ECLI:NL:RBLIM:2018:3822
Rechtbank Limburg
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak van opzettelijk aanwezig hebben en vervaardigen van amfetamine met alternatief scenario
Op 20 april 2018 heeft de Rechtbank Limburg in Roermond uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van het opzettelijk aanwezig hebben en vervaardigen van amfetamine. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 6 april 2018, waarbij de verdachte en zijn raadsman aanwezig waren. De officier van justitie eiste bewijs voor de tenlastelegging, maar de verdediging stelde dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte te veroordelen. De rechtbank heeft de verklaringen van getuigen en de verdachte zorgvuldig gewogen. De officier van justitie stelde dat getuigen hadden verklaard dat de verdachte drugs in een container had gegooid en dat er drugs in zijn woning waren aangetroffen. De verdediging betwistte deze verklaringen en stelde dat de verdachte niet verantwoordelijk kon worden gehouden voor de aangetroffen drugs, aangezien hij niet in de woning was geweest en er een alternatieve verklaring was voor de aanwezigheid van de drugs.
De rechtbank oordeelde dat de verklaring van de verdachte niet zonder meer ongeloofwaardig was en dat het alternatieve scenario niet kon worden uitgesloten. Er was onvoldoende bewijs om te concluderen dat de verdachte opzettelijk amfetamine aanwezig had of vervaardigd. Daarom sprak de rechtbank de verdachte vrij van beide tenlastegelegde feiten. De beslissing werd genomen op basis van de onduidelijkheid in het bewijs en de mogelijkheid dat de drugs niet van de verdachte waren. De rechtbank benadrukte dat in strafzaken de bewijslast bij de aanklager ligt en dat de verdachte niet kan worden veroordeeld zonder wettig en overtuigend bewijs.