ECLI:NL:RBLIM:2018:3825

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
20 april 2018
Publicatiedatum
20 april 2018
Zaaknummer
03/659391-17
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor medeplegen van een woningoverval met geweld en bedreiging

Op 20 april 2018 heeft de Rechtbank Limburg in Roermond uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van medeplegen van een woningoverval. De overval vond plaats in de nacht van 29 op 30 oktober 2017, waarbij de verdachte samen met anderen onder bedreiging met geweld goederen heeft gestolen van de slachtoffers. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte de aanstichter was van de overval, door informatie te verstrekken over de aanwezigheid van geld in de woning van de slachtoffers. Tijdens de zitting op 6 april 2018 zijn de verdachte, haar raadsvrouw, de officier van justitie en een reclasseringswerker gehoord. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie jaar, waarvan één jaar voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar. Daarnaast zijn er bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder een meldplicht en deelname aan een interventieprogramma. De rechtbank heeft de impact van de woningoverval op de slachtoffers meegewogen in de strafmaat, evenals de rol van de verdachte als initiator van het geweld. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van enkele onderdelen van de tenlastelegging, waaronder de diefstal van een geldbedrag en een autosleutel, maar heeft de diefstal van een sleutelbos wel bewezen verklaard. De vorderingen van de benadeelde partijen zijn gedeeltelijk toegewezen, waarbij de verdachte hoofdelijk aansprakelijk is gesteld voor de schade.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Roermond
Strafrecht
Parketnummer: 03/659392-17
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 20 april 2018
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboortegegevens verdachte] ,
wonende te [adresgegevens verdachte] .
De verdachte wordt bijgestaan door mr. A.M.A. Kok-Verheijde, advocaat kantoorhoudende te Tegelen.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 6 april 2018. De verdachte en haar raadsvrouw zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt. Als deskundige is [naam reclasseringswerker] , reclasseringswerker, ter terechtzitting gehoord.
De zaak is gelijktijdig, doch niet gevoegd, behandeld met de strafzaak tegen [medeverdachte] met parketnummer 03/659388-17.
Voorts zijn ter terechtzitting van 6 april 2018 de vorderingen behandeld van de benadeelde partijen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] . Hiertoe heeft [naam medewerker Slachtofferhulp] , werkzaam bij Slachtofferhulp Nederland, als gemachtigde van de benadeelde [slachtoffer 1] , het woord gevoerd.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte samen met anderen door middel van geweld en onder bedreiging met geweld goederen heeft gestolen toebehorend aan [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] , dan wel dit feit heeft uitgelokt, dan wel aan dit feit medeplichtig is geweest.
Op de voet van het bepaalde in artikel 312 van het Wetboek van Strafvordering heeft de officier van justitie het ten laste gelegde feit in die zin aangevuld dat daarbij de strafverzwarende omstandigheden “gedurende de nacht in een woning” eveneens ten laste worden gelegd. De rechtbank stelt vast dat het ten laste gelegde feit hierdoor niet een ander feit wordt als bedoeld in artikel 68 van het Wetboek van Strafrecht.

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Inleiding
[persoon] en [naam vriend verdachte] , de vriend van [verdachte] , hebben voor een periode van drie maanden de woning van [slachtoffer 2] gehuurd. Hier hebben zij een bedrag van € 1.200,- voor betaald. Ze hebben de woning eerder moeten verlaten en willen het geldbedrag terug van [slachtoffer 2] .
3.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier acht feit 1 primair bewezen, waarbij de officier van justitie opmerkt dat, hoewel niet uitdrukkelijk in de tenlastelegging opgenomen, het feit is gepleegd in een woning, gedurende de nachtelijke uren. Zij verwijst naar de aangiftes van [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] en het proces-verbaal van bevindingen waarin de WhatsApp-berichten zijn opgenomen die [persoon] en de verdachte elkaar hebben gestuurd. Hieruit blijkt dat de verdachte degene is die heeft aangespoord het geld te halen, in de wetenschap dat [slachtoffer 2] dit niet zou afgeven. De verdachte had kunnen weten dat de kans dat er geweld zou worden gebruikt aanwezig was. Daarnaast is de verdachte ten tijde van de overval naar de woning gekomen en heeft ze gezegd waar het geld lag. Na afloop heeft ze gezegd dat de politie niet gebeld mocht worden. De officier van justitie ziet in de verdachte de aanstichtster van de woningoverval. De officier van justitie brengt naar voren dat de verdachte vooraf, tijdens en na de overval een bijdrage heeft geleverd, waardoor medeplegen bewezen kan worden verklaard.
Het (onder (bedreiging) met geweld wegnemen van de autosleutel van aangever [slachtoffer 3] acht zij niet bewezen nu dit een afpersing betreft, hetgeen niet ten laste is gelegd.
3.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht de verdachte vrij spreken van het ten laste gelegde.
Ten aanzien van het primair ten laste gelegdeheeft zij onder meer aangevoerd dat:
  • er geen sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking;
  • er geen opzet is van de zijde van de verdachte aan deelname van het feit dat zich heeft afgespeeld en dat er geen sprake is van een intensieve samenwerking;
  • de verdachte alleen WhatsApp-berichten heeft verzonden naar [persoon] en geen afspraken heeft gemaakt over de uitvoering of de afhandeling van het delict.
