ECLI:NL:RBLIM:2018:3823

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
20 april 2018
Publicatiedatum
20 april 2018
Zaaknummer
03/721856-14
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in strafzaak wegens ongeval op Carboonplein te Kerkrade, waarbij verdachte niet als bestuurder kan worden aangemerkt

Op 20 april 2018 heeft de Rechtbank Limburg in Maastricht uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij een ongeval op het Carboonplein in Kerkrade op 1 oktober 2014. De verdachte werd beschuldigd van het veroorzaken van een verkeersongeval waarbij anderen gewond raakten, en de tenlastelegging omvatte zowel primair als subsidiair verwijten op basis van de Wegenverkeerswet. De rechtbank heeft de zaak inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 6 april 2018, waar de verdachte en zijn raadsman aanwezig waren, evenals de officier van justitie.

De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet kon worden aangemerkt als bestuurder in de zin van de Wegenverkeerswet, omdat hij onwel was geworden en daardoor niet in staat was om het voertuig te besturen. De verdachte had voorafgaand aan het ongeval symptomen ervaren die hij niet als een hypoglykemie herkende, ondanks zijn diabetes. De rechtbank concludeerde dat er geen eenduidige oorzaak voor het onwel worden van de verdachte kon worden vastgesteld, en dat hij niet wist of kon vermoeden dat hij niet in staat was om aan het verkeer deel te nemen.

Uiteindelijk heeft de rechtbank de verdachte vrijgesproken van zowel het primair als het subsidiair tenlastegelegde, omdat er onvoldoende bewijs was voor schuld aan het ongeval. De rechtbank benadrukte dat bij artikel 6 van de Wegenverkeerswet de schuld de kern van het verwijt is, en dat het ontbreken van schuld leidde tot vrijspraak.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
Parketnummer: 03/721856-14
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 20 april 2018
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboortegegevens verdachte] ,
wonende te [adresgegevens verdachte] .
De verdachte wordt bijgestaan door mr. B.M.A. Jegers, advocaat kantoorhoudende te Heerlen.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 6 april 2018. De verdachte en zijn raadsman zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat (primair) door de schuld van de verdachte hij met zijn auto een ongeval heeft veroorzaakt waarbij anderen (zwaar) gewond zijn geraakt, dan wel dat (subsidiair) hij zich zodanig op de weg heeft gedragen dat daardoor gevaar op de weg werd of kon worden veroorzaakt, dan wel het verkeer werd of kon worden gehinderd.

