ECLI:NL:RBLIM:2018:3824

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
20 april 2018
Publicatiedatum
20 april 2018
Zaaknummer
03/659388-17 (03/184771-17 gevoegd) en 20/000023-14 (TUL)
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor medeplegen van een woningoverval met vrijspraak van heling

Op 20 april 2018 heeft de Rechtbank Limburg in Roermond uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van medeplegen van een woningoverval en heling. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaar, met aftrek van voorarrest, voor het medeplegen van een woningoverval die plaatsvond in de nacht van 29 op 30 oktober 2017. Tijdens deze overval, die in de voor de nachtrust bestemde tijd plaatsvond, heeft de verdachte samen met anderen geweld gebruikt tegen de slachtoffers, [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2], om geld en goederen te stelen. De rechtbank oordeelde dat er sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en zijn mededaders, en dat het geweld en de bedreiging met een op een vuurwapen gelijkend voorwerp de overval ernstig maakten. De verdachte werd vrijgesproken van de heling van een duikuitrusting, omdat er onvoldoende bewijs was dat hij deze had verworven of verhandeld. De rechtbank heeft ook de vorderingen van de benadeelde partijen, [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2], gedeeltelijk toegewezen, waarbij de verdachte aansprakelijk werd gesteld voor immateriële schade.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Roermond
Strafrecht
Parketnummers: 03/659388-17 (03/184771-17 gevoegd) en 20/000023-14 (TUL)
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 20 april 2018
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboortegegevens verdachte] ,
gedetineerd in PI Vught, Vosseveld 2 HvB Regulier te Vught.
De verdachte wordt bijgestaan door mr. M.F.M. Geeratz, advocaat kantoorhoudende te Venlo.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 6 april 2018. De verdachte en zijn raadsman zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.
De zaak is gelijktijdig, doch niet gevoegd, behandeld met de strafzaak tegen [medeverdachte] met parketnummer 03/659392-17.
Voorts zijn ter terechtzitting van 6 april 2018 de vorderingen behandeld van de benadeelde partijen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] . Hiertoe heeft [naam medewerker Slachtofferhulp] , werkzaam bij Slachtofferhulp Nederland, als gemachtigde van de benadeelde [slachtoffer 1] , het woord gevoerd.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte:
Feit 1:samen met anderen door middel van geweld en onder bedreiging met geweld goederen heeft gestolen toebehorend aan [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3]
Feit 2:een duikuitrusting heeft geheeld.
Op de voet van het bepaalde in artikel 312 van het Wetboek van Strafvordering heeft de officier van justitie het onder 1 ten laste gelegde in die zin aangevuld dat daarbij de strafverzwarende omstandigheden “gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in een woning” eveneens ten laste worden gelegd. De rechtbank stelt vast dat het ten laste gelegde feit hierdoor niet een ander feit wordt als bedoeld in artikel 68 van het Wetboek van Strafrecht.

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Inleiding
[persoon] en [naam vriend medeverdachte] (de vriend van medeverdachte [medeverdachte] ) hebben voor een periode van drie maanden de woning van [slachtoffer 2] gehuurd. Hier hebben zij op voorhand een bedrag van € 1.200,- voor betaald. Ze hebben de woning eerder moeten verlaten en willen (een deel van) het geldbedrag terug van [slachtoffer 2] .
3.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht de feiten 1 en 2 bewezen, waarbij de officier van justitie opmerkt dat, hoewel niet uitdrukkelijk in de tenlastelegging opgenomen, feit 1 is gepleegd in een woning, gedurende de nachtelijke uren.
De officier van justitie acht het onder 1 tenlastegelegde bewezen, onder meer op grond van de aangiftes van [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] en het proces-verbaal van bevindingen waarin de WhatsApp-berichten zijn opgenomen die [persoon] en [medeverdachte] elkaar hebben gestuurd. Hieruit blijkt dat [persoon] de verdachte heeft meegenomen naar de woning om geld te halen. Het (onder bedreiging) met geweld wegnemen van de autosleutel van aangever [slachtoffer 3] acht zij niet bewezen nu dit een afpersing betreft, hetgeen niet ten laste is gelegd.
De officier van justitie acht het onder feit 2 tenlastegelegde bewezen gezien de aangifte van [naam aangeefster] en de verklaring van de verdachte bij de politie. De verdachte verklaart bij de politie weliswaar wisselend, maar hij neemt ook ter terechtzitting de schuld op zich.
3.3
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht de verdachte van feit 1 vrij te spreken. Hiertoe heeft de raadsman onder meer aangevoerd dat:
  • een bekende van verdachte naar Roermond ging om geld op te halen bij [slachtoffer 2] . Verdachte ging mee voor als het uit de hand zou lopen. Er geen sprake is van een vooropgezet plan of gemaakte afspraken/taakverdeling en er dus geen sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking
  • er geen sprake is van het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening. Er is geen sprake van opzet op andere handelingen dan enkel het opkomen voor de belangen van zijn vriend. Er zijn rake klappen uitgedeeld, maar niet in het kader van de overval. Het staat niet vast dat er een wapen is gebruikt.