Ten aanzien van het subsidiair ten laste gelegdeheeft zij onder meer aangevoerd dat:
  • het vereiste opzet voor uitlokking van de diefstal ontbreekt;
  • de verdachte geen gelegenheid heeft gegeven aan de daders de toegangsdeur te openen en geen inlichtingen heeft verstrekt over de plaats waar het geld lag;
  • betwijfeld kan worden of er daadwerkelijk een geldbedrag van € 100,- is weggenomen
Ten aanzien van het meer subsidiair ten laste gelegdeheeft zij verder nog aangevoerd dat:
- er geen sprake is van voorwaardelijk opzet.
3.4
Het oordeel van de rechtbank [1]
3.4.1
De bewijsmiddelen
In zijn aangifte van diefstal met geweld van 30 oktober 2017 heeft [slachtoffer 2] onder meer, zakelijk weergegeven, het volgende verklaard.
Op 29 oktober 2017 was ik met mijn vriendin [slachtoffer 1] , haar zoontje [naam zoon] en [slachtoffer 3] in de woning van [slachtoffer 1] aan de [adres] te Roermond. [slachtoffer 1] had die dag een meningsverschil gehad met [verdachte] . Rond 23.50 uur hoorde ik een kloppend geluid op de deur onder aan de trap van de woning. [slachtoffer 1] liep naar de deur en opeens zag ik twee personen in de woonkamer. Ik voelde meteen dat ik van beide personen klappen kreeg en met vuisten werd geslagen. [slachtoffer 1] riep dat zij de politie had gebeld. Ik hoorde de mannen nog roepen waar het geld was. Beide personen verlieten de woning. Door de mishandeling had ik een hoofdwond en lag er bloed in de woning. Een van de personen die in de woning was, was een vriend van ‘ [naam vriend verdachte] ’. [2] Mijn vriendin zei dat de kleine persoon die binnen was geweest mogelijk [persoon] heette. [verdachte] wist dat zij geld in de woning had liggen om de huur te betalen. [verdachte] kwam binnen lopen toen het gebeurde en zei dat de politie niet gebeld mocht worden. [verdachte] had tegen mijn vriendin gezegd dat nu ze de politie had gebeld, het alleen maar erger zou worden en ze achter haar aan zouden komen. De huissleutel was meegenomen. [3]
Deze verklaring van [slachtoffer 2] vindt op onderdelen steun in de verklaring van aangever
[slachtoffer 1] .
In haar aangifte van diefstal met geweld heeft aangeefster [slachtoffer 1] onder meer, zakelijk weergegeven, het volgende verklaard.
Op 29 oktober 2017 was ik in mijn woning aan de [adres] te Roermond. [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] waren ook in mijn woning. Omstreeks 23.50 uur werd er geklopt op de voordeur en maakte ik de deur open. Ik zag twee mannen staan. Ik hoorde de personen vragen waar het goud en het geld waren. Ik werd aan de kant geduwd en de mannen liepen de woning binnen. Beide personen sloegen [slachtoffer 2] . Mijn nicht [verdachte] kwam de woning in. [verdachte] wist dat ik de dag erna nog een maand huur moest betalen. [verdachte] had mij die middag er nog naar gevraagd en ik had gezegd dat ik het geld had. De sleutels die op de deur staken waren weggenomen. Aan de sleutelbos zaten onder andere een sleutelhanger met een Marokkaanse vlag en een sleutelhanger met een roze Eiffeltoren. [4] [verdachte] had na de overval nog ruzie met mij gemaakt en gezegd dat zij mij gewaarschuwd had de politie niet te bellen. [verdachte] waarschuwde [persoon] tijdens de overval dat ik de politie had gebeld. [5]
De medeverdachte [medeverdachte] heeft bij de politie verklaard dat hij [slachtoffer 2] kent. Hij is meermalen met [persoon] en [naam vriend verdachte] naar Roermond gegaan om bij [slachtoffer 2] geld terug te halen, maar ze konden hem niet vinden. Eind oktober 2017 kregen ze een telefoontje van [verdachte] dat de [slachtoffer 2] er was en dat hij geld had meegenomen. [verdachte] was de vriendin van [naam vriend verdachte] . [medeverdachte] heeft verklaard dat hij samen met een ander naar de woning van de [slachtoffer 2] is gegaan en dat ze hem binnen hebben aangesproken waar het geld was. Hij heeft verklaard de [slachtoffer 2] in het gezicht te hebben geslagen en tevens verklaard dat degene die bij hem was de [slachtoffer 2] op het achterhoofd heeft geslagen. Hij heeft in alle ruimtes naar het geld gezocht, maar kon het niet vinden. Hij is samen met de andere persoon weggegaan. Hij heeft verklaard dat [verdachte] de tipgeefster was dat de [slachtoffer 2] thuis was. Toen de ruzie begon in de woning is [verdachte] ook naar boven gekomen en heeft zij ruzie met [slachtoffer 1] gekregen. Hij heeft [verdachte] horen roepen dat het geld in de kast lag in de babykamer. [6]
Voordat de medeverdachte werd aangehouden voor dit feit, was hij ingesloten als mogelijk betrokken bij een dodelijke schietpartij. Voorafgaande aan deze schietpartij vond een vechtpartij plaats. Op de plaats van de vechtpartij is een sleutelbos aangetroffen. Opvallend aan deze sleutelbos waren een hanger met Marokkaanse vlag en een hanger van een roze Eiffeltoren. [7] Ook is er een mobiele telefoon aangetroffen. Er werden digitale gegevens veiliggesteld waaronder WhatsApp-berichten tussen [persoon] en nummer [telefoonnummer 1] . De verdachte heeft bij de politie verklaard dat zij de gebruiker is van de telefoon met nummer [telefoonnummer 1] . [8]
In het proces-verbaal verhoor aangeefster van 9 november 2017 heeft [slachtoffer 1] verklaard dat zij haar sleutelbos heeft herkend. [9]
Uit het proces-verbaal van bevindingen is gebleken dat een mobiele telefoon is uitgelezen van inkomende WhatsApp-berichten van telefoonnummer [telefoonnummer 1] naar nummer [telefoonnummer 2] .
