ECLI:NL:RBLIM:2018:3856

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
23 april 2018
Publicatiedatum
20 april 2018
Zaaknummer
03/700485-17
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Zware mishandeling met een glas in de uitgaanssituatie

Op 27 december 2017 vond er een gewelddadig voorval plaats in Heerlen, waarbij de verdachte, een 37-jarige man, het slachtoffer met een glas in de bovenarm en het gezicht sloeg. De rechtbank Limburg oordeelde dat de verdachte schuldig was aan zware mishandeling, maar sprak hem vrij van poging tot doodslag. De rechtbank achtte niet bewezen dat de verdachte opzet had om het slachtoffer te doden, ondanks de ernstige verwondingen die het slachtoffer opliep, waaronder een blijvend litteken in zijn gezicht. De verdachte had zich met een glas gewapend en riep de naam van het slachtoffer om hem te confronteren. De rechtbank concludeerde dat de verdachte niet bewust de aanmerkelijke kans op de dood van het slachtoffer had aanvaard, maar dat hij wel opzettelijk zwaar lichamelijk letsel had toegebracht. De verdachte werd veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van zeven maanden. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals zijn spijt en schuldbesef, en de houding van het slachtoffer, die begrip toonde voor de verdachte. De benadeelde partij vorderde schadevergoeding, die gedeeltelijk werd toegewezen.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
Parketnummer: 03/700485-17
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 23 april 2018
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboortegegevens verdachte] ,
wonende te [adresgegevens verdachte] .
De verdachte wordt bijgestaan door mr. L.J.L.M. Dacier, advocaat kantoorhoudende te Heerlen.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 9 april 2018. De verdachte, zijn raadsman en de benadeelde partij en zijn raadsvrouw zijn verschenen. Zij hebben allen hun standpunten kenbaar gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte met een (gebroken) glas in de arm en het gezicht van [slachtoffer] heeft gestoken. Dit is primair ten laste gelegd als poging doodslag, subsidiair als zware mishandeling en meer subsidiair als poging zware mishandeling.

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het feit in de primaire variant bewezen. De verdachte had voorwaardelijk opzet op de dood. Hij heeft zich bewust bewapend met een stevig glas, waarmee hij het slachtoffer met kracht heeft geslagen. Hij heeft het slachtoffer daarbij flink verwond in zijn schouder en in zijn gezicht, net boven de hals. Als het slachtoffer de aanval niet met zijn arm en schouder had afgeweerd, had het gevolg van die aanval fataal kunnen zijn.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman stelt zich op het standpunt dat de verdachte geen opzet heeft gehad, ook geen voorwaardelijk opzet, om [slachtoffer] te doden. Het slachtoffer is in zijn wang geraakt, meerdere centimeters van de hals verwijderd. Met dit letsel kan geen levensbedreigende situatie ontstaan.
3.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
Wat is er gebeurd op 27 december 2017?
Op 27 december 2017 was [slachtoffer] in de [naam bar] in Heerlen. Hij liep met [getuige 1] en [getuige 2] naar buiten, naar de auto van [getuige 1] . Toen hij naast de auto stond, hoorde hij dat iemand zijn naam riep. Hij draaide zich om en zag dat [verdachte] achter hem stond. Hij zag iets op zich afkomen en probeerde zich daarvan af te wenden. Daarbij hief hij zijn linkerarm op om zijn hoofd te beschermen. Hij voelde een klap aan de linkerkant van zijn gezicht en zag daarna dat zijn kleding helemaal nat was van het bloed en dat er bloed van zijn gezicht gutste. Hij hoorde dat [verdachte] naar hem riep: “Jij hebt mijn wijf geneukt”. [2]
De verdachte, [verdachte] , heeft verklaard dat hij [slachtoffer] naar buiten zag lopen en hem wilde aanspreken omdat hij een relatie met zijn vriendin had gehad. De verdachte was flink aangeschoten. Hij nam een glas mee naar buiten om zich veiliger te voelen. Eenmaal buiten riep hij: “ [slachtoffer] , [slachtoffer] ” en zag dat [slachtoffer] zijn kant op kwam en naar voren bewoog. Toen sloeg hij dat glas in zijn gezicht. Hij richtte op het hoofd van [slachtoffer] . Toen zei hij: “En was het lekker, mijn wijf neuken?”. [3]
Wat is er gezegd over de mogelijke bedoeling van de verdachte?
