Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
1.De procedure
- de akte houdende uitlating/producties van [eiseres] van 23 augustus 2017
- de antwoordakte van [gedaagde] van 18 oktober 2017.
2.De verdere beoordeling
“een totaal bedrag is verrekend waarbij aangeeft dat ten aanzien van de verrekening niet bij elke aanslag door de Belastingdienst is aangegeven waarmee het is verrekend.”Volgens haar is over 2012 € 2.777,- verrekend met privégelden. Zij heeft dit onderbouwd met meer dan twintig (voorlopige) aanslagen, voorzien van geen enkele nadere toelichting. Dit is niet voldoende. Zij had op zijn minst per bijlage moeten uitleggen hoe dit haar vordering onderbouwt. Het is niet aan de kantonrechter of [gedaagde] om dit zelf uit te zoeken. De kantonrechter gaat hier dan ook aan voorbij.
“waaruit blijkt welke betalingen [eiseres] aan de Fiscus heeft gedaan. Het betreft een totaalbedrag regulier aan de Belastingdienst ad € 2.744,00 (…) Via de betalingregeling heeft zij in totaal betaald een bedrag van € 800,-”Het betreft 20 pagina’s met afdrukken van bankafschriften waarin geen enkele selectie is gemaakt. Zij heeft de uitdraaien op geen enkele manier toegelicht, wat zij wel had moeten doen. Het is niet aan de kantonrechter of [gedaagde] om tussen alle mutaties de betalingen aan de Belastingdienst terug te vinden, laat staan om vervolgens uit te zoeken op welke aanslagen die betalingen zien. Van [eiseres] had op zijn minst verwacht kunnen worden toe te lichten welke mutaties zij bij elkaar heeft opgeteld om tot de bedragen van € 2.744,00 en € 800,- te komen. Ook hieraan gaat de kantonrechter derhalve voorbij.