Ten aanzien van de bewezenverklaring van feit 2 heeft de verdediging zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Indien de rechtbank afwijkt van uitdrukkelijk onderbouwde standpunten van de verdediging, zal zij dit hieronder nader motiveren.
3.4
Het oordeel van de rechtbank [1]
3.4.1
Feit 1
3.4.1.1 De bewijsmiddelen
In zijn aangifte van diefstal met geweld van 30 oktober 2017 heeft [slachtoffer 2] onder meer, zakelijk weergegeven, het volgende verklaard.
Op 29 oktober 2017 was ik met mijn vriendin [slachtoffer 1] , haar zoontje [naam zoon] en [slachtoffer 3] in de woning van [slachtoffer 1] aan de [adres 1] te Roermond. [slachtoffer 1] had die dag een meningsverschil gehad met [medeverdachte] . Rond 23.50 uur hoorde ik een kloppend geluid op de deur onder aan de trap van de woning. [slachtoffer 1] liep naar de deur en opeens zag ik twee personen in de woonkamer, waarvan één persoon een pistool op mij richtte en vroeg wie er [slachtoffer 2] was en waar het geld was. Ik gaf aan dat ik [slachtoffer 2] was en voelde meteen dat ik van beide personen klappen kreeg en met vuisten werd geslagen. Ook kreeg ik met het pistool klappen op mijn hoofd. Persoon 1 hield het pistool tegen mijn hoofd terwijl persoon 2, de lange persoon, de slaapkamer van [slachtoffer 1] doorzocht. [slachtoffer 1] riep dat zij de politie had gebeld. Ik hoorde de mannen nog roepen waar het geld was. Beide personen hebben de woning verlaten. Door de mishandeling had ik een hoofdwond en lag er bloed in de woning. Een van de personen die in de woning was, was een vriend van ‘ [naam vriend medeverdachte] ’. [2] Mijn vriendin zei dat de kleine persoon die binnen was geweest mogelijk [persoon] heette. [medeverdachte] kwam binnen lopen toen het gebeurde en zei dat de politie niet gebeld mocht worden. Ik herkende [verdachte] aan zijn rasta haren en gezicht als zijnde de lange jongen die in de woning was. De huissleutel was meegenomen. [3]
Deze verklaring van [slachtoffer 2] vindt op onderdelen steun in de verklaring van aangever
[slachtoffer 1] .
In haar aangifte van diefstal met geweld van aangeefster [slachtoffer 1] heeft zij onder meer, zakelijk weergegeven, het volgende verklaard.
Op 29 oktober 2017 was ik in mijn woning aan de [adres 1] te Roermond. [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] waren ook in mijn woning. Omstreeks 23.50 uur werd er geklopt op de voordeur en maakte ik de deur open. Ik zag twee mannen staan, waarvan ik er één herkende van zien. Een van de personen, persoon 1, had gevlochten haar en was ongeveer 20 jaar oud en was de grootste van de twee. De andere persoon, persoon 2, had een vuurwapen vast en richtte dit op mij. Ik hoorde de personen vragen waar het goud en het geld was. Ik werd aan de kant geduwd en de mannen liepen de woning binnen. [slachtoffer 2] werd met het vuurwapen op zijn hoofd geslagen door persoon 2. De andere persoon sloeg ook. Mijn nicht [medeverdachte] kwam de woning in. [medeverdachte] wist dat ik de dag erna nog een maand huur moest betalen. De sleutels die op de deur staken waren weggenomen. Aan de sleutelbos zaten onder andere een sleutelhanger met een Marokkaanse vlag en een sleutelhanger met een roze Eiffeltoren. [4]
[slachtoffer 1] heeft voorts verklaard dat [persoon] tijdens de overval in haar woning was en dat hij het wapen had. [5]
In het proces-verbaal van bevindingen van 16 november 2017 heeft verbalisant
[verbalisant 1] gerelateerd, zakelijk weergegeven, dat hij op 30 oktober 2017 omstreeks 00.22 uur een zwarte Ford Focus heeft gezien waar twee personen in zaten. Beide personen hadden een donkere c.q. negroïde huidskleur. Een persoon had een zogenaamd rastakapsel. [verbalisant 1] heeft het kenteken ( [kenteken] ) nagetrokken en het voertuig bleek op naam van [persoon] te staan. [6]