Getuige [getuige 2] heeft verklaard dat zij de verdachte, nadat hij had geslagen, heeft weggeduwd en hem daarna vroeg waar hij mee bezig was. Hierop zei de verdachte: “Het is dat ik geen pistool bij me heb” en: “Hij moet dood”. [4] Getuige [getuige 1] heeft verklaard dat [verdachte] en [slachtoffer] over en weer onder meer riepen: “Ik maak je kapot”. [5]
[slachtoffer] heeft gezegd dat de arts in het ziekenhuis tegen hem gezegd heeft dat als hij 10 centimeter lager gestoken was, het anders afgelopen zou zijn. De snee in mijn linkerbovenarm heeft mij gered, als ik de slag niet had afgeweerd, was ik in mijn nek gestoken, aldus [slachtoffer] . [6]
Geconfronteerd met de foto’s van het gezicht van het slachtoffer, heeft de verdachte verklaard: “(…) dit was niet mijn bedoeling geweest, echt niet (…)” en over het moment zelf: “Toen ik het bloed zag, werd ik pas wakker en dacht ik van ooooo”. [7]
Wat is het letsel?
[slachtoffer] heeft aangeven dat hij zes inwendige hechtingen in zijn mond heeft, dertien aan de buitenkant, twee bij een kleinere snee op zijn wang en nog een stuk of vijf op zijn bovenarm. Hij gaat ervan uit dat hij de rest van zijn leven littekens heeft in zijn gezicht. In het ziekenhuis zijn stukken glas uit zijn wang gehaald. [8] Ook heeft hij aangegeven dat hij op 7 februari 2018 voor de derde keer geopereerd zou gaan worden, omdat er mogelijk nog een stukje glas in zijn gezicht zit, om een zenuw uit een ander deel van zijn lichaam te halen en in zijn gezicht te plaatsen en om het litteken te proberen te verkleinen. [9]
Tussenconclusie
Op grond van het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte achter [slachtoffer] aan naar buiten is gelopen met een glas in zijn hand, eenmaal buiten de naam van [slachtoffer] heeft geroepen, waardoor die zich naar hem heeft toegedraaid en dat de verdachte vervolgens met het glas dat hij in zijn handen had, met kracht tegen de bovenarm en het gezicht van [slachtoffer] heeft geslagen. Vast staat ook dat [slachtoffer] hierdoor zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen: hij heeft een blijvend litteken op zijn linkerwang.
Is sprake van poging doodslag of van zware mishandeling?
De rechtbank moet de vraag beantwoorden hoe deze handelingen moeten worden gekwalificeerd: als poging doodslag, zoals primair tenlastegelegd, of als zware mishandeling, zoals subsidiair tenlastegelegd. Om die vraag te beantwoorden, is van belang te bepalen waarop het opzet van de verdachte was gericht. De rechtbank gaat ervan uit dat het niet verdachtes bedoeling of opzet is geweest om [slachtoffer] dodelijk te verwonden.
Het gaat dan ook om voorwaardelijk opzet: heeft de verdachte bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat door zijn handelen, het slachtoffer dood had kunnen gaan of ‘slechts’ dat hij door zijn handelen het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel zou toebrengen?
De verdachte heeft eenmaal met een glas tegen het gezicht van het slachtoffer geslagen. Dit glas was, voor zover de rechtbank op basis van het dossier kan vaststellen, nog niet gebroken en brak (dus) toen het glas het slachtoffer raakte. De verdachte was flink aangeschoten, zorgde door het roepen van de naam van het slachtoffer ervoor dat die zich omdraaide en sloeg toen meteen toe. De verdachte mikte op het hoofd van [slachtoffer] maar welk deel van het hoofd (of wellicht de hals) is niet duidelijk. De hals is belangrijk omdat zich daar de slagader bevindt, van vitaal belang voor leven of dood.
Het slachtoffer heeft zelf aangegeven dat hij met zijn arm
zijn hoofdheeft beschermd, zodat de slaande beweging niet richting de hals lijkt te zijn geweest. Of het glas door het afweren met de arm door het slachtoffer, hoger of lager in de zijkant van het gezicht terecht is gekomen dan aanvankelijk de bedoeling was, is niet bekend. Ook voor de draaibeweging van het slachtoffer geldt dat niet kan worden vastgesteld wat dat betekent voor de kans dat vitale delen zouden worden geraakt. De precieze afstand tot vitale delen, in dit geval met name de halsslagader, is niet onderzocht. Er is geen rapportage van een forensisch arts over het letsel in relatie tot vitale structuren. Alleen het slachtoffer zelf heeft verklaard dat tegen hem in het ziekenhuis was gezegd dat het “anders zou zijn afgelopen als hij 10 cm lager was gestoken”. Wat de waarde van die verklaring precies is, kan de rechtbank bij gebrek aan andere medische informatie niet vaststellen. Gelet daarop kan de rechtbank ook niet vaststellen of er een aanmerkelijk kans is geweest op fataal letsel.
