ECLI:NL:RBLIM:2018:3777

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
20 april 2018
Publicatiedatum
19 april 2018
Zaaknummer
03/659270-15
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van noodweer bij poging tot doodslag in Roermond

Op 20 april 2018 heeft de Rechtbank Limburg in Roermond uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van poging tot doodslag. De verdachte heeft bekend dat zij op 4 juli 2015 het slachtoffer met een mes in de nek heeft gestoken. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de verdachte handelde uit noodweer, omdat zij zich verdedigde tegen een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding door het slachtoffer. De rechtbank heeft vastgesteld dat het slachtoffer de verdachte eerder had bedreigd en mishandeld, en dat hij op het moment van het steekincident de verdachte in een nekklem hield. De rechtbank oordeelde dat de verdachte proportioneel heeft gehandeld door het mes te gebruiken, en dat zij niet strafbaar is. De verdachte werd daarom ontslagen van alle rechtsvervolging. De benadeelde partij, het slachtoffer, werd niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering tot schadevergoeding, omdat er geen straf of maatregel aan de verdachte werd opgelegd. De rechtbank heeft de kosten van de benadeelde partij voor de verdediging op nihil vastgesteld.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Roermond
Strafrecht
Parketnummer: 03/659270-15
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 20 april 2018
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboortegegevens verdachte] ,
wonende te [adresgegevens verdachte] .
De verdachte wordt bijgestaan door mr. N. Birrou, advocaat kantoorhoudende te Roermond.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 6 april 2018. De verdachte en haar raadsman zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte:
Primair:heeft geprobeerd om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven door hem met een mes in de nek te steken;
Subsidiair:heeft geprobeerd om [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen door hem met een mes in de nek te steken.

