018
Publicatiedatum
20 april 2018
Zaaknummer
04 6410209 \ CV EXPL 17-8318
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van factuur en afwijzing van advocaatkosten in geschil over opdrachtverlening

In deze zaak vordert de besloten vennootschap EVENT SUPPORT HOLLAND B.V. (ESH) betaling van een factuur van € 1.833,15 van de gedaagde partij, die volgens ESH opdracht heeft gegeven voor het plaatsen van reclameborden. De gedaagde partij betwist de opdracht en stelt dat hij deze namens mevrouw [X] heeft gegeven, die eigenaar was van een dansschool. De kantonrechter heeft vastgesteld dat ESH de opdracht correct heeft uitgevoerd en dat er geen bewijs is dat de gedaagde partij namens mevrouw [X] heeft gehandeld. De kantonrechter wijst de vordering van ESH tot betaling van de hoofdsom toe, maar wijst de vordering tot betaling van volledige advocaatkosten af, omdat er geen sprake is van misbruik van procesrecht. De gedaagde partij wordt veroordeeld in de proceskosten van ESH, die zijn begroot op € 852,02. Het vonnis is uitgesproken op 25 april 2018 door kantonrechter G.M.P. Brouns.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG
Burgerlijk recht
Zittingsplaats Roermond
Zaaknummer: 6410209 \ CV EXPL 17-8318
Vonnis van de kantonrechter van 25 april 2018
in de zaak van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid EVENT SUPPORT HOLLAND B.V.,
gevestigd te Woerden,
eisende partij,
gemachtigde mr. H.D.S. Lasonder,
tegen:
[gedaagde partij] , h.o.d.n. [handelsnaam gedaagde partij],
wonend [adres gedaagde partij] ,
[woonplaats gedaagde partij] ,
gedaagde partij,
procederende in persoon.
Partijen worden hierna ESH en [gedaagde partij] genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de conclusie van antwoord
- de conclusie van repliek en
- de conclusie van dupliek.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.Het geschil

2.1.
ESH vordert – samengevat – veroordeling van [gedaagde partij] tot betaling van € 2.179,05 vermeerderd met rente en kosten.
2.2.
ESH stelt daartoe dat [gedaagde partij] op 21 juni 2017 opdracht heeft gegeven voor het plaatsen van een aantal reclameborden gedurende een periode van vier weken, dat ESH die opdracht heeft uitgevoerd en dat zij op 15 augustus 2018 aan [gedaagde partij] een factuur heeft toegezonden ten bedrage van € 1.833,15. ESH stelt verder dat [gedaagde partij] ondanks aanmaning daartoe in gebreke is gebleven met de betaling van de factuur.
2.3.
[gedaagde partij] voert verweer. [gedaagde partij] betwist dat hij opdracht heeft gegeven voor de plaatsing van reclameborden. Volgens [gedaagde partij] heeft hij de opdracht namens en ten behoeve van mevrouw [X] gegeven. Ten tijde van het geven van de opdracht was mevrouw [X] immers eigenaar van [bedrijfsnaam dansschool] en handelde zij tevens onder de naam [handelsnaam mevrouw X] . [gedaagde partij] verwijst naar een tweetal schriftelijke getuigenverklaringen.
2.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