De verdachte [verdachte] heeft bij de politie verklaard dat hij [slachtoffer 2] kent. Hij is meermalen met [persoon] en [naam vriend medeverdachte] naar Roermond gegaan om bij [slachtoffer 2] geld terug te halen, maar ze konden hem niet vinden. Eind oktober 2017 kregen ze een telefoontje van [medeverdachte] dat de Turk er was en dat hij geld had meegenomen. [medeverdachte] was de vriendin van [naam vriend medeverdachte] . [verdachte] heeft verklaard dat hij samen met een ander naar de woning van de [slachtoffer 2] is gegaan en dat ze hem binnen hebben aangesproken waar het geld was. Hij heeft verklaard de [slachtoffer 2] in het gezicht te hebben geslagen en tevens verklaard dat degene die bij hem was de [slachtoffer 2] op het achterhoofd heeft geslagen. Hij heeft in alle ruimtes naar het geld gezocht, maar kon het niet vinden. [medeverdachte] en [slachtoffer 1] kregen ruzie en er werd iets geroepen over de kast. Hij is samen met de andere persoon weggegaan. Hij heeft verklaard dat [medeverdachte] de tipgeefster was dat de [slachtoffer 2] thuis was. Hij heeft haar horen roepen dat het geld in de kast lag in de babykamer. [7]
Tijdens de terechtzitting heeft de verdachte verklaard dat hij met [persoon] is meegegaan naar de woning. Hij ging mee voor als het uit de hand zou lopen. De [slachtoffer 2] wilde niet zeggen waar het geld was en het escaleerde. Hij heeft verklaard dat hij begonnen is met slaan van de [slachtoffer 2] en dat hij door het huis is gelopen en dat er een beetje gedreigd is. [medeverdachte] was binnen gekomen en hij heeft haar horen roepen dat het geld in een tas op de kinderkamer lag. Hij heeft geen beurs gezien. [8]
Voordat de verdachte werd aangehouden voor dit feit, was hij ingesloten als mogelijk betrokken bij een dodelijke schietpartij. Voorafgaande aan deze schietpartij vond een vechtpartij plaats. Op de plaats van de vechtpartij was een sleutelbos aangetroffen. Opvallend aan deze sleutelbos waren een hanger met Marokkaanse vlag en een hanger van een roze Eiffeltoren. Ook is er een mobiele telefoon aangetroffen. Er werden digitale gegevens veiliggesteld waaronder WhatsApp-berichten tussen [persoon] en nummer [telefoonnummer 1] . Dit nummer bleek van medeverdachte [medeverdachte] te zijn [9] .
In het proces-verbaal verhoor aangeefster van 9 november 2017 heeft [slachtoffer 1] verklaard dat zij haar sleutelbos heeft herkend. [10]
Uit onderzoek aan de gsm Ipone A1507 is gebleken dat de mobiele telefoon met nummer
[telefoonnummer 2] in gebruik was bij [persoon] . In de contactpersonen stond nummer
[telefoonnummer 1] vermeld onder ‘ [medeverdachte] Bel Nmr’. [11]
Uit het proces-verbaal van bevindingen is gebleken dat een mobiele telefoon is uitgelezen van inkomende WhatsApp-berichten van telefoonnummer [telefoonnummer 1] naar nummer [telefoonnummer 3] .
- op 29 oktober 2017 22:39-22.40 uur, inkomend bericht van [telefoonnummer 1]
‘ [slachtoffer 2] heeft hier geld liggen’
‘sws 750’
‘of mee’
‘meer’
‘me nicht moet geld morgen betalen of ze word er uitgezet’
‘ze speelde vies spelletje’
‘dus regel vanavond maar dat [naam vriend medeverdachte] ze geld terug krijgt’
- op 29 oktober 2017 22.43 uur, inkomend bericht van [telefoonnummer 1]
‘ [naam vriend medeverdachte] ’s Geld terug pakken voor hij weer weg is’
‘Dat is de bedoeling’
- op 29 oktober 2017 22.46 uur, inkomend bericht van [telefoonnummer 1]
‘ [naam vriend medeverdachte] moet nog geld van [slachtoffer 2] krijgen’
‘Due jongen heeft geld’
‘En betaalt [naam vriend medeverdachte] niet terug’
‘Dus regel dat maar vanavond’
‘Hij heeft nu geld’
- op 29 oktober 2017 22.48-22.51 uur, uitgaand bericht van [telefoonnummer 3]
‘K ga nu met [verdachte] naar roermond maar is t zeker dat hij dat geld gaat geven anders ga k voor niks’
- op 29 oktober 2017 22.52-22.53 uur, inkomend bericht van [telefoonnummer 1]
‘hij gaat jullie niks geven’
‘ben je man, regele het’
- op 30 oktober 2017 2.05 uur, uitgaand bericht van [telefoonnummer 3]
‘Zeg tegn [slachtoffer 2] dat hij moet betalen hij heeft tot morgen middag’
‘Anders wordt het alleen maar erger’ [12]
3.4.1.2
De bewijsoverwegingen
De rechtbank stelt voorop dat de betrokkenheid aan een strafbaar feit als medeplegen kan worden bewezen indien is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking.
Uit de bewijsmiddelen leidt de rechtbank met betrekking tot de betrokkenheid van de verdachte bij het tenlastegelegde het volgende af.