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat de verdachte [slachtoffer] op 4 juli 2015 met een mes in zijn nek heeft gestoken. Daartoe heeft zij verwezen naar de aangifte van
[slachtoffer] (hierna: [slachtoffer] ), het verhoor van [slachtoffer] , de bekennende verklaring van de verdachte ter terechtzitting en de medische informatie over [slachtoffer] . Door te handelen zoals de verdachte heeft gedaan, heeft zij bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat [slachtoffer] van het leven zou worden beroofd en is het primair tenlastegelegde volgens de officier van justitie bewezen. De officier van justitie acht de verdachte echter niet strafbaar, omdat sprake was van zelfverdediging. Voor zover de verklaringen van de verdachte en [slachtoffer] niet overeenkomen gaat de officier van justitie bij haar beoordeling uit van de verklaringen van de verdachte. [slachtoffer] heeft
eerst op 26 augustus 2015 aangifte gedaan en, gelet op de inhoud van die aangifte, heeft de officier van justitie twijfels over zijn motivatie om aangifte te doen. Ook heeft [slachtoffer] over diverse zaken wisselend verklaard, terwijl de verdachte consistente verklaringen heeft afgelegd. Het letsel dat bij de verdachte werd geconstateerd onderstreept haar verklaring.
Voorafgaand aan het steekincident heeft [slachtoffer] de verdachte twee kopstoten gegeven, geslagen en twee koelboxen op haar auto gegooid toen zij met haar auto de woning verliet. Nadat [slachtoffer] telefonisch dreigde de woning in brand te steken heeft hij de verdachte bij terugkomst bij de woning overgoten met benzine en gedreigd haar en de woning in brand te steken. Op het moment dat de verdachte [slachtoffer] met het mes stak had [slachtoffer] de verdachte in een nekklem en kon zij geen kant op. Op dat moment was er sprake van een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding. Gelet hierop was schoppen en slaan zinloos en heeft zij door eenmaal te steken met het mes proportioneel en op gepaste wijze gehandeld. De verdachte komt om die reden een beroep op noodweer toe, waardoor zij moet worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich ten aanzien van de bewezenverklaring gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. De verdachte is volgens de raadsman niet strafbaar, omdat sprake was van psychische overmacht dan wel van (putatieve) noodweer(exces). Ter onderbouwing van het beroep op psychische overmacht heeft de raadsman gesteld dat de verdachte al tijden werd bedreigd en mishandeld door [slachtoffer] . Op 4 juli 2015 heeft [slachtoffer] de verdachte twee kopstoten gegeven, geslagen, overgoten met benzine en gedreigd haar in brand te steken. Hierdoor was sprake van een van buiten komende drang waaraan de verdachte redelijkerwijs geen weerstand kon en behoefde te bieden. Ter onderbouwing van zijn beroep op putatieve noodweer en noodweer(exces) heeft de raadsman in aanvulling op het voorgaande nog gesteld dat zij, verdachte, door [slachtoffer] ten tijde van het steken met het mes in een nekklem werd gehouden, terwijl zij reeds was overgoten met benzine en [slachtoffer] had gedreigd haar in brand te steken. De verdachte heeft zich, mede gelet op die omstandigheden, op proportionele en gepaste wijze verdedigd. Mocht de rechtbank op grond van het procesdossier van oordeel zijn dat geen sprake is van (putatieve) noodweer(exces) dan wel psychische overmacht dan verzoekt de raadsman de verdachte in het kader van zijn beroep op psychische overmacht te laten onderzoeken door een psychiater.
3.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
[slachtoffer] heeft op 7 juli 2015 - zakelijk weergegeven - verklaard dat de verdachte hem in de nacht van 3 op 4 juli 2015 in hun woning te Roermond met een mes in zijn nek heeft gestoken. [2]
De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat zij [slachtoffer] op 4 juli 2015 in hun woning te Roermond met een vleesmes van circa 30 centimeter in zijn nek heeft gestoken. [3]
Uit informatie van de chirurg van 14 juli 2015 en 14 oktober 2015 blijkt het volgende:
Bij [slachtoffer] werd op 4 juli 2015 een messteekverwonding geconstateerd links in de hals. Dit letsel is in principe potentieel levensbedreigend bij vaat-of luchtwegbeschadiging. [4]
De getuige [getuige] heeft op 4 juli 2015 om 03:15 uur verklaard dat hij ongeveer 45 minuten vóór het verhoor heeft gezien dat verdachte en [slachtoffer] ruzie hadden en dat [slachtoffer] witte plastic bakken tegen de auto gooide waarmee verdachte weg reed. Hij zag kort daarop dat verdachte met de auto terug kwam. [5]
Gelet op voornoemde bewijsmiddelen acht de rechtbank bewezen dat de verdachte op
4 juli 2015 in Roermond [slachtoffer] met een mes in zijn nek heeft gestoken. Op grond van de bewijsmiddelen en het verhandelde ter terechtzitting kan naar het oordeel van de rechtbank niet worden vastgesteld dat er sprake is van ‘boos’ opzet ten aanzien van de poging tot doodslag. Dat de verdachte had besloten [slachtoffer] om het leven te brengen blijkt immers niet uit het procesdossier. De volgende vraag is of zij willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat [slachtoffer] door haar handelwijze zou overlijden. In dit verband dient eerst de vraag te worden beantwoord of het met een mes steken in de nek van een persoon, de aanmerkelijke kans op diens overlijden met zich brengt. De rechtbank beantwoordt deze vraag onder verwijzing naar voornoemde informatie van de chirurg bevestigend. De rechtbank stelt zich voorts de vraag of de verdachte bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat door haar handelen [slachtoffer] dood had kunnen gaan. De rechtbank stelt vast dat de verdachte in de situatie dat zij in een soort van nekklem werd gehouden door [slachtoffer] nog in staat is gebleken een vleesmes te pakken. Met dit vleesmes heeft zij vervolgens in de richting van de nek van [slachtoffer] gestoken. Niet kan worden vastgesteld dat zij bewust gemikt heeft op de nek van [slachtoffer] . De rechtbank is echter van oordeel dat de ongecontroleerde gedraging van de verdachte in de richting van de nek van [slachtoffer] naar de uiterlijke verschijningsvorm zozeer gericht is op de dood van [slachtoffer] dat het niet anders kan zijn dan dat de verdachte de aanmerkelijke kans op dat gevolg bewust heeft aanvaard. De rechtbank acht derhalve wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte heeft gepoogd [slachtoffer] van het leven te beroven.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte
primair.
op 4 juli 2015 in de gemeente Roermond ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven, met voornoemd opzet met een mes die [slachtoffer] in de nek heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Zowel de officier van justitie als de raadsman hebben zich op het standpunt gesteld dat sprake is van noodweer, dat het feit hierdoor niet strafbaar is en dat de verdachte dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
Dienaangaande overweegt de rechtbank als volgt.
Wil een beroep op noodweer slagen, dan is vereist dat de verdediging is gericht tegen een "ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding ".
In het voor noodweer geldende vereiste dat de gedraging is "geboden door de noodzakelijke verdediging" worden zowel de zogenoemde subsidiariteits- als de proportionaliteitseis tot uitdrukking gebracht. Aan de subsidiariteitseis is niet voldaan indien de verdachte zich niet of niet op deze wijze behoefde te verdedigen en er dus geen noodzaak tot verdediging bestond. De proportionaliteitseis strekt ertoe om niet ook dan een gedraging straffeloos te doen zijn indien zij - als verdedigingsmiddel - niet in redelijke verhouding staat tot de ernst van de aanranding.
Naar het oordeel van de rechtbank is op grond van de overeenkomstige verklaringen van de van de verdachte en [slachtoffer] het volgende komen vast te staan.
De verdachte en [slachtoffer] zijn op 3 juli 2015 samen naar een concert gegaan, waar zij een woordenwisseling hebben. [slachtoffer] vertrekt om die reden zonder de verdachte en arriveert als eerste in de gezamenlijke woning aan de [adres] te Roermond (hierna: de woning). Daarna arriveert de verdachte, die dan tegen de zin in van [slachtoffer] , de woning ingaat. De verdachte pakt spullen van haar en hun dochter [naam dochter] uit de woning. [slachtoffer] smijt met onder meer een afstandsbediening naar de verdachte en slaat de verdachte in haar buik. De verdachte verlaat vervolgens de woning, stapt in haar auto en rijdt weg. Bij het wegrijden gooit [slachtoffer] ten minste één koelbox tegen de auto van de verdachte. Vervolgens belt [slachtoffer] de verdachte met de mededeling: “Wil je nog spullen van [naam dochter] hebben? Want dan moet je nu komen want ik steek nu de kooi om de fik”. De verdachte rijdt vervolgens terug naar hun woning parkeert de auto voor de woning aan de overkant van de straat en stapt uit de auto. [slachtoffer] staat in de buurt van de auto met een jerrycan met benzine die hij die middag heeft aangeschaft en in de woonkamer heeft gezet. [slachtoffer] gooit benzine op de verdachte en de verdachte en [slachtoffer] rennen in de richting van de voordeur van hun woning.
Voorts heeft de verdachte als volgt verklaard. Voorafgaand aan het gooien van de benzine heeft [slachtoffer] gezegd: “jij stommerik, ik steek je in de fik, wat meen je nu”. De verdachte rent naar eigen zeggen de woning binnen en probeert [slachtoffer] buiten te houden door de deur te sluiten. Vervolgens vindt er volgens de verdachte in de hal op de grond in glas een worsteling plaats tussen haar en [slachtoffer] . Het glas is afkomstig van de voordeur die eerder die dag door [slachtoffer] is vernield. [slachtoffer] roept dan “ik maak je kapot, ik maak je kapot”. Terwijl de verdachte [slachtoffer] probeert buiten te sluiten door de deur van de woonkamer te sluiten, houdt hij haar in een soort nekklem. De verdachte pakt een mes van de eettafel en steekt [slachtoffer] eenmaal in de nek. Zij steekt met het mes onderhands naar voren.
[slachtoffer] heeft in één van zijn verhoren bij de politie verklaard dat hij achter de verdachte de woning binnen is gerend en luttele seconden na de verdachte binnen kwam. Toen hij de woonkamer binnen kwam stond de verdachte meteen voor hem en heeft zij hem gestoken. Ook heeft [slachtoffer] in één van zijn verhoren verklaard dat de verdachte tijd genoeg had de deur van de woning dicht te doen en hem buiten te houden. Hij kan zich niet herinneren dat de verdachte vaker dan één keer stekende bewegingen met het mes heeft gemaakt. Bij zijn aangifte eind augustus 2015 heeft [slachtoffer] verklaard dat zijn snijwonden aan zijn handen afkomstig waren van het afweren en dat de verdachte haar nog minimaal één keer heeft geprobeerd te steken.
De rechtbank stelt vast dat de verklaringen van de verdachte en de verklaringen van [slachtoffer] in belangrijke mate overeenkomen, maar op een aantal wezenlijke punten verschillen. De rechtbank stelt voorts vast dat de verdachte van meet af aan consistent heeft verklaard over wat zich voorafgaand aan het steekincident rondom en in de woning van de verdachte en [slachtoffer] heeft afgespeeld. Dat geldt echter niet voor [slachtoffer] . Hij heeft wisselend verklaard over de tijd tussen de binnenkomst van de verdachte in de woning en zijn binnenkomst in de woning en over het aantal stekende bewegingen die de verdachte met het mes heeft gemaakt. Voor zover de verklaringen van de verdachte en [slachtoffer] verschillen gaat de rechtbank daarom uit van de verklaringen van de verdachte.
De rechtbank gaat daarom ervan uit dat [slachtoffer] , naast de eerder vastgestelde feiten en omstandigheden, heeft gedreigd de verdachte in brand te steken, haar kapot te maken, met haar heeft geworsteld in de hal in het glas afkomstig van de kapotte voordeur, hetgeen wordt ondersteund door de bij beiden vastgestelde snijwonden en haar in een soort van nekklem heeft gehouden. Gelet op deze nekklem, het feit dat [slachtoffer] benzine over de verdachte had gegooid en hij daarbij heeft gedreigd haar in brand te steken, mocht de verdachte zich naar het oordeel van de rechtbank verdedigen. Naar het oordeel van de rechtbank heeft zij daarbij de grenzen van proportionaliteit en subsidiariteit niet overschreden. De verdachte kon op dat moment niet op een andere wijze uit de nekklem komen en heeft zich hiertegen op gepaste wijze verdedigd door eenmaal te steken met het binnen haar handbereik liggende mes.
De rechtbank honoreert het beroep op noodweer en acht dientengevolge het bewezenverklaarde feit niet strafbaar. De verdachte zal ter zake hiervan worden ontslagen van alle rechtsvervolging.