Dat de verdachte alleen wilde praten met het slachtoffer, zoals de verdachte heeft verklaard, acht de rechtbank ongeloofwaardig nu hij een glas in de hand heeft meegenomen, de naam van het slachtoffer noemde en direct toen het slachtoffer zich omdraaide, hem in het gezicht sloeg. Daarmee heeft de verdachte aan het slachtoffer opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toegebracht.
Conclusie
Gelet op het voorgaande oordeelt de rechtbank dat de verdachte niet bewust de aanmerkelijke kans op de dood van het slachtoffer heeft aanvaard. Dit betekent dat de rechtbank de verdachte vrijspreekt van het primair tenlastegelegde (de poging doodslag).
De verdachte heeft zich wel schuldig gemaakt aan zware mishandeling, op de wijze als hierna onder 3.4 beschreven.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte
op 27 december 2017 in de gemeente Heerlen aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een diepe snee in het gezicht, een blijvend (zichtbaar)
litteken tot gevolg hebbend, heeft toegebracht door:
  • met een (drink)glas in zijn, verdachtes, hand in de richting van die [slachtoffer] te lopen en
  • de naam van die [slachtoffer] te roepen waardoor die [slachtoffer] zich naar verdachte toe heeft gedraaid en
  • vervolgens die [slachtoffer] met een (drink)glas, (met kracht) in de bovenarm en in het gezicht van die [slachtoffer] , heeft geslagen.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert het volgende strafbare feit op:
T.a.v. subsidiair:
zware mishandeling
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De straf en/of de maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen hij bewezen heeft geacht (poging doodslag), gevorderd aan de verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van vier jaar, waarvan twee jaar voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. Daarbij heeft de officier rekening gehouden met het schuldbesef en de positieve houding van de verdachte en met de begripvolle opstelling van het slachtoffer, dat heeft aangegeven dat een lange straf voor hem niet hoeft.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gepleit voor een onvoorwaardelijke gevangenisstraf conform de duur van de voorlopige hechtenis, eventueel gecombineerd met een voorwaardelijke gevangenisstraf en een werkstraf. Deze straf is volgens de raadsman passend omdat:
  • de verdachte direct openheid van zaken heeft verschaft;
  • de verdachte spijt heeft betuigd en openstaat voor een bemiddelingstraject;
  • de verdachte bereid is de schade van het slachtoffer te betalen;
  • het recidiverisico volgens de reclassering laag is;
  • de verdachte een (bijna) blanco strafblad heeft en
  • de verdachte een vaste baan heeft en een gezin met zeer jonge kinderen.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Ook is rekening gehouden met de straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd.
Het gebeurde op 27 december 2017
De verdachte heeft in de nacht van 27 december 2017 op de parkeerplaats van een bar het slachtoffer met een glas in zijn gezicht geslagen. Voor de omstanders, maar ook voor het slachtoffer schijnbaar uit het niets. Kennelijk had het slachtoffer eerder een relatie gehad met de vriendin van de verdachte. Voor de verdachte ging aan de zware mishandeling kennelijk weliswaar een periode vol emoties over het vreemdgaan van zijn vriendin vooraf, maar in plaats van met het slachtoffer daarover te praten of op een andere manier zijn ongenoegen daarover te uiten, was het enige wat hij op dat moment wilde, het slachtoffer confronteren met wat hij had gedaan en hem daarvoor straffen. Het slachtoffer stond met zijn rug naar de verdachte toe en kon hem niet zien aankomen. De verdachte riep het slachtoffer bij zijn naam zodat die zich zou omdraaien en sloeg toen direct toe. Het slachtoffer kon zich nog ternauwernood verdedigen door met zijn arm voor zijn hoofd af te schermen. Die snelle reflex voorkwam echter niet de grote en diepe wond in zijn wang. Er waren bij elkaar ruim 25 hechtingen nodig om de verwondingen te dichten. Het slachtoffer moest meerdere malen geopereerd worden en het litteken in zijn gezicht zal naar verwachting voor altijd zichtbaar blijven.
