In deze beschikking van de Rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, is op 11 april 2018 uitspraak gedaan in een geschil tussen twee broers, [verzoeker] en [belanghebbende], over de verdeling en het beheer van een gemeenschap van onroerende zaken. De procedure is gestart door [verzoeker], die HBM als beheerder van de panden wilde ontslaan en een nieuwe beheerder wilde laten aanwijzen. De broers zijn sinds 2004 verwikkeld in een juridische strijd over de verdeling van een viertal panden, waarin horeca is gevestigd. De kantonrechter heeft vastgesteld dat er geen gemeenschap meer bestaat na een onherroepelijke uitspraak van het Gerechtshof, die de verdeling van de gemeenschap heeft vastgesteld. De rechter oordeelt dat de vermogensrechten met betrekking tot de panden zijn overgegaan naar [belanghebbende], ondanks dat de levering nog niet heeft plaatsgevonden. Hierdoor is er geen sprake meer van een gemeenschappelijk beheer en is [verzoeker] niet-ontvankelijk in zijn verzoek om HBM te ontslaan als beheerder. De proceskosten worden aan [verzoeker] opgelegd, omdat hij grotendeels in het ongelijk is gesteld.