5.De benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

5.1
De vordering van de benadeelde partij
De benadeelde partij [slachtoffer] vordert een schadevergoeding van € 1557,62 (bestaande uit € 432,62 materiële schade en € 1125,00 immateriële schade).
5.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij in zijn vordering niet-ontvankelijk moet worden verklaard, omdat de verdachte moet worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
5.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft, evenals de officier van justitie, betoogd dat de benadeelde partij niet kan worden ontvangen in zijn vordering, omdat de verdachte moet worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
5.4
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal de benadeelde partij in zijn vordering niet-ontvankelijk verklaren, nu aan de verdachte geen straf of maatregel wordt opgelegd en artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht geen toepassing heeft gevonden. De vordering kan derhalve slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
De benadeelde partij zal worden veroordeeld in de kosten door de verdachte ter verdediging van de vordering gemaakt, welke kosten tot op heden worden begroot op nihil.

6.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
  • verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hierboven onder 3.4 is omschreven;
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
  • heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis;
Strafbaarheid
- verklaart het onder 3.4 bewezenverklaarde feit niet strafbaar en ontslaat de verdachte ten aanzien hiervan van alle rechtsvervolging;
Benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel
  • verklaart de benadeelde partij [slachtoffer] , wonende te [R.] , niet-ontvankelijk in zijn vordering;
  • veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte in het kader van deze procedure gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, begroot tot op heden op nihil;
Dit vonnis is gewezen door mr. V.P. van Deventer, voorzitter, mr. M.J.H. van den Hombergh en mr. F.L.G. Geisel, rechters, in tegenwoordigheid van mr. S.A.J. Wenders, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 20 april 2018.
Mr. S.A.J. Wenders is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
zij op of omstreeks 4 juli 2015 in de gemeente Roermond ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven, met voornoemd opzet met een mes, althans met een scherp en/of puntig voorwerp, die [slachtoffer] in de nek, althans in het lichaam heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden, dat:
zij op of omstreeks 4 juli 2015 in de gemeente Roermond ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om haar levensgezel, [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met voornoemd opzet met een mes, althans met een scherp en/of puntig voorwerp, die [slachtoffer] in de nek, althans in het lichaam heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.

Voetnoten

1.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie Limburg-Noord, District Venlo, Recherche Venlo, proces-verbaalnummer 2015124471, gesloten d.d. 28 augustus 2015, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 215.
2.Het proces-verbaal van verhoor meerderjarige verdachte d.d. 7 juli 2015, doorgenummerde dossierpagina’s 48 tot en met 53.
3.De verklaring van de verdachte afgelegd ter terechtzitting van 6 april 2018.
4.Geschriften, medische informatie van de chirurg betreffende [slachtoffer] d.d. 14 juli 2015 en 14 oktober 2015, doorgenummerde dossierpagina’s 208 en 215.
5.Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] , doorgenummerde dossierpagina’s 85 tot en met 87.