De verdachte wist dat hij samen met [persoon] naar de woning ging om geld op te halen. Hij deed dit op aanwijzingen van [medeverdachte] . De verdachte heeft geweld gebruikt tegen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , heeft gedreigd en heeft de woning doorzocht om het geld te vinden. Daarbij heeft hij nog aanwijzingen gekregen van [medeverdachte] . De verdachte heeft een actieve rol gespeeld bij de overval en heeft zich daaraan niet onttrokken. Deze handelingen vonden plaats in een woning gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd.
Op grond van voorgaande oordeelt de rechtbank dat sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en zijn medeverdachten die in de kern bestaat uit gezamenlijke uitvoering. Daarmee acht de rechtbank het tenlastegelegde medeplegen bewezen.
De raadsman heeft bepleit dat de verdachte is meegegaan om zijn vriend te beschermen indien de situatie uit de hand zou lopen. Het handgemeen zou niet gericht zijn op het afdreigen, maar op het beperken van de schade voor zijn vriend. De verdachte zou geen (voorwaardelijk) opzet hebben gehad op andere handelingen. De rechtbank volgt deze redenering niet. Het was verdachte immers duidelijk dat er geld gehaald moest worden van een persoon die niet genegen zou zijn dit geld af te staan. De verdachte heeft verklaard dat hij reeds meermalen met [persoon] naar Roermond was gegaan om het geld terug te halen, maar dat ze de [slachtoffer 2] niet konden vinden. Vrijwel meteen bij binnenkomst is de verdachte begonnen met het slaan van de [slachtoffer 2] en heeft hij de woning doorzocht terwijl [persoon] met een op een vuurwapen gelijkend voorwerp [slachtoffer 2] onder schot heeft gehouden. Uit het vrijwel meteen na binnenkomst in de woning uitvoeren van intimiderend en gewelddadig gedrag blijkt naar het oordeel van de rechtbank dat er sprake is van afdreigen. Dit met het oogmerk om geld of goederen weg te nemen.
De rechtbank heeft niet kunnen vaststellen dat een geldbedrag is ontvreemd. Wel stelt de rechtbank vast dat de sleutelbos is weggenomen die op de deur stak. De sleutelbos is na de woningoverval teruggevonden. Het gegeven dat de sleutelbos is teruggevonden bij een vechtpartij waarbij een mededader betrokken is geweest en het gegeven dat ook een mobiele telefoon van [persoon] op die locatie is aangetroffen overtuigt de rechtbank dat het niet anders kan dan dat de sleutelbos is weggenomen bij de woningoverval. De rechtbank vindt dit passen in een incassobeleid, mede gelet op het WhatsApp-bericht van 30 oktober 2017 van 2.05 uur waarin geschreven wordt dat de [slachtoffer 2] moet betalen en dat hij tot morgenmiddag heeft en dat het anders alleen maar erger wordt.
3.4.2
Feit 2
De rechtbank zal de verdachte vrij spreken van het aan hem onder 2 tenlastegelegde feit.
Uit het door de verbalisanten opgemaakte proces-verbaal leidt de rechtbank de volgende feiten en omstandigheden af.
Op 8 juni 2017 doet [naam aangeefster] aangifte van diefstal van haar duikuitrusting met toebehoren uit haar kelderbox, gepleegd in de periode van 3 juni 2017 tot en met 8 juni 2017. Op 13 juni 2017 ontvangen verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 3] de melding te gaan naar de winkel [naam winkel] gelegen aan de [adres 2] in Venlo. Meldster zou in deze winkel haar gestolen goederen hebben aangetroffen, nadat ze had gezien dat haar duikuitrusting via [naam winkel] te koop werd aangeboden op Marktplaats. Getuige [getuige] is op 13 juni 2017 gehoord. Hij heeft bij de politie verklaard dat hij de goederen heeft gekocht van een Arubaanse man die licht getint was. De persoon had tatoeages in zijn nek en op zijn handen. Hij heeft de gegevens geverifieerd aan de hand van zijn ID-kaart.
De verdachte verklaart in zijn verhoor van 20 september 2017 dat hij met een vriend in de winkel was en dat die vriend geen ID-kaart bij zich had. Hierop heeft de verdachte zijn ID-kaart laten zien. Die vriend was een blanke, kale, misschien licht getinte jongen. Tijdens zijn tweede verhoor verklaart de verdachte dat hij er wel bij was, maar dat hij niet degene was die de spullen had aangeboden. Hij neemt de schuld wel op zich, maar verklaart niet wie er bij hem was. Ter zitting heeft de verdachte verklaard dat hij zijn ID-kaart had uitgeleend en dat deze persoon de duikuitrusting heeft verkocht.
Het dossier bevat onvoldoende concrete bewijsmiddelen op grond waarvan kan worden vastgesteld dat het verdachte is geweest die de duikuitrusting geheeld heeft. Het medeplegen daarvan, of de medeplichtigheid daarbij, is niet ten laste gelegd. De verdachte dient dan ook bij gebrek aan wettig en overtuigend bewijs te worden vrijgesproken.