- op 29 oktober 2017 22:39-22.40 uur, inkomend bericht van [telefoonnummer 1]
‘ [slachtoffer 2] heeft hier geld liggen’
‘sws 750’
‘of mee’
‘meer’
‘me nicht moet geld morgen betalen of ze word er uitgezet’
‘ze speelde vies spelletje’
‘dus regel vanavond maar dat [naam vriend verdachte] ze geld terug krijgt’
- op 29 oktober 2017 22.43 uur, inkomend bericht van [telefoonnummer 1]
‘ [naam vriend verdachte] ’s Geld terug pakken voor hij weer weg is’
‘Dat is de bedoeling’
- op 29 oktober 2017 22.46 uur, inkomend bericht van [telefoonnummer 1]
‘ [naam vriend verdachte] moet nog geld van [slachtoffer 2] krijgen’
‘Due jongen heeft geld’
‘En betaalt [naam vriend verdachte] niet terug’
‘Dus regel dat maar vanavond’
‘Hij heeft nu geld’
- op 29 oktober 2017 22.48-22.51 uur, uitgaand bericht van [telefoonnummer 2]
‘K ga nu met [medeverdachte] naar roermond maar is t zeker dat hij dat geld gaat geven anders ga k voor niks’
- op 29 oktober 2017 22.52-22.53 uur, inkomend bericht van [telefoonnummer 1]
‘hij gaat jullie niks geven’
‘ben je man, regele het’
- op 30 oktober 2017 2.05 uur, uitgaand bericht van [telefoonnummer 2]
‘Zeg tegn [slachtoffer 2] dat hij moet betalen hij heeft tot morgen middag’
‘Anders wordt het alleen maar erger’ [10]
De verdachte [verdachte] heeft bij de politie verklaard dat zij zag dat [slachtoffer 2] bloed op zijn gezicht had. Ze hoorde de twee daders steeds schreeuwen waar het geld was. [slachtoffer 1] heeft haar verteld dat de sleutelbos was meegenomen. [11] Ze heeft gezegd dat de [slachtoffer 2] het geld zou hebben en dat hij die avond in de woning zou zijn. Ze besefte dat ze de aanzetter was tot deze overval. [12]
Tijdens de terechtzitting heeft de verdachte verklaard dat ze wist dat [persoon] [medeverdachte] mee zou nemen. Zij dacht dat [slachtoffer 1] ruzie had met de [slachtoffer 2] en toen is ze naar boven gegaan. [13]
3.4.2
De bewijsoverwegingen
De rechtbank stelt voorop dat de betrokkenheid aan een strafbaar feit als medeplegen kan worden bewezen indien is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking.
Uit de bewijsmiddelen leidt de rechtbank met betrekking tot de betrokkenheid van de verdachte bij het tenlastegelegde het volgende af.
De verdachte heeft [persoon] per WhatsApp-bericht laten weten dat er geld bij de [slachtoffer 2] aanwezig was en dat hij die avond maar moest regelen dat [naam vriend verdachte] zijn geld terug zou krijgen voordat de [slachtoffer 2] weer weg was. Dit had ze gedaan omdat ze boos was op [slachtoffer 1] . Ze hadden die ochtend ruzie gehad. Uit de WhatsApp-berichten blijkt dat de verdachte wist dat [medeverdachte] met [persoon] mee zou komen naar Roermond en dat zij wist dat de [slachtoffer 2] geen geld zou geven. Als hij een echte man was, moest hij het maar regelen. Als de [slachtoffer 2] niet wilde betalen, moest [persoon] zeggen dat het alleen maar erger zou worden. De rechtbank is van oordeel dat hieruit blijkt dat de verdachte de overval heeft geïnitieerd en ziet haar als aanstichtster van de woningoverval. Ze heeft willens en wetens verlangd dat er zo nodig geweld gebruikt moest worden nu ze verwachtte dat [slachtoffer 2] het geld niet zou geven. Ze spoort aan om het die avond maar te regelen, omdat aangever op dat moment geld heeft. In de woning geeft de verdachte aan waar het geld te vinden is. De rechtbank gaat er op basis van de verklaringen van de aangevers van uit dat de verdachte ook gedreigd heeft dat het alleen maar erger zou worden. Dit strookt met het feit dat de sleutelbos is weggenomen en met het doel waarom de medeverdachten naar de woning zijn gegaan. De rechtbank acht het niet aannemelijk dat de verdachte wist of had moeten weten dat er een op een vuurwapen gelijkend voorwerp bij de overval zou worden gebruikt en spreekt de verdachte van dit onderdeel van het ten laste gelegde vrij.
Op grond van voorgaande oordeelt de rechtbank dat er sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en haar medeverdachten. De bijdrage van de verdachte aan het ten laste gelegde heeft naar het oordeel van de rechtbank zodanig gewicht dat er sprake is van medeplegen.
De raadsvrouw heeft bepleit dat de verdachte geen (voorwaardelijk) opzet zou hebben gehad op het feit dat er een diefstal, al dan niet met geweld, zou plaatsvinden. De rechtbank volgt deze redenering niet. Het was de verdachte immers duidelijk dat er geld gehaald ging worden door twee personen en dat de [slachtoffer 2] geen geld zou geven. Hierop heeft zij gezegd dat het maar geregeld moest worden en dat de [slachtoffer 2] moest betalen. Anders zou het alleen maar erger worden. Hiermee heeft zij verlangd geweld toe te passen teneinde het geld terug te krijgen.