De verdachte heeft het slachtoffer op een laffe manier aangevallen en hem zwaar en blijvend zichtbaar letsel bezorgd.
Vertrekpunt voor de strafmaat
In het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) is voor de bestraffing van het ‘opzettelijk toebrengen van zeer zwaar lichamelijk letsel met behulp van een wapen (niet zijnde een vuurwapen)’ als oriëntatiepunt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van een jaar vastgesteld. Er is sprake van zeer zwaar lichamelijk letsel omdat verwacht kan worden dat de verdachte bij bewegingen van zijn kaak en mond blijvend last zal hebben van het litteken en het litteken zal ook altijd zijn gezicht blijven ontsieren.
De rechtbank hanteert het oriëntatiepunt van een jaar onvoorwaardelijke gevangenisstraf als vertrekpunt voor de strafmaat.
De eis van de officier van justitie kan niet als uitgangspunt dienen, nu de officier -anders dan de rechtbank- poging tot doodslag bewezen acht.
Doel van de straf
De rechtbank stelt zich in dit geval nadrukkelijk de vraag welk doel met de straf wordt beoogd. Er is namelijk geen sprake van een ‘doorsnee’ verdachte van een geweldsdelict en, in dit geval zeker niet onbelangrijk, evenmin van een ‘doorsnee’ slachtoffer.
De verdachte heeft oprecht spijt betuigd en heeft een groot schuldbesef. Dit blijkt uit de verhoren van de verdachte, uit het over hem opgemaakte psychiatrische rapport van 4 januari 2018 en uit zijn houding ter terechtzitting. Hij neemt volledige verantwoordelijkheid voor wat hij heeft gedaan en wil de schade van het slachtoffer vergoeden. Hij wil graag meewerken aan een bemiddelingstraject, zoals door de reclassering is voorgesteld. De verdachte heeft een bijna blanco strafblad en er is volgens de reclassering een laag recidivegevaar.
Het slachtoffer heeft op zitting zijn eigen aandeel in de voorgeschiedenis (het vreemdgaan met de vriendin van de verdachte) erkend en heeft tot op zekere hoogte zelfs begrip getoond voor de verdachte. Letterlijk waren zijn woorden: “Ik zou misschien wel hetzelfde gedaan hebben”. De houding van het slachtoffer ter zitting is, gezien de ernst van het feit en het letsel, zonder meer bewonderenswaardig: geen wrok, geen boosheid, maar begrip en redelijkheid. Bemiddeling is eigenlijk niet eens meer nodig, zo heeft hij aangegeven. Een lange straf vindt hij niet nodig.
In het algemeen zijn vergelding, preventie en beveiliging van de samenleving de belangrijkste doelen van het strafrecht. Vergelding is in dit geval gelet op het voorgaande geen hoofddoel. Hetzelfde geldt voor speciale preventie: de kans dat de verdachte een dergelijk feit nogmaals zal plegen, is gezien zijn houding zeer gering. De samenleving hoeft dan ook niet tegen deze verdachte in bescherming te worden genomen. Wat overblijft is vooral de generale preventie: in onze samenleving gelden bepaalde normen en bij overtreding daarvan worden straffen opgelegd om potentiële daders af te schrikken. De straffen dienen ook zodanig te zijn dat slachtoffers of omstanders worden weerhouden zelf verhaal te halen op de dader. Dat signaal wil de rechtbank hier ook geven. Omstanders die dachten een onbezorgd avondje uit te hebben, werden plotseling geconfronteerd met grof en bloederig uitgaansgeweld. En dat alles omdat de verdachte niet kon verkroppen dat zijn vriendin was vreemdgegaan en hij opeens met de man werd geconfronteerd die daar, in zijn ogen, verantwoordelijk voor was. Hij zou wel even verhaal halen.
Dergelijk gedrag, eigenrichting, wordt niet getolereerd en kan niet onbestraft blijven.
Verdachte heeft ongeveer een maand in voorarrest gezeten. Gezien de ernst van het feit kan niet, zoals de verdediging heeft bepleit, worden volstaan met een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor slechts de duur van de voorlopige hechtenis. Gelet op de houding van de verdachte en het lage recidivegevaar, acht de rechtbank een voorwaardelijke gevangenisstraf, zoals door de verdediging voorgesteld, niet passend. Het feit is verder te ernstig voor een taakstraf.
Omstandigheden in het voordeel en nadeel van de verdachte
Met het oriëntatiepunt van een jaar onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor zeer zwaar lichamelijk letsel als vertrekpunt, weegt de rechtbank in het nadeel van de verdachte de volgende omstandigheden mee:
  • het slachtoffer heeft niet of nauwelijks de gelegenheid gehad om zich te verweren. Het is aan zijn snelle reflexen te danken dat hij de aanval nog enigszins kon afweren.
  • Het feit is gepleegd op straat, in de publieke ruimte direct buiten een uitgaansgelegenheid, in bijzijn van verschillende getuigen.
In het voordeel van de verdachte weegt de rechtbank de hiervoor al genoemde omstandigheden mee:
  • De verdachte heeft oprecht spijt betuigd, heeft een groot schuldbesef en neemt, ook financieel, volledige verantwoordelijkheid.
  • De verdachte heeft een bijna blanco strafblad.
  • Het recidivegevaar is laag.
  • Het slachtoffer vindt een lange straf niet nodig.
Met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, namelijk zijn vaste baan die hij kan verliezen bij een langdurige detentie en zijn gezin met jonge kinderen, kan de rechtbank gezien de ernst van het feit slechts beperkt rekening houden. Zoals gezegd is een onvoorwaardelijke gevangenisstraf de enige passende straf in de ogen van de rechtbank. Bij elke vrijheidsbenemende straf bestaat het risico dat de verdachte zijn baan zal verliezen en zal zijn gezin benadeeld worden. Hoewel verdachte heeft aangegeven dat hij met zijn werkgever heeft gesproken over deze zaak en dat die hem verteld zou hebben dat hij bij een “langere gevangenisstraf” zijn baan niet zou kunnen behouden, zijn verdere gegevens hierover onbekend. Bij welke gevangenisstraf de verdachte zijn baan wel of niet zou kunnen behouden, weet de rechtbank niet. Zij kan daarmee dus ook geen rekening houden.
De straf
Op basis van alles wat hiervoor overwogen is, acht de rechtbank passend en geboden een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van zeven maanden.

7.De benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

7.1
De vordering van de benadeelde partij
De benadeelde partij [slachtoffer] vordert een schadevergoeding van € 3.623,26 aan materiële schade en een voorschot op de vergoeding van immateriële schade van
€ 5.000,00.
De materiële schade bestaat uit de posten:
- ziekenhuisdaggeldvergoeding: € 90,00;
- medische kosten: € 903,84;
- reis- en parkeerkosten: € 340,23;
- kledingschade: € 409,88;
- verlies van arbeidsvermogen: € 1055,82;
- kosten huishoudelijke hulp: € 400,00;
- overige kosten (telefoon): € 423,49.
Verder vordert de benadeelde partij de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
7.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat de vordering voldoende is onderbouwd en voor toewijzing gereed ligt, te vermeerderen met de wettelijke rente. Daarnaast acht de officier van justitie oplegging van de schadevergoedingsmaatregel aangewezen.
7.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman stelt zich ten aanzien van de gevorderde immateriële schade primair op het standpunt dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard, omdat er geen sprake is van een medische eindtoestand en er geen stukken zijn overgelegd die de gestelde psychische schade onderbouwen. Subsidiair stelt de raadsman zich op het standpunt dat de vordering ter zake enigszins moet worden gematigd, omdat het een voorschot betreft.
De raadsman stelt zich ten aanzien van de gevorderde materiële schade op het standpunt dat de posten ‘ziekenhuisdaggeldvergoeding’ en ‘kledingschade’ kunnen worden toegewezen. Ten aanzien van de post ‘medische kosten’ moet het gevorderde bedrag met betrekking tot het eigen risico worden afgewezen, omdat daarvoor geen bewijsstukken zijn overgelegd. Ten aanzien van de kosten fysiotherapie kunnen vier bezoeken worden toegewezen en voor het overige moet de vordering worden afgewezen.
Ten aanzien van de post reiskosten kan het gevorderde bedrag worden toegewezen met uitzondering van het bedrag voor wat betreft de reiskosten van het bezoek.
Ten aanzien van de schade door verlies arbeidsvermogen moet de vordering worden afgewezen, omdat daarvoor het bewijs ontbreekt. Niet kan worden vastgesteld dat de benadeelde in de maanden januari, februari en maart 2018 ook overuren zou maken.
Ten aanzien van de kosten huishoudelijke hulp moet de vordering worden afgewezen omdat de causaliteit ontbreekt. De medische noodzaak daarvoor is overigens niet onderbouwd.
Ten slotte kunnen de reparatiekosten van de gsm niet voor vergoeding in aanmerking komen, omdat niet kan worden vastgesteld dat de gsm door het handelen van de verdachte kapot is gegaan.
De raadsman heeft zich verder op het standpunt gesteld dat ten aanzien van alle posten geldt dat bij overlegging van (nadere) bewijsstukken alsnog tot een oplossing kan worden gekomen in goed overleg tussen de verdachte en de benadeelde partij.
7.4
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat de benadeelde partij [slachtoffer] schade heeft geleden die een rechtstreeks gevolg is van het bewezen verklaarde en acht de verdachte aansprakelijk voor die schade.
Materiële schade
De rechtbank wijst de vordering ten aanzien van de posten ziekenhuisdaggeldvergoeding ad. € 90,00 en kledingschade ad. € 409,88 toe. Verder wijst de rechtbank de vordering ten aanzien van de posten huishoudelijke hulp ad. € 400,00 en overige kosten (telefoon) ad.
€ 423,49 toe, omdat de rechtbank deze kosten aannemelijk acht en de vordering voldoende is onderbouwd. Uit de stukken blijkt dat de benadeelde met een andere telefoon heeft gebeld dan die van hem en bovendien kan uit de stukken meer dan genoegzaam worden afgeleid dat de benadeelde kort na het incident de benodigde hulp van zijn ouders nodig heeft gehad. De vordering met betrekking tot de reis- en parkeerkosten zal worden toegewezen minus het bedrag van het bezoek door familie (€ 93,60). Het bedrag wordt vastgesteld op € 246,63.
De rechtbank is van oordeel dat de behandeling van de vordering ter zake de posten medische kosten en verlies van arbeidsvermogen een onevenredige belasting van het strafgeding zou opleveren, aangezien nader onderzoek nodig zou zijn, de vordering nader onderbouwd dient te worden en het nu moeilijk te voorzien is wanneer er sprake is van een medische eindtoestand. De benadeelde partij kan daarom nu in de vordering voor dat gedeelte niet worden ontvangen en kan die vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen, wanneer de verdachte en de benadeelde partij deze kosten niet zelf met elkaar kunnen regelen.
Immateriële schade
De benadeelde partij heeft als voorschot op de vergoeding van immateriële schade een bedrag van € 5.000,00 gevorderd. De rechtbank begrijpt dat de benadeelde partij zich daarmee voor de immateriële schade voor een deel van zijn vordering (het voorschot) heeft gevoegd in dit strafproces, onder voorbehoud van het recht het andere deel bij de burgerlijke rechter aanhangig te maken.
Ook de post immateriële schade komt naar het oordeel van de rechtbank voor vergoeding in aanmerking. De rechtbank heeft voor de begroting van de post immateriële schade aansluiting gezocht bij de ANWB smartengeldgids. Er is bij het slachtoffer sprake van:
- een korte ziekenhuisopname;
- meerdere operatieve ingrepen;
- een aantal maanden arbeidsongeschiktheid;
- enige tijd afhankelijk van de hulp van ouders;
- psychische schade, en;
- ontsierende litteken(s).
Een bedrag van € 5.000,00 aan immateriële schade tot op heden acht de rechtbank passend en de rechtbank zal dit bedrag toewijzen. Daarbij neemt de rechtbank aanmerking dat van een medische eindtoestand op dit moment geen sprake is.
Het totaalbedrag € 6.569,80, zal worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 27 december 2017 tot de dag der algehele voldoening
Schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 27 december 2017 tot de dag der algehele voldoening.
Aangezien aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat, daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij komt te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 24c, 36f en 302 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt de verdachte vrij van het primair ten laste gelegde feit;
Bewezenverklaring
  • verklaart het subsidiair tenlastegelegde bewezen zoals hierboven onder
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde het strafbare feit oplevert zoals hierboven onder
  • verklaart de verdachte strafbaar;
Straf
  • veroordeelt de verdachte voor het bewezenverklaarde feit tot een gevangenisstraf van zeven maanden;
  • beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van deze gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
  • heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van heden.
Benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel
  • wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] gedeeltelijk toe en veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij te betalen € 6.569,80 (€ 5.000,00 aan immateriële schade en € 1.569,80 aan materiële schade), te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen over de periode van 27 december 2017 tot aan de dag van de volledige voldoening;
  • wijst de vordering van de benadeelde partij af voor wat betreft de gevorderde reiskosten van het bezoek door familie aan het ziekenhuis;
  • bepaalt dat de vordering van de benadeelde partij ten aanzien van de materiële schade betreffende de posten medische kosten en verlies van arbeidsvermogen niet ontvankelijk is en dat zij dit gedeelte van haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
  • veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij in het kader van deze procedure gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, begroot tot heden op nihil;
  • legt aan de verdachte de verplichting op tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer] , van € 6.569,80, bij niet betaling en verhaal te vervangen door 67 dagen hechtenis, met dien verstande dat de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft, te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen over de periode vanaf 27 december 2017 tot aan de dag van de volledige voldoening;
  • bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de staat in zoverre komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. A. Snijders, voorzitter, mr. B.G.L. van der Aa en mr. J.S. Holthuis, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.J.M. Penders, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 23 april 2018.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 27 december 2017 in de gemeente Heerlen ter uitvoering van
het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk
van het leven te beroven, door:
- de naam van die [slachtoffer] te roepen waardoor die [slachtoffer] zich naar
verdachte toe heeft gedraaid en/of
- ( vervolgens) met een (drink)glas in zijn, verdachtes, hand in de richting
van die [slachtoffer] is gelopen en/of
- ( vervolgens) die [slachtoffer] met een (gebroken) (drink)glas, althans een
scherp en/of puntig voorwerp, (met kracht) meermalen, althans eenmaal, in de
bovenarm en/of in het gezicht, althans in de directe nabijheid van de hals,
althans in het lichaam van die [slachtoffer] , heeft geslagen/gestoken,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden, dat:
hij op of omstreeks 27 december 2017 in de gemeente Heerlen aan [slachtoffer]
opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een (diepe) snee in het
gezicht, althans een open (snij)wond in het aangezicht (blijvend (zichtbare)
littekens tot gevolg hebbend), heeft toegebracht door:
- de naam van die [slachtoffer] te roepen waardoor die [slachtoffer] zich naar
verdachte toe heeft gedraaid en/of
- ( vervolgens) met een (drink)glas in zijn, verdachtes, hand in de richting
van die [slachtoffer] is gelopen en/of
- ( vervolgens) die [slachtoffer] met een (gebroken) (drink)glas, althans een
scherp en/of puntig voorwerp, (met kracht) meermalen, althans eenmaal, in de
bovenarm en/of in het gezicht, althans in de directe nabijheid van de hals,
althans in het lichaam van die [slachtoffer] , heeft geslagen/gestoken,
meer subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling
mocht of zou kunnen leiden, dat:
hij op of omstreeks 27 december 2017 in gemeente Heerlen ter uitvoering van
het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer]
opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, door:
- de naam van die [slachtoffer] te roepen waardoor die [slachtoffer] zich naar
verdachte toe heeft gedraaid en/of
- ( vervolgens) met een (drink)glas in zijn, verdachtes, hand in de richting
van die [slachtoffer] is gelopen en/of
- ( vervolgens) die [slachtoffer] met een (gebroken) (drink)glas, althans een
scherp en/of puntig voorwerp, (met kracht) meermalen, althans eenmaal, in de
bovenarm en/of in het gezicht, althans in de directe nabijheid van de hals,
althans in het lichaam van die [slachtoffer] , heeft geslagen/gestoken,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.

Voetnoten

1.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie eenheid Limburg, proces-verbaalnummer PL2300-2017204243, gesloten d.d. 4 januari 2018, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 64.
2.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] d.d. 27 december 2017, pagina 9 en 10.
3.Verklaring van de verdachte ter terechtzitting op 9 april 2018 en Proces-verbaal van verhoor verdachte S.L. Jacobs d.d. 27 december 2017, p. 48.
4.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] d.d. 28 december 2017, p. 31.
5.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] d.d. 28 december 2017, p. 39.
6.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] d.d. 27 december 2017, p. 10.
7.Verklaring van de verdachte ter terechtzitting op 9 april 2018 en Proces-verbaal van verhoor verdachte S.L. Jacobs d.d. 27 december 2017, p. 51.
8.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] d.d. 27 december 2017, p. 10.
9.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 30 januari 2018, nummer PL2300-2017204243-26.