3.5
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte
feit 1
in de periode van 29 oktober 2017 tot en met 30 oktober 2017 in de gemeente Roermond,
tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een sleutelbos toebehorende aan [slachtoffer 1] , welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] ,
gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestond dat hij verdachte en zijn mededaders:
- de woning van die [slachtoffer 1] hebben betreden en
- die [slachtoffer 1] hebben geduwd en
- naar die [slachtoffer 2] zijn toegelopen en op die [slachtoffer 2] een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, hebben gericht en
- daarbij op dreigende toon tegen die [slachtoffer 2] hebben gezegd: "Wie is er [slachtoffer 2] en waar is het geld?" en "Waar is het goud? Waar is het geld?" en
- die [slachtoffer 2] met een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, tegen het hoofd, hebben geslagen en
- die [slachtoffer 2] meermalen met een vuist hebben geslagen.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert het volgende strafbare feit op:
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen in de voor de nachtrust bestemde tijd in een woning.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De straf

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd voor de feiten 1 en 2 aan de verdachte op te leggen een gevangenisstraf van acht jaar met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht. Volgens de richtlijnen van het openbaar ministerie staat er in beginsel een gevangenisstraf van 3 jaar op een woningoverval. Nu sprake is van medeplegen werkt dit strafverzwarend. Er is eveneens gebruik gemaakt van een vuurwapen en het feit is gepleegd in de voor de nachtrust bestemde tijd. De officier van justitie heeft naar voren gebracht dat de impact van de woningoverval groot is op de slachtoffers. Bovendien was er nog een kind in de woning aanwezig. Ten slotte heeft de officier van justitie bij de vordering rekening gehouden met het strafblad van de verdachte.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de verdachte van feit 1 dient te worden vrijgesproken. Subsidiair heeft de verdediging verzocht in geval van strafoplegging uit te gaan van een veel lagere straf dan de straf die de officier van justitie heeft gevorderd. Een straf die gelijk is aan het voorarrest acht de raadsman passend. De raadsman voert hiertoe aan dat gekeken moet worden naar wat er feitelijk is gebeurd en naar de richtlijnen die de rechtbank hanteert. De raadsman voert aan dat geen sprake is van een woningoverval, maar dat het realistischer is te kijken naar een mishandeling.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
De verdachte heeft in de nacht van 29 oktober 2017 op 30 oktober 2017 samen met anderen op brutale wijze een woningoverval gepleegd. Na een ontvangen tip dat geld in de woning aanwezig zou zijn, daarmee veronderstellend dat er geld te halen zou zijn, is verdachte samen met zijn mededader naar de woning gegaan en is onder dreiging met een op een vuurwapen gelijkend voorwerp geprobeerd [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] van geld te beroven. Het voorval vond plaats in de voor de nachtrust bestemde tijd in een woning. Een woning behoort een plaats te zijn voor bewoners waar men zich veilig voelt. Wanneer men dan op de wijze zoals bewezen is verklaard in de eigen woning overvallen wordt, waarbij de ene persoon een op een vuurwapen gelijkend voorwerp op slachtoffer [slachtoffer 2] richt en ze beiden roepen: “Wie is er [slachtoffer 2] en waar is het geld?” en “Waar is het goud? Waar is het geld?” is dat niet alleen voor de persoon die rechtstreeks wordt bedreigd, maar ook voor degene die dit moet aanzien bijzonder angstaanjagend. [slachtoffer 2] is met een op een vuurwapen gelijkend voorwerp en met vuisten geslagen. Een dergelijke ervaring zal hij nog lange tijd in negatieve zin met zich mee moeten dragen. Met het plegen van de bewezenverklaarde overval heeft de verdachte blijk gegeven geen enkel respect te hebben voor de persoonlijke integriteit van een ander, diens gezondheid, veiligheid en eigendom.
Niet alleen is een dergelijke overval schokkend voor degenen die dit overkomen is, maar ook voor de samenleving. Uit het optreden van de verdachte blijkt dat er personen zijn die zich zonder zich iets aan te trekken van wat zij anderen aandoen, met het grootste gemak en louter vanwege incassobeleid, een woningoverval kunnen plegen.
Naar het oordeel van de rechtbank kan ten aanzien van de strafsoort en strafmaat voor dit feit niet worden volstaan met een andere straf dan een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Om te bevorderen dat landelijk door gerechten in gelijke gevallen gelijke straffen worden opgelegd, heeft het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht van de gerechtshoven en rechtbanken (LOVS) oriëntatiepunten voor straftoemeting opgesteld. De rechtbank heeft mede gelet op het voor woningovervallen gestelde oriëntatiepunt, te weten een gevangenisstraf voor de duur van drie jaar indien sprake is van licht geweld/bedreiging. Het oriëntatiepunt voor een woningoverval met ander geweld is een gevangenisstraf voor de duur van vijf jaar. Hierbij kan in meer of mindere mate onder andere nog rekening gehouden worden met de aard en de ernst van het opgelopen letsel, het samenwerkingsverband, of er sprake is van recidive en welk soort wapen of voorwerp is gebruikt.
In het nadeel van de verdachte houdt de rechtbank rekening met de volgende omstandigheden. De verdachte heeft het feit samen met anderen gepleegd. Ze hebben samen plannen gemaakt om het geld op te halen. Bij binnenkomst in de woning is er meteen geïntimideerd en met een op een vuurwapen gelijkend voorwerp geslagen en gedreigd. De rechtbank weegt mee dat in de woning een kind aanwezig was. Ten tijde van het plegen van de woningoverval was de verdachte 22 jaar en liep hij nog in een proeftijd. Ondanks zijn jonge leeftijd heeft hij al een strafblad –het uittreksel justitiële documentatie van 15 maart 2018- waaruit blijkt dat hij eerder voor een geweldsdelict onherroepelijk is veroordeeld.
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen zal zij aan de verdachte een gevangenisstraf opleggen van vier jaar, met aftrek van voorarrest.

7.De benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

7.1
De vordering van de benadeelde partij
Ten aanzien van benadeelde partij [slachtoffer 2]
De benadeelde partij [slachtoffer 2] heeft een schadevergoeding gevorderd van in totaal € 2.686,22 terzake van feit 1, te vermeerderen met de wettelijke rente. De gevorderde schadevergoeding bestaat uit de posten:
materiële schade
- schade door niet uitkeren bijstand: € 1.086,22
immateriële schade€ 1.600,-
Voorts heeft de benadeelde partij verzocht om de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
Ten aanzien van benadeelde partij [slachtoffer 1]
De benadeelde partij [slachtoffer 1] heeft een schadevergoeding gevorderd van in totaal
€ 2.101,23 terzake van feit 1, te vermeerderen met de wettelijke rente. De gevorderde schadevergoeding bestaat uit de posten:
materiële schade
  • gestolen geldbedrag: € 100,-
  • telefoon beschadigd: € 320,-
  • nieuwe sloten op huisdeur € 681,23
immateriële schade€ 1.000,-
7.2
Het standpunt van de officier van justitie
Ten aanzien van benadeelde partij [slachtoffer 2]
De officier van justitie heeft ter terechtzitting gerekwireerd tot toewijzing van de immateriële schade van € 1.600,-.
De officier van justitie heeft gevorderd de benadeelde partij in zijn vordering ten aanzien van de materiële schade niet-ontvankelijk te verklaren, omdat deze schade niet het rechtstreeks gevolg is van het feit.
Ten slotte heeft de officier van justitie gevorderd om het toe te wijzen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente, alsmede om de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
Ten aanzien van benadeelde partij [slachtoffer 1]
De officier van justitie heeft ter terechtzitting gerekwireerd tot toewijzing van materiële schade van € 1.101,23, nu de gevorderde bedragen voor het gestolen geld, de beschadigde telefoon en de nieuwe sloten aannemelijk en redelijk zijn.
De officier van justitie heeft ten aanzien van de immateriële schade gerekwireerd tot toewijzing van € 1.000,-.
Ten slotte heeft de officier van justitie gevorderd om het toe te wijzen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente, alsmede om de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
7.3
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft met betrekking tot de vorderingen van de benadeelde partijen aangevoerd dat deze niet-ontvankelijk dienen te worden verklaard.
7.4
Het oordeel van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is op grond van de gebezigde bewijsmiddelen, de stukken met betrekking tot de vorderingen van de benadeelde partijen en hetgeen verder ter terechtzitting met betrekking tot de vorderingen is gebleken, voldoende vast komen te staan dat aan de benadeelde partijen rechtstreekse schade is toegebracht door het onder 1 bewezenverklaarde feit.
Ten aanzien van benadeelde partij [slachtoffer 2]
post schade door niet uitkeren van bijstand
De rechtbank is van oordeel dat deze post geen rechtstreeks gevolg is van het onder 1
bewezenverklaarde feit. Om die reden zal de rechtbank de vordering voor dit gedeelte niet-ontvankelijk verklaren.
post immateriële schade
De rechtbank is van oordeel dat door de verdachte aan de benadeelde partij rechtstreeks immateriële schade is toegebracht door het onder 1 bewezenverklaarde. De rechtbank heeft dit bedrag naar redelijkheid en billijkheid vastgesteld op € 1.600,-.
De rechtbank zal het toe te wijzen bedrag vermeerderen met de wettelijke rente met ingang van 30 oktober 2017.
De rechtbank zal de schadevergoedingsmaatregel opleggen voor een bedrag van € 1.600,-, nu de verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor deze schade die door het strafbare feit is toegebracht.
Het door de rechtbank toegewezen bedrag zal hoofdelijk worden toegewezen, nu de verdachte niet als enige verantwoordelijk is voor de gepleegde woningoverval.