3.De beoordeling

3.1.
Allereerst stelt de kantonrechter vast dat ESH de aan haar gegeven opdracht correct heeft uitgevoerd en de overeengekomen prijs ten bedrage van € 1.833,15 in rekening heeft gebracht.
3.2.
Het verweer van [gedaagde partij] komt er op neer dat hij als tussenpersoon heeft gehandeld en de overeenkomst tot opdracht voor en namens mevrouw [X] heeft gesloten, die destijds dansschool [bedrijfsnaam dansschool] dreef. Volgens [gedaagde partij] dient mevrouw [X] de factuur te betalen. Dat verweer slaagt niet. Uit de overgelegde e-mailcorrespondentie met betrekking tot de totstandkoming van de overeenkomst blijkt niet dat [gedaagde partij] voor en namens mevrouw [X] optrad en dat hij door haar was gevolmachtigd om namens haar een overeenkomst tot opdracht te sluiten. In het geval [gedaagde partij] de overeenkomst voor en namens mevrouw [X] sloot, had het op de weg van [gedaagde partij] gelegen om dit ondubbelzinnig aan ESH mee te delen. Nu niet van een dergelijke mededeling is gebleken mocht ESH er op vertrouwen dat [gedaagde partij] voor zichzelf handelde. Er zijn ook geen aanknopingspunten voorhanden waaruit ESH moest afleiden dat [gedaagde partij] niet voor zichzelf, maar voor en namens mevrouw [X] handelde. De door [gedaagde partij] overgelegde getuigenverklaringen van medewerkers van mevrouw [X] , waarin wordt verklaard dat die medewerkers hebben gehoord dat mevrouw [X] aan [gedaagde partij] opdracht dan wel toestemming heeft gegeven om met ESH een overeenkomst te sluiten, doen niet ter zake nu [X] het geven van die opdracht niet heeft bekrachtigd.
3.3.
Nu geen aanknopingspunt voorhanden is dat [gedaagde partij] voor en namens mevrouw [X] de overeenkomst tot opdracht heeft gesloten, acht de kantonrechter geen termen aanwezig [gedaagde partij] toe te laten tot nadere bewijslevering.
3.4.
Gelet op het vorenstaande kunnen de door ESH gevorderde hoofdsom ad
€ 1.833,15 en de wettelijke rente worden toegewezen.
3.5.
De mee gevorderde buitengerechtelijke incassokosten zullen worden afgewezen. [gedaagde partij] heeft immers van meet af aan de vordering betwist zodat incassomaatregelen zinloos waren.
3.6.
Met betrekking tot de vordering van ESH om de volledige advocaatkosten te betalen oordeelt de kantonrechter als volgt. Deze vordering is alleen toewijsbaar in geval sprake is van misbruik van procesrecht of onrechtmatig handelen. Daarvan is pas sprake als het innemen van een standpunt, gelet op de evidente ongegrondheid ervan, in verband met de betrokken belangen van de wederpartij achterwege had behoren te blijven. Hiervan kan eerst sprake zijn als gedaagde zijn standpunt baseert op feiten en omstandigheden waarvan hij de onjuistheid kende dan wel behoorde te kennen of op stellingen waarvan hij op voorhand moest begrijpen dat deze geen kans van slagen hadden (HR 29 juni 2007, ECLI:NL:HR:2007:BA3516, NJ 2007/353). Bij het aannemen van misbruik van procesrecht of onrechtmatig handelen door het aanspannen van of verweer voeren in een procedure past terughoudendheid, gelet op het recht op toegang tot de rechter dat mede gewaarborgd wordt door art. 6 EVRM.
3.7.
Anders dan ESH is de kantonrechter van oordeel dat in dit geval aan bovengenoemd criterium niet wordt voldaan. De vordering is immers niet ingesteld door [gedaagde partij] . Van misbruik van procesrecht kan derhalve geen sprake zijn. Niet gezegd kan worden dat [gedaagde partij] verweer in strijd met de waarheid heeft gevoerd. Het verweer is alleen niet gehonoreerd. Evenmin kan gezegd worden dat [gedaagde partij] onrechtmatig tegenover ESH heeft gehandeld. ESH heeft dat ook niet onderbouwd.
3.8.
Wel zal [gedaagde partij] als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van deze procedure. De kosten aan de zijde van ESH worden begroot op:
dagvaarding 82,02
griffierecht 470,00
salaris gemachtigde
300,00(2 x tarief € 150,00)
totaal € 852,02.
3.9.
De mee gevorderde nakosten zullen worden toegewezen zoals hierna in het dictum van dit vonnis te vermelden.

4.De beslissing

De kantonrechter
4.1.
veroordeelt [gedaagde partij] om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan ESH te betalen een bedrag van € 1.846,34 vermeerderd met de wettelijke rente over € 1.833,15 vanaf 28 september 2017 tot de dag van volledige betaling,
4.2.
veroordeelt gedaagde partij in de proceskosten aan de zijde van eisende partij gevallen en tot op heden begroot op € 852,02, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW met ingang van de vijftiende dag na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling
4.3.
veroordeelt [gedaagde partij] onder de voorwaarde dat deze niet binnen 2 weken na aanschrijving door ESH volledig aan dit vonnis voldoet, in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op:
- € 75,00 aan salaris gemachtigde, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW met ingang van de vijftiende dag na aanschrijving,
- te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van het vonnis, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW met ingang van de vijftiende dag na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
4.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
4.5.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.M.P. Brouns, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken.
type: FL
coll: plg