De rechtbank heeft niet kunnen vaststellen dat er een geldbedrag is ontvreemd. De rechtbank spreekt de verdachte van dit onderdeel van het ten laste gelegde vrij. Tevens spreekt de rechtbank vrij van de ten laste gelegde autosleutel nu deze door afpersing in het bezit van medeverdachte is gekomen.
Wel stelt de rechtbank vast dat de sleutelbos is weggenomen die op de deur stak. De sleutelbos is na de woningoverval terug gevonden. Het gegeven dat de sleutelbos is teruggevonden bij een vechtpartij waarbij de medeverdachte bekent betrokken te zijn geweest en het gegeven dat ook een mobiele telefoon van [persoon] op die locatie is aangetroffen overtuigt de rechtbank dat het niet anders kan dan dat de sleutelbos is weggenomen bij de woningoverval. De rechtbank vindt dit passen in een incassobeleid, mede gelet op het WhatsApp-bericht van 30 oktober 2017 van 2.05 uur waarin geschreven wordt dat de [slachtoffer 2] moet betalen en dat hij tot morgenmiddag heeft en dat het anders alleen maar erger wordt.
3.5
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte
primair
in de periode van 29 oktober 2017 tot en met 30 oktober 2017 in de gemeente Roermond tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een sleutelbos toebehorende aan [slachtoffer 1] , welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestond dat zij verdachte en haar mededaders:
- die [slachtoffer 1] hebben geduwd en
- die [slachtoffer 2] meermalen met een vuist hebben geslagen.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert het volgende strafbare feit op:
primair
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen in de voor de nachtrust bestemde tijd in een woning.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die haar strafbaarheid uitsluiten.

6.De straf

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd ten aanzien van het primair ten laste gelegde feit aan de verdachte op te leggen een gevangenisstraf van vier jaar waarvan één jaar voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. Daarnaast heeft zij gevorderd de meldplicht en deelname aan een betekenisvolle interventie ‘In Zicht’ als bijzondere voorwaarden op te leggen. Er is sprake van medeplegen hetgeen de officier van justitie als strafverzwarend meerekent. Zij heeft naar voren gebracht dat de impact van een woningoverval groot is op de slachtoffers. Bovendien wist de verdachte dat er een kind in de woning aanwezig was. Ten slotte heeft de officier van justitie bij de vordering rekening gehouden met het strafblad van de verdachte.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de verdachte van in alle ten laste gelegde varianten dient te worden vrijgesproken. In geval van strafoplegging heeft de raadsvrouw verzocht een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen gelijk aan de duur van de voorlopige hechtenis, te weten 17 dagen.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
De verdachte heeft in de nacht van 29 oktober 2017 op 30 oktober 2017 samen met anderen een overval gepleegd. De verdachte heeft de mededaders niet alleen de tip gegeven dat de [slachtoffer 2] in de woning van haar nicht aanwezig was en dat er geld lag, maar zij heeft bovendien met de opmerking ‘dat het [naam vriend verdachte] ’s geld was’ bij de mededaders een aantal malen erop aangedrongen het nog die avond te regelen. De mededaders zijn vervolgens met een op een vuurwapen gelijkend voorwerp naar de woning gegaan en hebben met geweld en onder dreiging van geweld geprobeerd aangever van geld te beroven. De aangever is onder schot gehouden en geslagen met vuisten. De verdachte heeft aangegeven waar het geld te vinden was in de woning. Ze heeft willen en wetens verlangd dat er zo nodig geweld gebruikt moest worden. Ze heeft gedreigd dat het alleen maar erger zou worden als er niet werd betaald. Dit strookt met het feit dat de sleutelbos is weggenomen en met het doel waarom de medeverdachten naar de woning zijn gegaan. Met het plegen van de bewezenverklaarde overval heeft de verdachte blijk gegeven geen enkel respect te hebben voor de persoonlijke integriteit van een ander, diens gezondheid, veiligheid en eigendom. Het voorval vond bovendien ’s nachts plaats, het moment dat bewoners in het algemeen in diepe rust zijn. Een woning hoort een plaats te zijn waar bewoners zich veilig voelen. Als je dan in je eigen woning wordt overvallen met geweld en dreiging met geweld is dat zeer beangstigend. Dit geldt niet alleen voor de persoon die dit direct moet ondergaan, maar ook voor de persoon die dit moet aanzien. Een dergelijke ervaring heeft veel impact op de aangevers. Bij dit alles komt dat dergelijke feiten ook in de samenleving gevoelens van onveiligheid en onrust veroorzaken.
Naar het oordeel van de rechtbank kan ten aanzien van de strafsoort en strafmaat voor dit feit niet worden volstaan met een andere straf dan een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. De rechtbank heeft bij het bepalen van de duur van de gevangenisstraf acht geslagen op rechterlijke uitspraken met betrekking tot feiten die met onderhavige zaak vergelijkbaar zijn.