Ten aanzien van benadeelde partij [slachtoffer 1]
post gestolen geldbedrag
De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de diefstal van het geld. Het gevorderde geldbedrag kan dan ook niet worden aangemerkt als rechtstreekse schade. Om die reden zal de rechtbank de vordering voor dit gedeelte niet-ontvankelijk verklaren.
post telefoon beschadigd
De rechtbank is van oordeel dat deze post onvoldoende is onderbouwd en om die reden zal zij de vordering voor dit gedeelte afwijzen.
post nieuwe sloten op huisdeur
De rechtbank is van oordeel dat deze post onvoldoende is onderbouwd en om die reden zal de rechtbank de vordering voor dit gedeelte afwijzen.
post immateriële schade
De rechtbank is van oordeel dat door de verdachte aan de benadeelde partij rechtstreeks immateriële schade is toegebracht door het onder 1 bewezenverklaarde. De rechtbank heeft dit bedrag naar redelijkheid en billijkheid vastgesteld op € 1.000,-.
De rechtbank zal het toe te wijzen bedrag vermeerderen met de wettelijke rente met ingang van 30 oktober 2017.
De rechtbank zal de schadevergoedingsmaatregel opleggen voor een bedrag van € 1.000,-, nu de verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor deze schade die door het strafbare feit is toegebracht.
Het door de rechtbank toegewezen bedrag zal hoofdelijk worden toegewezen, nu de verdachte niet als enige verantwoordelijk is voor de gepleegde woningoverval.

8.De vordering tot tenuitvoerlegging

Bij arrest van 29 augustus 2014 van de meervoudige kamer bij het gerechtshof
’s-Hertogenbosch is de verdachte veroordeeld tot 12 maanden jeugddetentie waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
Bij schriftelijke vordering van 23 januari 2018 heeft de officier van justitie de tenuitvoerlegging gevorderd van de voorwaardelijk opgelegde jeugddetentie, omdat de verdachte de algemene voorwaarde zou hebben overtreden door zich schuldig te maken aan strafbare feiten, zoals tenlastegelegd in de dagvaarding met parketnummer 03/659388-17.
Ter terechtzitting heeft de officier van justitie gevorderd de vordering ten uitvoer te leggen, maar de jeugddetentie te vervangen door gevangenisstraf.
De verdediging heeft aangevoerd dat het feit waarvoor verdachte destijds door het Hof is veroordeeld, en waarvan beroep in cassatie is ingesteld, uit 2012 dateert en dat het daarom niet denkbeeldig is dat de verdachte zich niet bewust was van het feit dat de proeftijd nog liep. Een proeftijd dient er voor te zorgen dat een veroordeelde wordt weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen. Een proeftijd die zes jaar later nog van kracht is, schiet dan zijn doel voorbij. Nu nog tenuitvoerlegging vorderen van zes maanden gevangenisstraf doet gezien dit tijdsverloop ook geen recht meer aan de ontstane situatie. De raadsman heeft erop gewezen dat de verdachte voor de zaak met parketnummer 659388-17 nu 149 dagen in voorarrest zit. Hij geeft aan dat hij begrijpt dat 149 dagen niet afdoende zijn voor de tenuitvoerlegging, de heling en de mishandeling. Hij bepleit de zes maanden gevangenisstraf om te zetten in een taakstraf. Dit moet verrekend worden met de dagen die hij in voorarrest heeft gezeten. Als de oude straf verrekend is blijft er één maand over. De verdediging bepleit de proeftijd te verlengen met één maand en voor het overige een taakstraf op te leggen.
Dat de proeftijd in het onderhavige geval door het aanwenden van rechtsmiddelen door de verdachte een aantal jaren later is ingegaan dan het tijdstip waarop het feit door hem is begaan, neemt niet weg dat de rechtbank niet anders kan dan vaststellen dat de verdachte zich tijdens een lopende proeftijd opnieuw schuldig heeft gemaakt aan een strafbaar feit. Daarmee ligt de vordering van de officier van justitie tot tenuitvoerlegging van het voorwaardelijk deel van de door het Hof opgelegde straf, te weten jeugddetentie voor de duur van zes maanden, voor toewijzing gereed met dien verstande dat de jeugddetentie wordt vervangen door gevangenisstraf.