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het primair tenlastegelegde bewezen.
De verdachte kan zich niet beroepen op het feit dat de onmacht waarin hij kennelijk is komen te verkeren verontschuldigbaar is. Hij heeft niet alles gedaan dat in zijn macht lag om een ongeluk te voorkomen. De verdachte had, voorafgaand aan de fatale autorit, de bloedsuikerspiegel moeten controleren, zoals het CBR dit aan automobilisten met diabetes mellitus adviseert. Temeer nu hij zich voorafgaand aan deze fatale autorit al niet goed voelde, had hij dit advies ter harte moeten nemen. Door het advies ‘in de wind te slaan’ is dit ongeval aan de verdachte toe te rekenen.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat het ongeval in beginsel door schuld van de verdachte is ontstaan. Maar omdat de verdachte onwel is geworden, waarvan de oorzaak niet met zekerheid is vast te stellen, is er sprake van verontschuldigbare onmacht.
De verdachte kon op het moment dat hij ging rijden niet vermoeden dat hij zozeer onwel zou worden dat hij daardoor onmachtig zou zijn het voertuig naar behoren te besturen.
De verdachte moet worden vrijgesproken van het aan hem onder primair tenlastegelegde.
Ten aanzien van het subsidiaire aan hem tenlastegelegde is de raadsman van oordeel dat de verdachte ontslagen moet worden van alle rechtsvervolging op grond van afwezigheid van alle schuld, omdat de verdachte geheel buiten zijn schuld kwam te verkeren in een situatie van onmacht.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
Artikel 6 van de Wegenverkeerswet
Aan de verdachte wordt onder primair verweten dat hij zich als bestuurder van een personenauto zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, welke gedraging heeft bestaan uit het, terwijl hij wist of kon vermoeden dat hij niet in staat was om aan het verkeer deel te nemen, op zodanige wijze rijden, sturen of remmen dat hij de door hem bestuurde personenauto niet meer onder controle had.
De vraag die voor de bewezenverklaring van dit feit relevant is, is of de verdachte wist of kon vermoeden dat hij niet in staat was om aan het verkeer deel te nemen. In het kader daarvan overweegt de rechtbank als volgt.
De verdachte heeft verklaard dat hij voorafgaand aan het ongeval onwel is geworden in de supermarkt. Hij dacht zelf dat het mogelijk een hartaanval zou kunnen zijn. Hij is terug gegaan naar zijn auto en heeft daar gewacht totdat hij zich weer beter voelde. Toen hij zich weer in staat voelde om aan het verkeer deel te nemen, is hij weggereden uit het parkeervak.
Gevraagd naar zijn suikerziekte als de mogelijke oorzaak van het onwel worden, verklaart de verdachte dat hij nog nooit eerder een zogenaamde ‘hypo’ heeft gehad. Hij weet wat de symptomen zijn van een hypo omdat hij dit vaker bij anderen heeft waargenomen. Hij heeft reeds 25 jaar suikerziekte en hij heeft daarom altijd Dextro en een insulinespuit bij zich. Gedurende de 25 jaar dat hij lijdt aan suikerziekte, is zijn bloedsuikerspiegel slechts in tien gevallen afgeweken en heeft hij in die gevallen steeds tijdig actie kunnen ondernemen door suiker of Dextro te nemen. Hij kent en herkent derhalve de symptomen van een afwijkende bloedsuikerspiegel. De symptomen toen hij ‘
onwel’ werd herkende hij echter niet als het gevolg van een (sterk) afwijkende bloedsuikerspiegel. Hij was die morgen in het ziekenhuis geweest om behandeld te worden voor een trombosebeen.
In het ziekenhuis heeft hij geluncht en tijdig gebruikelijke medicatie gekregen voor, onder andere, de suikerziekte. De cardioloog van de verdachte geeft aan dat mogelijk een propje vanuit het trombosebeen van de verdachte naar zijn longen zou kunnen zijn geschoten, waardoor de verdachte onwel werd. De raadsman heeft een brief overgelegd waaruit deze optie blijkt te zijn geopperd.
De getuigen beschrijven dat zij, bij het aantreffen van de verdachte, concludeerden dat de verdachte mogelijk een zogenaamde ‘hypo’ had. Echter, de bloedsuikerspiegel van de verdachte is pas gemeten nadat hem waarschijnlijk al Dextro was toegediend. Door deze onzekerheid is niet meer met zekerheid vast te stellen wat de bloedsuikerspiegel van de verdachte is geweest ten tijde van het ongeval. Een eenduidige oorzaak voor het onwel worden van de verdachte kan naar het oordeel van de geraadpleegde forensisch arts genaamd dr. Poettgens, niet meer worden aangegeven dan wel aangetoond. Indien het een ‘hypo’ is geweest dan, zo wordt door dr. Poettgens opgemerkt, is een van de symptomen een verminderd beoordelingsvermogen, wat mogelijk tot gevolg heeft gehad dat de verdachte zijn fysieke situatie niet goed heeft ingeschat.
Uit het rapport van het Nederlands Forensisch Instituut blijkt dat de concentraties van medicatie in het bloed van de verdachte dermate laag waren dat moet worden aangenomen dat door deze geneesmiddelen op het moment van het ongeval de rijvaardigheid niet nadelig werd beïnvloed.
Gelet op vorenstaande luidt de conclusie van de rechtbank dat geen eenduidige oorzaak voor het onwel worden van de verdachte kan worden aangetoond.
Door de symptomen die hij waarnam, heeft de verdachte gemeend dat het onwel worden niet in relatie stond met de suikerziekte. Hij is pas weer gaan rijden op het moment dat deze symptomen verdwenen waren en hij zich in staat voelde om weer aan het verkeer deel te nemen. Naar het oordeel van de rechtbank is deze conclusie niet onbegrijpelijk en niet onlogisch. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat niet is bewezen dat de verdachte, toen hij aan de fatale autorit begon, wist of kon vermoeden dat hij niet in staat was om aan het verkeer deel te nemen.
Omdat de verdachte geen schuld heeft aan het ongeval moet de rechtbank de verdachte vrijspreken van het onder primair ten laste gelegde.
Artikel 5 van de Wegenverkeerswet
Aan de verdachte wordt met het subsidiair tenlastegelegde verweten dat hij zich zodanig heeft gedragen op de weg, dat hij daardoor gevaar op de weg heeft veroorzaakt of het verkeer heeft gehinderd.
Bij artikel 5 is niet de vraag of de verdachte schuld had aan het ongeval dat ten gevolge van die handeling heeft plaatsgevonden, maar staat alleen het gedrag centraal.
In artikel 1 van de Wegenverkeerswet 1994, lid 1 aanhef en onder letter n. wordt ‘bestuurder van een motorrijtuig’ gedefinieerd, onder meer, als ‘degene die het motorrijtuig bestuurt’. Onder dit ‘besturen’ verstaat de rechtbank de beïnvloeding van de bedieningsorganen van het motorrijtuig. In de tenlastelegging wordt beschreven dat de verdachte onvoorzichtig, onoplettend of onoordeelkundig heeft gestuurd, gereden of geremd.
Volgens de rapportage van de afdeling Verkeersongevallenanalyse van de politie moet worden aangenomen dat de verdachte, gezien het aangetroffen sporenbeeld, vanaf het moment dat hij weg reed, behoudens het mogelijk opschakelen van de eerste naar de tweede versnelling, geen handelingen meer heeft verricht in het voertuig. Het voertuig is vrijwel in een rechte lijn het trottoir van het Carboonplein op gereden. Ook bij het contact met de snorfiets en de voetgangers is er geen reactie gevolgd van de verdachte.
De rechtbank leidt hieruit af dat de verdachte helemaal geen handelingen meer heeft kunnen verrichten, naar mag worden aangenomen doordat hij onwel is geworden en zijn auto daardoor - als ware het een ongeleid projectiel - in de richting van de stoep heeft bewogen met de gevolgen zoals deze uit het dossier blijken: gewonden en materiële schade.
De rechtbank is van oordeel dat, gelet op vorenstaande, de verdachte niet (meer) is aan te merken als bestuurder in de zin van artikel 1 van de Wegenverkeerswet 1994. Waar subsidiair het zijn van bestuurder van een motorrijtuig aan de verdachte wordt tenlastegelegd, moet de rechtbank de verdachte eveneens daarvan vrijspreken.
De rechtbank merkt tot slot nog op dat hetgeen zij heeft geoordeeld ten aanzien van het subsidiaire feit, ook geldt ten aanzien van het onder primair tenlastegelegde. Bij artikel 6 van de Wegenverkeerswet is de schuld echter de kern van het verwijt, bij het ontbreken van welke schuld de verdachte reeds om die reden dient te worden vrijgesproken.