Het gestelde oriëntatiepunt voor een woningoverval indien er sprake is van licht geweld/bedreiging is drie jaar. In het nadeel van de verdachte weegt de rechtbank mee dat het feit in vereniging is gepleegd en dat zij de initiator is geweest van de overval. Dankzij de door haar verstrekte informatie wist [persoon] dat [slachtoffer 2] er was. Vervolgens heeft zij, naar eigen zeggen omdat ze boos was op haar nicht [slachtoffer 1] , de mededaders aangespoord geld op te halen in de wetenschap dat [slachtoffer 2] dit niet vrijwillig zou geven. De kans dat hierbij geweld zou worden gebruikt, heeft zij op de koop toegenomen. De rechtbank neemt verder in aanmerking dat er meer geweld is toegepast dan een enkele ruk of duw. De rechtbank wil hierin niet zo ver gaan dat zij de verdachte ook verantwoordelijk houdt voor het feit dat de mededaders zich bij de overval op de woning van haar nicht hebben bediend van een op een vuurwapen gelijkend voorwerp.
De rechtbank heeft acht geslagen op het uittreksel justitiële documentatie van 15 maart 2018 van de verdachte waaruit blijkt dat zij niet eerder veroordeeld is.
De rechtbank heeft voorts gelet op het reclasseringsrapport d.d. 4 april 2018 waarin wordt geadviseerd een voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen met als bijzondere voorwaarden een meldplicht en een betekenisvolle interventie ‘In Zicht’.
De rechtbank is niet gebleken van factoren die in dit geval als straf verminderend zouden kunnen of moeten worden aangemerkt.
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen zal zij aan de verdachte een gevangenisstraf opleggen van 3 jaar, waarvan 1 jaar voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaar. Met het opleggen van een gedeeltelijk voorwaardelijke gevangenisstraf wordt enerzijds de ernst van het bewezen verklaarde tot uitdrukking gebracht en wordt anderzijds de strafoplegging dienstbaar gemaakt aan het voorkomen van nieuwe strafbare feiten.
Uit het reclasseringsrapport blijkt dat er mogelijk sprake is van een sociaal wenselijke houding van de verdachte. Ook is er sprake van onduidelijkheid wat betreft haar partnerkeuze, waarvan zij, ook ter terechtzitting, niet ondubbelzinnig afstand heeft genomen. Daarmee neemt zij de aan haar partnerkeuze onlosmakelijk verbonden kans op toekomstige beïnvloeding van haar eigen gedrag, met alle risico’s van dien voor haarzelf en anderen, voor lief. Door middel van een toezicht kan de reclassering haar ontwikkelingen volgen en de verdachte, waar dat nodig is, ondersteunen en sturen. Om meer zelfinzicht te verkrijgen adviseert de reclassering ten slotte de betekenisvolle interventie ‘In Zicht’ op te leggen.
Gelet op de inhoud van het reclasseringsrapport zal de rechtbank de meldplicht en de betekenisvolle interventie opleggen als bijzondere voorwaarden nu zij het belang onderstrepen dat de ontwikkelingen van de verdachte gevolgd kunnen worden door de reclassering.

7.De voorlopige hechtenis

7.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd om bij het wijzen van het vonnis de schorsing van de voorlopige hechtenis niet op te heffen gezien de aard van het delict en de rol die de verdachte hierin heeft gehad. Ten aanzien van de enkelband refereert de officier van justitie zich aan het oordeel van de rechtbank.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft primair verzocht om bij het wijzen van het vonnis de voorlopige hechtenis op te heffen waarbij met onmiddellijke ingang de enkelband verwijderd dient te worden. Hiertoe heeft zij aangevoerd dat de grondslag voor het bevel tot voorlopige hechtenis niet langer aanwezig is, nu de verdachte van dit feit dient te worden vrijgesproken.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
In onderhavige zaak heeft de rechtbank de voorlopige hechtenis van de verdachte op 30 november 2017 geschorst met ingang van 1 december 2017. Het bevel en de schorsing zijn nog altijd van kracht.
Tijdens de zitting is [naam reclasseringswerker] , reclasseringswerker, gehoord als deskundige. Zij heeft onder meer verklaard dat de samenwerking met de verdachte naar behoren verloopt. Ze komt afspraken na en is open. De verdachte heeft een nieuw verzoek gedaan om toegelaten te worden op school. Er is nog geen duidelijkheid of school haar deze gelegenheid biedt. Momenteel werkt ze. [naam reclasseringswerker] heeft daarnaast verklaard dat de reclassering weinig zicht heeft op het netwerk van de verdachte. De reclassering vraagt zich af of de verdachte echt bereid is deze lijn voort te zetten of dat het enkel is bedoeld om een positief beeld neer te zetten. Op den duur komt de eigenheid beter naar boven. De betekenisvolle interventie is een gedragsinterventie op individueel niveau. Ten aanzien van de enkelband is de reclassering van oordeel dat het verantwoord is deze voorwaarde te laten vervallen.
De rechtbank is van oordeel dat het (geschorste) bevel tot voorlopige hechtenis niet dient te worden opgeheven. Hiertoe overweegt zij dat de ernstige bezwaren en gronden onverkort aanwezig zijn en dat de rechtbank aan de verdachte een gevangenisstraf zal opleggen van drie jaar, waarvan één jaar voorwaardelijk.
De rechtbank acht het niet langer noodzakelijk dat de verdachte zich in het kader van de schorsing van de voorlopige hechtenis houdt aan de voorwaarde dat de verdachte gedurende de schorsing zal verblijven op het adres [adresgegevens verdachte] en dat dit middels GPS (elektronische controle) zal worden gecontroleerd. In die zin zal de rechtbank de aan de schorsing van de voorlopige hechtenis verbonden voorwaarden wijzigen.

8.De benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

8.1
De vordering van de benadeelde partij
Ten aanzien van benadeelde partij [slachtoffer 2]
De benadeelde partij [slachtoffer 2] heeft een schadevergoeding gevorderd van in totaal € 2.686,22, te vermeerderen met de wettelijke rente. De gevorderde schadevergoeding bestaat uit de posten:
materiële schade
- schade door niet uitkeren bijstand: € 1.086,22
immateriële schade€ 1.600,-
Voorts heeft de benadeelde partij verzocht om de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
Ten aanzien van benadeelde partij [slachtoffer 1]
De benadeelde partij [slachtoffer 1] heeft een schadevergoeding gevorderd van in totaal
€ 2.101,23, te vermeerderen met de wettelijke rente. De gevorderde schadevergoeding bestaat uit de posten:
materiële schade
  • gestolen geldbedrag: € 100,-
  • telefoon beschadigd: € 320,-
  • nieuwe sloten op huisdeur € 681,23
immateriële schade€ 1.000,-
8.2
Het standpunt van de officier van justitie
Ten aanzien van benadeelde partij [slachtoffer 2]
De officier van justitie heeft ter terechtzitting gerekwireerd tot toewijzing van de immateriële schade van € 1.600,-.
De officier van justitie heeft gevorderd de benadeelde partij in zijn vordering ten aanzien van de materiële schade niet-ontvankelijk te verklaren, omdat deze schade niet het rechtstreeks gevolg is van het feit.
Ten slotte heeft de officier van justitie gevorderd om het toe te wijzen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente, alsmede om de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
Ten aanzien van benadeelde partij [slachtoffer 1]
De officier van justitie heeft ter terechtzitting gerekwireerd tot toewijzing van materiële schade van € 1.101,23, nu de gevorderde bedragen voor het gestolen geld, de beschadigde telefoon en de nieuwe sloten aannemelijk en redelijk zijn.
De officier van justitie heeft ten aanzien van de immateriële schade gerekwireerd tot toewijzing van € 1.000,-.
Ten slotte heeft de officier van justitie gevorderd om het toe te wijzen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente, alsmede om de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
8.3
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft met betrekking tot de vorderingen van de benadeelde partijen verzocht deze af te wijzen. Bij schuldigverklaring refereert de raadsvrouw zich ten aanzien van de immateriële schade aan het oordeel van de rechtbank.
8.4
Het oordeel van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is op grond van de gebezigde bewijsmiddelen, de stukken met betrekking tot de vorderingen van de benadeelde partijen en hetgeen verder ter terechtzitting met betrekking tot de vorderingen is gebleken, voldoende vast komen te staan dat aan de benadeelde partijen rechtstreekse schade is toegebracht door het onder 1 primair bewezenverklaarde feit.
Ten aanzien van benadeelde partij [slachtoffer 2]
post schade door niet uitkeren van bijstand
De rechtbank is van oordeel dat deze post geen rechtstreeks gevolg is van het onder 1 primair
bewezenverklaarde feit. Om die reden zal de rechtbank de vordering voor dit gedeelte niet-ontvankelijk verklaren.
post immateriële schade
De rechtbank is van oordeel dat door de verdachte aan de benadeelde partij rechtstreeks immateriële schade is toegebracht door het onder 1 primair bewezenverklaarde. De rechtbank heeft dit bedrag naar redelijkheid en billijkheid vastgesteld op € 1.600,-.
De rechtbank zal het toe te wijzen bedrag vermeerderen met de wettelijke rente met ingang van 30 oktober 2017.
De rechtbank zal de schadevergoedingsmaatregel opleggen voor een bedrag van € 1.600,-, nu de verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor deze schade die door het strafbare feit is toegebracht.
Het door de rechtbank toegewezen bedrag zal hoofdelijk worden toegewezen, nu de verdachte niet als enige verantwoordelijk is voor de gepleegde woningoverval.
Ten aanzien van benadeelde partij [slachtoffer 1]
post gestolen geldbedrag
De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de diefstal van het geld. Het gevorderde geldbedrag kan dan ook niet worden aangemerkt als rechtstreekse schade. Om die reden zal de rechtbank de vordering voor dit gedeelte niet-ontvankelijk verklaren.
post telefoon beschadigd
De rechtbank is van oordeel dat deze post onvoldoende is onderbouwd en om die reden zal zij de vordering voor dit gedeelte afwijzen.
post nieuwe sloten op huisdeur
De rechtbank is van oordeel dat deze post onvoldoende is onderbouwd en om die reden zal de rechtbank de vordering voor dit gedeelte afwijzen.
post immateriële schade
De rechtbank is van oordeel dat door de verdachte aan de benadeelde partij rechtstreeks immateriële schade is toegebracht door het onder 1 primair bewezenverklaarde. De rechtbank heeft dit bedrag naar redelijkheid en billijkheid vastgesteld op € 1.000,-.
De rechtbank zal het toe te wijzen bedrag vermeerderen met de wettelijke rente met ingang van 30 oktober 2017.
De rechtbank zal de schadevergoedingsmaatregel opleggen voor een bedrag van €1.000,-, nu de verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor deze schade die door het strafbare feit is toegebracht.
Het door de rechtbank toegewezen bedrag zal hoofdelijk worden toegewezen, nu de verdachte niet als enige verantwoordelijk is voor de gepleegde woningoverval.

9.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de 36f en 312 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

10.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
  • verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hierboven onder 3.5 is omschreven;
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde het strafbare feit oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
  • verklaart de verdachte strafbaar;
Straf
  • veroordeelt de verdachte voor feit 1 primair tot een gevangenisstraf van 3 jaren, waarvan 1 jaar voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren;
  • beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van deze gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
  • bepaalt dat het voorwaardelijke gedeelte van de straf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde voor het einde van de proeftijd:
  • zich heeft schuldig gemaakt aan een strafbaar feit of
  • ten behoeve van het vaststellen van haar identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de Identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden of
  • geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
- stelt voorts de volgende bijzondere voorwaarden, waaraan de veroordeelde gedurende de proeftijd heeft te voldoen:
a. meldplicht
de veroordeelde dient zich binnen drie dagen volgend op het onherroepelijk worden van het vonnis van de rechtbank te melden bij Reclassering Nederland, Heerderweg 25 te Maastricht. Hierna moet zij zich blijven melden zo frequent en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
andere voorwaarde het gedrag betreffende
de veroordeelde dient actief deel te nemen aan een BI-traject ‘In Zicht’, uitgevoerd door Reclassering Nederland;
- geeft de reclassering opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
Voorlopige hechtenis
  • wijzigt de aan de schorsing van de voorlopige hechtenis verbonden voorwaarden in die zin dat voorwaarde 9, inhoudende dat de verdachte gedurende de schorsing zal verblijven op het adres van haar ouders, te weten Eisenhowerstraat 574 te 6135 BH te Sittard en dat dit gecontroleerd wordt middels GPS (elektronische controle), wordt opgeheven met ingang van het moment dat Reclassering Nederland hieraan uitvoering kan geven;
  • heft op de schorsing van de voorlopige hechtenis;
Benadeelde partijen en schadevergoedingsmaatregelen
  • bepaalt dat de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] , wonende te Roermond ten aanzien van de post ‘schade door niet uitkeren van bijstand’ niet-ontvankelijk is;
  • wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] gedeeltelijk toe en veroordeelt de verdachte die, evenals de medeverdachte, hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij te betalen
€ 1.600,- te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen over de periode van 30 oktober 2017 tot aan de dag van de volledige voldoening;
  • bepaalt dat voor zover dit bedrag door de/een of meer mededader(s) is betaald, de verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen;
  • veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij in het kader van deze procedure gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, begroot tot heden op nihil;
  • legt aan de verdachte de verplichting op tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer
  • bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat daarmee de verplichting aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat in zoverre komt te vervallen;
  • bepaalt dat voor zover dit bedrag door de/een of meer mededader(s) is betaald, de verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de staat te betalen;
  • bepaalt dat de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] , wonende te Roermond ten aanzien van de post ‘gestolen geldbedrag’ niet-ontvankelijk is;
  • wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] gedeeltelijk toe en veroordeelt de verdachte die, evenals de medeverdachte, hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij te betalen € 1.000,- te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen over de periode van 30 oktober 2017 tot aan de dag van de volledige voldoening;
  • wijst de vordering van de benadeelde partij voor het overige af;
  • bepaalt dat voor zover dit bedrag door de/een of meer mededader(s) is betaald, de verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen;
  • veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij in het kader van deze procedure gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, begroot tot heden op nihil;
  • legt aan de verdachte de verplichting op tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer, [slachtoffer 1] , van € 1.000,- bij niet betaling en verhaal te vervangen door 21 dagen hechtenis, met dien verstande dat de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft, te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen over de periode van 30 oktober 2017 tot aan de dag van de volledige voldoening;
  • bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat daarmee de verplichting aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat in zoverre komt te vervallen;
  • bepaalt dat voor zover dit bedrag door de/een of meer mededader(s) is betaald, de verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de staat te betalen.
Dit vonnis is gewezen door mr. F.L.G. Geisel, voorzitter, mr. V.P. van Deventer en
mr. M.J.H. van den Hombergh, rechters, in tegenwoordigheid van M.S.E.M. Oude Hengel, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 20 april 2018.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
1.
zij in of omstreeks de periode van 29 oktober 2017 tot en met 30 oktober 2017
in de gemeente Roermond,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening onder andere heeft
weggenomen een hoeveelheid geld (ongeveer 100 euro) en/of een sleutelbos en/of
een (zwarte) autosleutel (merk Peugeot), in elk geval enig goed, geheel of ten
dele toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] , in elk geval
aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of haar mededader(s),
welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of
bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] ,
gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, gemakkelijk te maken
en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan haar mededader(s)
hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te
verzekeren,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond dat zij verdachte
en/of haar mededader(s):
- die [slachtoffer 1] heeft/hebben geduwd en/of
- naar die [slachtoffer 2] is/zijn toegelopen en/of op die [slachtoffer 2] een vuurwapen en/of een
op een vuurwapen gelijkend voorwerp heeft/hebben gericht en/of
- ( daarbij) op dreigende toon tegen die [slachtoffer 2] heeft/hebben gezegd: "Wie is er
[slachtoffer 2] en waar is het geld?" en/of "Waar is het goud? Waar is het geld?" en/of
- die [slachtoffer 2] met een vuurwapen en/of een op een vuurwapen gelijkend voorwerp
heeft/hebben geslagen en/of
- die [slachtoffer 2] (meermalen) met (een) vuist(en) heeft/hebben geslagen;
Subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden, dat:
[medeverdachte] en/of [persoon] in of omstreeks de periode van 29 oktober 2017
tot en met 30 oktober 2017 in de gemeente Roermond,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening onder andere heeft/hebben
weggenomen een hoeveelheid geld (ongeveer 100 euro) en/of een sleutelbos en/of
een (zwarte) autosleutel (merk Peugeot), in elk geval enig goed, geheel of ten
dele toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] , in elk geval
aan een ander of anderen dan aan die [medeverdachte] en/of die [persoon] en/of zijn/hun
mededaders en/of aan verdachte,
welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of
bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] ,
gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, gemakkelijk te maken
en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan andere deelnemers
van voormeld misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van
het gestolene te verzekeren,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond dat die [medeverdachte]
en/of die [persoon] :
- die [slachtoffer 1] heeft/hebben geduwd en/of
- naar die [slachtoffer 2] is/zijn toegelopen en/of op die [slachtoffer 2] een vuurwapen en/of een
op een vuurwapen gelijkend voorwerp heeft/hebben gericht en/of
- ( daarbij) op dreigende toon tegen die [slachtoffer 2] heeft/hebben gezegd: "Wie is er
[slachtoffer 2] en waar is het geld?" en/of "Waar is het goud? Waar is het geld?" en/of
- die [slachtoffer 2] met een vuurwapen en/of een op een vuurwapen gelijkend voorwerp
heeft/hebben geslagen en/of
- die [slachtoffer 2] (meermalen) met (een) vuist(en) heeft/hebben geslagen,
welk feit verdachte in of omstreeks de periode van 29 oktober 2017 tot en met
30 oktober 2017 in de gemeente Roermond en/of elders in Nederland,
opzettelijk heeft uitgelokt door het verschaffen van gelegenheid en/of
inlichtingen, welke opzettelijke uitlokking hieruit heeft bestaan dat
verdachte die [medeverdachte] en/of die [persoon] :
- ( vooraf) heeft ingelicht over de aanwezigheid van de [slachtoffer 2] in de woning
en/of de aanwezigheid van het geld in de woning en/of
- in de gelegenheid heeft gesteld die [slachtoffer 2] en die [slachtoffer 1] te overvallen
door de toegangsdeur van het pand te openen en/of
- heeft ingelicht over de plaats waar het geld lag;
meer subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling
mocht of zou kunnen leiden, dat:
[medeverdachte] en/of een of meer onbekend gebleven personen in of omstreeks de
periode van 29 oktober 2017 tot en met 30 oktober 2017 in de gemeente
Roermond,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening onder andere heeft/hebben
weggenomen een hoeveelheid geld (ongeveer 100 euro) en/of een sleutelbos en/of
een (zwarte) autosleutel (merk Peugeot), in elk geval enig goed, geheel of ten
dele toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] , in elk geval
aan een ander of anderen dan aan die [medeverdachte] en/of zijn mededaders en/of aan
verdachte,
welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of
bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] ,
gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, gemakkelijk te maken
en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan andere deelnemers
van voormeld misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van
het gestolene te verzekeren,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond dat die [medeverdachte]
en/of die [persoon] :
- die [slachtoffer 1] heeft/hebben geduwd en/of
- naar die [slachtoffer 2] is/zijn toegelopen en/of op die [slachtoffer 2] een vuurwapen en/of een
op een vuurwapen gelijkend voorwerp heeft/hebben gericht en/of
- ( daarbij) op dreigende toon tegen die [slachtoffer 2] heeft/hebben gezegd: "Wie is er
[slachtoffer 2] en waar is het geld?" en/of "Waar is het goud? Waar is het geld?" en/of
- die [slachtoffer 2] met een vuurwapen en/of een op een vuurwapen gelijkend voorwerp
heeft/hebben geslagen en/of
- die [slachtoffer 2] (meermalen) met (een) vuist(en) heeft/hebben geslagen,
tot en/of bij het plegen van welk misdrijf verdachte in of omstreeks de
periode van 29 oktober 2017 tot en met 30 oktober 2017 in de gemeente Roermond
en/of elders in Nederland, opzettelijk gelegenheid, middelen en/of
inlichtingen heeft verschaft hierin bestaande dat verdachte die [medeverdachte] en/of
die [persoon] :
- ( vooraf) heeft ingelicht over de aanwezigheid van de [slachtoffer 2] in de woning
en/of de aanwezigheid van het geld in de woning en/of
- in de gelegenheid heeft gesteld die [slachtoffer 2] en die [slachtoffer 1] te overvallen
door de toegangsdeur van het pand te openen en/of
- heeft ingelicht over de plaats waar het geld lag.

Voetnoten

1.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie Eenheid Limburg, Districtsrecherche Noord- en Midden Limburg, proces-verbaalnummer 2017174101, gesloten d.d. 11 december 2017, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 218.
2.Proces-verbaal aangifte van [slachtoffer 2] d.d. 30 oktober 2017 op de pagina’s 29-31.
3.Proces-verbaal verhoor aangever van [slachtoffer 2] d.d. 7 november 2017 op de pagina’s 35-39.
4.Proces-verbaal aangifte van [slachtoffer 1] d.d. 30 oktober 2017 op pagina’s 49-51.
5.Proces-verbaal verhoor aangeefster van [slachtoffer 1] d.d. 7 november 2017 op pagina’s 52-55.
6.Proces-verbaal verhoor [medeverdachte] d.d. 20 november 2017 op pagina’s 120-123.
7.Procesdossier op pagina 12.
8.Proces-verbaal verhoor verdachte d.d. 23 november 2017 op pagina 212.
9.Proces-verbaal verhoor aangeefster [slachtoffer 1] d.d. 9 november 2017 op de pagina 63.
10.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 16 november 2017 op pagina’s 130-132.
11.Proces-verbaal verhoor verdachte d.d. 15 november 2017 op pagina’s 201-207.
12.Proces-verbaal verhoor verdachte d.d. 23 november 2017 op pagina’s 209-215.
13.Verklaring van [verdachte] afgelegd ter terechtzitting d.d. 6 april 2018.