9.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 36f en 312 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

10.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt de verdachte vrij van het tenlastegelegde onder feit 2;
Bewezenverklaring
  • verklaart het onder 1 tenlastegelegde bewezen zoals hierboven onder 3.5 is omschreven;
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde het strafbare feit oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
  • verklaart de verdachte strafbaar;
Straf
  • veroordeelt de verdachte voor feit 1 tot een gevangenisstraf van 4 jaren;
  • beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van deze gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
Vordering tenuitvoerlegging met parketnummer 20/000023-14
- gelast dat de voorwaardelijke opgelegde straf, te weten zes maanden gevangenisstraf, alsnog zal worden tenuitvoergelegd;
Benadeelde partijen en schadevergoedingsmaatregelen
  • bepaalt dat de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] , wonende te Roermond ten aanzien van de post ‘schade door niet uitkeren van bijstand’ niet-ontvankelijk is;
  • wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] gedeeltelijk toe en veroordeelt de verdachte die, evenals de medeverdachte, hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij te betalen een bedrag van € 1.600,- te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen over de periode van 30 oktober 2017 tot aan de dag van de volledige voldoening;
  • bepaalt dat voor zover dit bedrag door de/een of meer mededader(s) is betaald, de verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen;
  • veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij in het kader van deze procedure gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, begroot tot heden op nihil;
  • legt aan de verdachte de verplichting op tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer
  • bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat daarmee de verplichting aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat in zoverre komt te vervallen;
  • bepaalt dat voor zover dit bedrag door de/een of meer mededader(s) is betaald, de verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de staat te betalen;
  • bepaalt dat de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] , wonende te Roermond ten aanzien van de post ‘gestolen geldbedrag’ niet-ontvankelijk is;
  • wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] gedeeltelijk toe en veroordeelt de verdachte die, evenals de medeverdachte, hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij te betalen een bedrag van € 1.000,- te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen over de periode van 30 oktober 2017 tot aan de dag van de volledige voldoening;
  • wijst de vordering van de benadeelde partij voor het overige af;
  • bepaalt dat voor zover dit bedrag door de/een of meer mededader(s) is betaald, de verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen;
  • veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij in het kader van deze procedure gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, begroot tot heden op nihil;
  • legt aan de verdachte de verplichting op tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer, [slachtoffer 1] , van € 1.000,- bij niet betaling en verhaal te vervangen door 20 dagen hechtenis, met dien verstande dat de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft, te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen over de periode van 30 oktober 2017 tot aan de dag van de volledige voldoening;
  • bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat daarmee de verplichting aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat in zoverre komt te vervallen;
  • bepaalt dat voor zover dit bedrag door de/een of meer mededader(s) is betaald, de verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de staat te betalen.
Dit vonnis is gewezen door mr. F.L.G. Geisel, voorzitter, mr. V.P. van Deventer en
mr. M.J.H. van den Hombergh, rechters, in tegenwoordigheid van M.S.E.M. Oude Hengel, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 20 april 2018.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
1.
hij in of omstreeks de periode van 29 oktober 2017 tot en met 30 oktober 2017
in de gemeente Roermond,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening onder andere heeft
weggenomen een hoeveelheid geld (ongeveer 100 euro) en/of een sleutelbos en/of
een (zwarte) autosleutel (merk Peugeot), in elk geval enig goed, geheel of ten
dele toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] in elk geval
aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of
bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] ,
gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, gemakkelijk te maken
en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s)
hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te
verzekeren,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond dat hij verdachte
en/of zijn mededader(s):
- de woning van die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] heeft/hebben betreden en/of
- die [slachtoffer 1] heeft/hebben geduwd en/of
- naar die [slachtoffer 2] is/zijn toegelopen en/of op die [slachtoffer 2] een vuurwapen, althans
een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, heeft/hebben gericht en/of
- ( daarbij) op dreigende toon tegen die [slachtoffer 2] heeft/hebben gezegd: "Wie is er
[slachtoffer 2] en waar is het geld?" en/of "Waar is het goud? Waar is het geld?" en/of
- die [slachtoffer 2] met een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend
voorwerp, op/tegen het hoofd, althans tegen het lichaam, heeft/hebben
geslagen en/of
- die [slachtoffer 2] meermalen, althans eenmaal, met (een) vuist(en) heeft/hebben
geslagen;
2.
hij in of omstreeks de periode van 3 juni 2017 tot en met 9 juni 2017 te
Venlo, in elk geval in Nederland, (uit winstbejag) een set duikuitrusting
heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij
ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van de duikuitrusting
wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat het (een) door
misdrijf verkregen goed(eren) betrof.

Voetnoten

1.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie Eenheid Limburg, Districtsrecherche Noord- en Midden Limburg, proces-verbaalnummer 2017174101, gesloten d.d. 11 december 2017, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 253.
2.Proces-verbaal aangifte van [slachtoffer 2] d.d. 30 oktober 2017 op de pagina’s 30-32.
3.Proces-verbaal verhoor aangever van [slachtoffer 2] d.d. 7 november 2017 op de pagina’s 36-40.
4.Proces-verbaal aangifte van [slachtoffer 1] d.d. 30 oktober 2017 op pagina’s 50-52.
5.Proces-verbaal verhoor aangeefster [slachtoffer 1] d.d. 7 november 2017 op de pagina’s 53-56.
6.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 16 november 2017 op pagina 113.
7.Proces-verbaal verhoor verdachte d.d. 20 november 2017 op pagina’s 134-137.
8.Proces-verbaal ter terechtzitting van 6 april 2018.
9.Procesdossier op pagina 12.
10.Proces-verbaal verhoor aangeefster [slachtoffer 1] d.d. 9 november 2017 op de pagina’s 62-64.
11.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 14 november 2017 op pagina’s 158 en 159.
12.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 16 november 2017 op pagina’s 144-146.