4.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt de verdachte vrij van het primair en van het subsidiair tenlastegelegde.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.M.W. Nobis, voorzitter, mr. F.M. van Maanen Winters, en mr. C. Drent, rechters, in tegenwoordigheid van J.G.A.M. Spijkers, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 20 april 2018.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 1 oktober 2014, in de gemeente Kerkrade, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), daarmede rijdende over de weg, het Carboonplein, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor (een) ander(en), te weten
- [slachtoffer 1] en/of
- [slachtoffer 2] en/of
- [slachtoffer 3] en/of
- [slachtoffer 4] )
zwaar lichamelijk letsel of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan,welke gedraging(en) zeer, althans aanmerkelijk onvoorzichtig en/of onoplettend was/waren en hieruit heeft/hebben bestaan dat hij, verdachte,
terwijl hij, verdachte, wist of kon vermoeden dat hij (door diabetes/hypoglykemie) niet of verminderd in staat was om aan het verkeer deel te nemen en/of na gebruik van (een) geneesmiddel(en) die/dat de rijvaardigheid nadelig kan beïnvloeden,
op zodanige wijze heeft gestuurd althans heeft gereden dat hij, verdachte, het door hem bestuurde motorrijtuig niet voortdurend onder controle heeft gehad, tengevolge waarvan hij, verdachte, met voornoemd motorrijtuig rijdende over het Carboonplein in de richting van de Akerstraat, op het -gezien zijn, verdachtes, rijrichting- rechts van die weg gelegen trottoir terecht is gekomen waardoor althans mede waardoor een botsing en/of aan- of overrijding is ontstaan met/tussen/door zijn, verdachtes, motorrijtuig en de zich op dat trottoir bevindende voornoemde
- [slachtoffer 1] en/of
- [slachtoffer 2] en/of
- [slachtoffer 3] en/of
- [slachtoffer 4] en/of
waarna hij, verdachte, (vervolgens) met het door hem bestuurde motorrijtuig (verder) langs de gevel van een voormalig bankgebouw is geschampt en (vervolgens) op de hoek van het Carboonplein en de Akerstraat tot stilstand is gekomen;
De in deze tenlastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voor zover daaraan in de Wegenverkeerswet 1994 betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd;
Subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden, dat:
hij op of omstreeks 1 oktober 2014, in de gemeente Kerkrade, als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), daarmee rijdende op de weg, Carboonplein, terwijl hij, verdachte, wist of kon vermoeden dat hij (door diabetes/hypoglykemie) niet of verminderd in staat was om aan het verkeer deel te nemen en/of na gebruik van (een) geneesmiddel(en) die/dat de rijvaardigheid nadelig kan beïnvloeden, zo onvoorzichtig en/of onoplettend en/of onoordeelkundig en/althans op zodanige wijze heeft gestuurd althans heeft gereden en/althans zo onvoorzichtig en/of onoplettend en/of zo onoordeelkundig heeft geremd, dat
hij, verdachte, het door hem bestuurde motorrijtuig niet voortdurend onder controle heeft gehad, tengevolge waarvan hij, verdachte, met voornoemd motorrijtuig rijdende over het Carboonplein in de richting van de Akerstraat, op het -gezien zijn, verdachtes, rijrichting- rechts van die weg gelegen trottoir terecht is gekomen waardoor althans mede waardoor een botsing en/of aan- of overrijding is ontstaan met/tussen/door zijn, verdachtes, motorrijtuig
en een (of meer) zich op dat trottoir bevindende voetganger(s) en/of een kinderwagen en/of een snorfiets, door welke gedraging(en) van verdachte (telkens) gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans (telkens) kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg (telkens) werd gehinderd, althans (telkens) kon worden gehinderd.
De in deze tenlastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voor zover daaraan in de Wegenverkeerswet 1994 betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd.